ECLI:NL:TGZRZWO:2024:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6061

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:62
Datum uitspraak: 28-05-2024
Datum publicatie: 06-06-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6061
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klager is meerdere keren met pijnklachten bij de tandarts geweest. Volgens klager heeft de tandarts niet de juiste diagnose gesteld, waardoor hij maanden met pijn heeft rondgelopen en waardoor uiteindelijk zijn kies getrokken moest worden. Ook maakt hij de tandarts verwijten over het in rekening brengen van een consult en het niet tijdig verstrekken van een afschrift van klagers dossier. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 28 mei 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

tandarts,

destijds werkzaam in B,

verweerder, hierna ook: de tandarts,

gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1.1     Klager is meerdere keren met pijnklachten bij de tandarts geweest. Volgens klager heeft de tandarts niet de juiste diagnose gesteld, waardoor hij maanden met pijn heeft rondgelopen en waardoor uiteindelijk zijn kies getrokken moest worden. Ook maakt hij de tandarts verwijten over het in rekening brengen van een consult en het niet tijdig verstrekken van een afschrift van klagers dossier.

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 8 september 2023;
  • aanvullende bijlagen van klager, ontvangen op 22 september 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 1 december 2023;
  • aanvullende stukken (waaronder een usb-stick) van verweerder, ontvangen op

6 december 2023;

  • de reactie van klager op het verweerschrift, ontvangen op 11 december 2023;
  • het proces-verbaal van het op 26 januari 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;

2.2     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.1     De tandarts is sinds 2006 werkzaam in de praktijk in B waar hij vanaf januari

2021 mede-eigenaar is. Klager is hier in de periode van 13 april 2023 tot en met
2 augustus 2023 patiënt geweest bij de tandarts.
 

3.2      Op 13 april 2023 is klager voor het eerst bij de tandarts op consult geweest in

verband met al langer bestaande pijnklachten. De tandarts heeft hierover het volgende genoteerd:

Al 2 jaar last rechtsonder. Verschillende tandartsen en MKA geconsulteerd. Denkt achterzijde 46. Trekt richting oor. Bij warm/koud. Niet bij belasting. 46/47 gingivitis. Geen mobiliteit. Geen percussiegevoeligheid. 47 reageert gevoelig op koudetest, maar trekt vlot weer weg. 46 normaal. 47 diepe restauratie. Groepsgeleiding. Kruisbeet 46/47. Met name 46 zwaar belast. 46 balanscontact. Geen duidelijke oorzaak aan te wijzen. Advies knarsplaat. Echter niet zeker of dit klachten zal verhelpen. Uitgelegd. Afspr voor intake intra orale foto.”

3.3       Naar aanleiding van het advies van de tandarts is een afspraak gemaakt voor het aanmeten van een opbeetplaat. Klager heeft deze afspraak in eerste instantie afgezegd. Op 24 mei 2023 is klager vervolgens weer met pijnklachten bij de tandarts op consult geweest. De tandarts heeft de pijn geduid als passend bij klemmen/knarsen, mede vanwege door klager aangegeven stress. Bij onderzoek bleken de kiezen 16, 17 en 47 het meest gevoelig. Omdat geen duidelijke oorzaak voor klagers klachten was aan te wijzen, heeft de tandarts aan klager meegedeeld dat er op dat moment niets gedaan kon worden. Een parodontologische behandeling en knarsplaat zijn als veiligste opties benoemd.

3.4       Op 26 mei 2023 belde klager omdat hij nog steeds veel pijn had. Hij wilde graag een antibioticakuur, maar omdat er volgens de tandarts geen duidelijke aanwijzing was voor een ontsteking heeft hij geen kuur voorgeschreven. Wel is aan klager chloorhexidine voorgeschreven.

3.5       Diezelfde dag is klager bij de huisarts geweest. Deze heeft klager een antibioticakuur gegeven. Deze kuur is op 2 juni 2023 verlengd. Ook heeft klager toen prednison gekregen.

3.6       Uiteindelijk is de opbeetplaat alsnog aangemeten en op 8 juni 2023 geplaatst. Ook is toen gesproken over het mogelijk inslijpen van de kiezen.

3.7       Op 7 juli 2023 meldde klager dat de opbeetplaat te los zat. Hiervoor is hij op

11 juli 2023 door de tandarts gezien. Tijdens dit consult heeft de tandarts geconstateerd dat de opbeetplaat nog goed zat en dat er genoeg retentie was.

3.8       Op 2 augustus 2023 hebben klager en de tandarts elkaar voor een laatste keer gezien. Klager kwam toen verhaal halen in de praktijk over het in rekening brengen van het consult van 11 juli 2023. Daarbij heeft klager om een afschrift van zijn dossier gevraagd. Vanwege onderbezetting kon het dossier niet meteen aan klager verstrekt worden en is toegezegd dat het een dag later aan hem zou worden opgestuurd. Omdat klager niet wilde vertrekken moest tot twee keer toe de politie gebeld worden. Diezelfde middag heeft klager diverse mailtjes gestuurd over het niet verstrekken van zijn dossier en ook gedreigd met het indienen van een tuchtklacht.

3.9       Op 3 augustus 2023 is de rekening van het consult op 11 juli 2023 gecrediteerd. Ook zijn aan klager de patiëntenkaart van de praktijk van de tandarts en de foto’s opgestuurd. Op verzoek van klager heeft de tandarts vervolgens op 28 augustus 2023 ook nog de patiëntenkaarten van eerdere praktijken toegezonden.

3.10     Klager is vanwege steeds erger wordende pijnklachten op 20 augustus 2023 gezien door een spoedtandarts. Deze constateerde dat sprake was van een abces ter hoogte van kies nr. 16 (rechtsboven) en ook van een verticale barst in het midden van deze kies. In overleg met klager is de kies vervolgens verwijderd.

