ECLI:NL:TGZRZWO:2024:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6288

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:61
Datum uitspraak: 28-05-2024
Datum publicatie: 06-06-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6288
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Bij klager werd in het verleden de diagnose Lewy body dementie gesteld. Klager verwijt de huisarts dat deze door is gegaan met het uitschrijven van medicatie voor Lewy body dementie, nadat duidelijk werd dat deze diagnose onjuist was. Klager verwijt de huisarts ook dat hij hiervoor nooit schriftelijk zijn excuus heeft aangeboden. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat de huisarts ten aanzien van de voorgeschreven en/of herhaalde medicatie onzorgvuldig heeft gehandeld. Een (schriftelijk) excuus was niet nodig. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 28 mei 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

gemachtigde: C, echtgenote van klager,

tegen

D, huisarts,

destijds werkzaam in B,

verweerder, hierna ook: de huisarts.

1. De zaak in het kort

1.1     Bij klager werd in het verleden de diagnose Lewy body dementie gesteld. Klager verwijt de huisarts dat deze door is gegaan met het uitschrijven van medicatie voor Lewy body dementie, nadat duidelijk werd dat deze diagnose onjuist was. Klager verwijt de huisarts ook dat hij hiervoor nooit schriftelijk zijn excuus heeft aangeboden.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1     Het college beschikt over de volgende (proces)stukken:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 3 oktober 2023;
  • de brief van de secretaris aan klager van 19 oktober 2023;
  • de e-mail van klager van 23 oktober 2023 met als bijlage een mp4-bestand;
  • het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 24 oktober 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 22 november 2023;
  • de brief van de secretaris van 5 december 2023 aan de huisarts met het verzoek het complete dossier toe te sturen;
  • de e-mail van de huisarts van 18 december 2023;
  • de op 8 januari 2024 ontvangen repliek van de zijde van klagers.

2.2     De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.1       Klager had al jaren veel lichamelijke en mentale klachten. In 2018 vond specialistische beoordeling van (een deel van) zijn klachten plaats. Uit neuropsychologisch onderzoek kwam een mogelijke Lewy body dementie naar voren. Klager werd door de neuroloog van het E voor een second opinion naar het F verwezen. De afspraken hiervoor werden afgezegd door klager.

3.2       Op 10 september 2020 verwees de huisarts klager naar de afdeling geriatrie van het E met het verzoek om een geriatrische screening van klager, bekend met Lewy body. De huisarts vermeldde daarbij dat klager de nodige medicatie gebruikte die de huisarts het liefst afgebouwd zou zien. Het probleem was de emotionele labiliteit, auditieve hallucinaties en terugkerende buikpijn gebaseerd op coprostase, aldus de huisarts in zijn verwijzing.

3.3       In oktober 2020 was klager opgenomen op de afdeling geriatrie van het E. De huisarts werd onder andere geadviseerd wegens polyfarmacie de psychofarmaca, fentanyl en prednison af te bouwen, eventueel in samenwerking met ouderenpsychiatrie.

3.4       Eind 2020 verzocht de huisarts de neuroloog van het E om een herbeoordeling wegens twijfel over de diagnose Lewy body. Daarbij werd de kanttekening gemaakt dat het beeld, in voorkomen met klagers tremor, parkinsonistisch aandeed. De echtgenote van klager dacht dat hiervan sprake was. De neuroloog sprak hierop op 10 februari 2021 telefonisch met de echtgenote van klager. In overleg met klager werd een DaT-scan aangevraagd in combinatie met een afspraak voor een klinische beoordeling. De DaT-scan was normaal, waarbij geen aanwijzingen waren voor presynaptisch dopaminerge defect. De afspraak voor de klinische beoordeling werd door (de echtgenote van) klager afgezegd met het verzoek de uitslag van de DaT-scan via de huisarts te krijgen.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1     Klager verwijt de huisarts dat hij:

  1. ten onrechte is doorgegaan met het uitschrijven van medicatie in verband met Lewy body dementie, ook nadat duidelijk werd dat deze diagnose niet juist was;
  2. wel mondeling maar niet schriftelijk zijn excuus heeft aangeboden.