4. De klacht en de reactie van de tandarts

4.1       Klager verwijt de tandarts dat hij:

  1. een verkeerde diagnose heeft gesteld, met verlies van zijn kies tot gevolg;
  2. ten onrechte het consult van 11 juli 2023 in rekening heeft gebracht;
  3. niet tijdig gehoor heeft gegeven aan het verzoek van klager om een afschrift van zijn medisch dossier. 

Daarnaast heeft klager verzocht om een schadevergoeding. Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft de secretaris aan klager uitgelegd dat in een tuchtprocedure geen schadevergoeding kan worden toegekend. Klager begreep dit. Het college leidt hieruit af dat klager zijn verzoek daarmee niet langer handhaaft.

4.2     De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

De criteria voor de beoordeling

5.1       De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.


Klachtonderdeel a) een verkeerde diagnose stellen, met verlies van de kies tot gevolg

5.2     Volgens klager heeft de tandarts ten onrechte aangenomen dat knarsen/klemmen de oorzaak was van zijn klachten. Aangezien hij kno-patiënt is en altijd met zijn mond open slaapt, kan hij helemaal niet knarsen. Volgens klager heeft hij meteen aangegeven dat hij last had van zijn kaakgewricht richting de sinus. Hij neemt het de tandarts kwalijk dat hij klager niet serieus heeft genomen en miskend heeft dat er al die tijd een infectie aanwezig was.

5.3       De tandarts meent dat hem geen verwijt kan worden gemaakt. Klagers pijnklachten bestonden al jaren toen hij voor het eerst bij de tandarts op consult kwam. Er waren op dat moment geen aanwijzingen voor een ontsteking. De meest waarschijnlijke oorzaak leek klemmen/knarsen en/of overbelasting. In het belang van klager heeft de tandarts toen eerst niet invasieve behandelingen toegepast. Aanleiding voor een extractie of endodontische behandeling was er op dat moment nog niet. Dat de breuk uiteindelijk rechtsboven bleek te zitten terwijl klager zijn klachten aanvankelijk vooral rechtsonder voelde, past bij een breuk die veroorzaakt wordt door klemmen en balanscontact. De later vastgestelde breuk had zich tijdens de contacten met de tandarts nog niet gemanifesteerd. Als dit wel het geval zou zijn geweest, zou de uitkomst volgens de tandarts hetzelfde zijn geweest, namelijk extractie van de kies.

5.4       Het college kan de tandarts volgen in zijn beoordeling dat klemmen/knarsen dan wel overbelasting de meest waarschijnlijke oorzaak voor de pijnklachten was. Een andere oorzaak werd bij onderzoek niet gevonden. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat tijdens de contacten met de tandarts al sprake was van een zichtbare breuklijn dan wel abces. De tandarts heeft hierover tijdens het mondeling vooronderzoek terecht opgemerkt dat een abces snel kan ontstaan wanneer de kies eenmaal daadwerkelijk gebroken is. Dit was echter nog niet het geval toen klager door hem werd gezien. De door de tandarts ingezette behandeling is dan ook navolgbaar en getuigt er naar het oordeel van het college ook van dat de tandarts klager wel degelijk serieus heeft genomen. Het college snapt dat klager dit anders ervaart omdat de pijnklachten bleven aanhouden. Dit betekent echter niet dat de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat het door zijn handelen komt dat de kies uiteindelijk getrokken moest worden.

Klachtonderdeel a is hiermee kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b) ten onrechte in rekening brengen van een consult
5.5       Volgens klager was door de balie-assistente aan hem toegezegd dat het consult van 11 juli 2023 niet in rekening gebracht zou worden, omdat dit onder nazorg viel.

5.6       De tandarts heeft in reactie hierop verklaard dat hij het consult in rekening heeft gebracht omdat de retentie van de opbeetplaat goed was en hij veel tijd en aandacht aan klager heeft moeten besteden. Hij was op dat moment niet op de hoogte van een toezegging door de balie-assistente. Vanwege de begrijpelijke verwarring hierover bij klager is er voor gekozen om de factuur te crediteren, aldus de tandarts.

5.7       Het college is van oordeel dat, hoewel het beter was geweest indien de factuur niet was verstuurd, het wel versturen van die factuur in dit geval onvoldoende is voor een tuchtrechtelijk verwijt. Daarbij neemt het college in het bijzonder in aanmerking dat de tandarts de factuur heeft gecrediteerd, meteen de dag nadat klager zijn ongenoegen daarover heeft geuit. De tandarts heeft daarmee op dit punt gehoor gegeven aan het verzoek van klager om het consult van 11 juli 2023 niet in rekening te brengen.  

Ook klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) niet tijdig gehoor geven aan klagers verzoek om afgifte van het dossier

5.8       Dit verwijt is niet terecht. Zoals uit het dossier blijkt, heeft klager op
2 augustus 2023 gevraagd om zijn dossier. Vanwege onderbezetting kon toen niet direct gehoor worden gegeven aan zijn verzoek en is het dossier een dag later alsnog aan hem opgestuurd. Dit betrof het dossier van de praktijk van de tandarts zelf. Op klagers verzoek zijn later (op 28 augustus 2023) ook nog de patiëntenkaarten van eerdere praktijken aan hem opgestuurd. Naar het oordeel van het college is dit tijdig en is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de tandarts deze patiëntenkaarten niet direct had meegezonden.

Dit betekent dat ook klachtonderdeel c kennelijk ongegrond is.

Slotsom

5.9       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht

kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 28 mei 2024 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, M.E. Geertman en J.W. Prakken, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.D. Moeke, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter

 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.