De secretaris heeft klager in haar brief van 19 oktober 2023 onder meer gevraagd te verduidelijken welke diagnose bedoeld werd en welke medicatie ten onrechte zou zijn voorgeschreven. Hierop heeft klager aangegeven dat het ging om de in 2018 gestelde diagnose Lewy body en dat daarop “allerlei medicijnen” zijn uitgeschreven. Nadat in 2019 duidelijk werd dat de diagnose onjuist was, is de huisarts doorgegaan met het uitschrijven van medicatie voor Lewy body, aldus klager. 

4.2     De huisarts voert aan dat hij als huisarts niet de diagnose Lewy body dementie stelt of in verband hiermee medicatie initieert. De huisarts heeft klager verwezen naar en gaat uit van de expertise van de neuroloog. De door de neuroloog geïnitieerde medicatie is door de huisarts voortgezet als herhaalmedicatie. Het is aan de specialist de medicatie te evalueren. De huisarts voegt daaraan nog toe dat er geen reden voor hem was excuses aan te bieden. Hij heeft dit dan ook niet gedaan, ook niet mondeling. De secretaris heeft de huisarts in haar brief van 5 december 2023 verzocht om aan te geven welke medicatie verband hield met de diagnose Lewy body dementie. De huisarts heeft hierop laten weten dat galantamine het medicijn is dat door de neuroloog is voorgeschreven in verband met deze diagnose. 

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

De criteria voor de beoordeling

5.1     De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) doorgaan met uitschrijven medicatie nadat diagnose onjuist bleek
5.2     Uit de beperkt beschikbare informatie blijkt dat in ieder geval bij een herbeoordeling in 2018 uit een neuropsychologisch onderzoek een mogelijke Lewy body dementie naar voren kwam (bron: brief neuroloog 11 maart 2021). In verband met deze diagnose werd galantamine voorgeschreven. Aangenomen moet worden dat deze medicatie door de behandelend specialist is voorgeschreven en door de huisarts is herhaald. Zoals de huisarts terecht aanvoert is galantamine een medicijn dat niet door een huisarts wordt gestart maar door een specialist. De huisarts zal genoemde medicatie wel als (herhaal)recept uitschrijven. Dat de huisarts de door de specialist voorgeschreven medicatie heeft herhaald is niet onzorgvuldig.


5.3     Uit de beschikbare stukken blijkt niet dat de diagnose Lewy body dementie in 2019 is vervallen zoals klager stelt. Wel is duidelijk dat de huisarts eind 2020 - vermoedelijk op aangeven van klagers echtgenote - aan de neuroloog heeft gevraagd klager in 2021 uit te nodigen wegens twijfel over de diagnose Lewy body dementie. Op dat moment was de diagnose Lewy body dementie dus in ieder geval nog niet verworpen. Op verzoek van klager is er na deze verwijzing slechts een telefonisch contact geweest met de neuroloog en is een DaT-scan gemaakt. Dat de diagnose Lewy body vervolgens is verworpen en het (medicatie)beleid is aangepast blijkt niet uit de brief van de neuroloog van 11 maart 2021. Dat de huisarts – al dan niet op eigen initiatief – de galantamine had moeten staken omdat de diagnose Lewy body verworpen was, kan dan ook ook niet worden vastgesteld.


5.4     Uit de stukken kan voorts worden afgeleid dat klager vanwege verschillende medische problemen veel medicatie gebruikte. Het gebruik van dergelijke medicatie kan nieuwe klachten geven. Uit de stukken blijkt dat de huisarts hier oog voor heeft gehad. Op 10 september 2020 heeft de huisarts klager verwezen naar de klinisch geriater met het verzoek om een geriatrische screening met aandacht voor de (vele) medicatie. Dat de huisarts ten aanzien van de voorgeschreven en/of herhaalde medicatie onzorgvuldig heeft gehandeld, heeft het college niet kunnen vaststellen.


5.5     Uit het voorgaande volgt dat dit klachtonderdeel niet kan slagen.

Klachtonderdeel b) het uitblijven van schriftelijke excuses
5.6     In 5.2 tot en met 5.5 is overwogen dat - kort gezegd - niet is gebleken dat de huisarts ten aanzien van de voorgeschreven (herhaal)medicatie een verwijt kan worden gemaakt. Alleen al hierom was een (schriftelijk) excuus niet nodig. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel niet slaagt.

Slotsom
5.7     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 28 mei 2024 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, R.J. Wolters en A.H.M. van den Nieuwenhof, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.