ECLI:NL:TGZRZWO:2024:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6671

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:54
Datum uitspraak: 13-05-2024
Datum publicatie: 17-05-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6671
Onderwerp: Onzorgvuldige dossiervorming
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht gaat over een consult van de elf maanden oude zoon van klagers op het consultatiebureau. De verpleegkundige had zorgen over de ontwikkeling van de zoon van klagers en heeft een arts gevraagd mee te kijken. Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij onjuiste en/of irrelevante informatie in het dossier heeft opgenomen, onjuiste feitelijke informatie deelt met collega’s, feitelijke informatie uit het dossier heeft weggehouden en dat zij het dossier nog heeft bijgewerkt toen de zorg al was overgedragen. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 13 mei 2024 op de klacht van:

A, (verder te noemen: vader),

en

B, (verder te noemen: moeder),

wonende in C,

klagers,

tegen

D, verpleegkundige,

destijds werkzaam in E,

verweerster, hierna ook: de verpleegkundige,

gemachtigde: mr. A.G. Schouwink, advocaat te Enschede.

1. De zaak in het kort

1.1     De klacht gaat over een consult op 22 december 2022 van F, de zoon van klagers, op het consultatiebureau. F was op dat moment ruim elf maanden oud. De verpleegkundige had zorgen over de ontwikkeling van F en heeft een arts gevraagd mee te kijken. Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij onjuiste en/of irrelevante informatie in het dossier heeft opgenomen, onjuiste feitelijke informatie deelt met collega’s, feitelijke informatie uit het dossier heeft weggehouden en dat zij het dossier van F nog heeft bijgewerkt toen de zorg voor F al was overgedragen.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 november 2023;
  • het verweerschrift met de bijlage, ontvangen op 9 februari 2024.
     

2.2     De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.1       In een e-mail van 8 december 2022 verzocht de kinderopvang van F met toestemming van klagers of de verpleegkundige een observatie van F wilde doen op het kinderdagverblijf.

3.2       Op 22 december 2022 is F, begeleid door zijn vader, op het spreekuur op het consultatiebureau geweest.

3.3       Na uitvoering van de gebruikelijke metingen door de assistente werd F gezien door een stagiaire en de verpleegkundige. In het dossier werd als observatie van de verpleegkundige genoteerd dat F heel dromerig keek. Ook werd genoteerd: “G. liet alles een beetje gelaten overkomen”.
 

3.4       Vanwege zorg over de groei en ontwikkeling van F vroeg de verpleegkundige een arts om mee te kijken. Deze adviseerde tijdens het consult fysiotherapie aan huis. Na het consult overlegde zij met een collega en adviseerde zij – alsnog – verwijzing naar een kinderarts. Zij besprak dit telefonisch met moeder.

3.5       In een e-mail van 27 december 2022 aan de kinderopvang met een cc aan de verpleegkundige, schreef vader dat de verpleegkundige F kon observeren onder de voorwaarde dat de observatiegegevens niet zouden worden verwerkt in de systemen van de GGD en niet zouden worden gedeeld en/of besproken met professionals binnen of buiten de GGD. 

3.6       In een e-mail van 9 januari 2023 liet de verpeegkundige weten dat de observatie niet door zou gaan omdat geen zorg kon worden verleend zonder de bevindingen daarvan vast te leggen in het dossier.

3.7       Vanwege een klacht van klagers bij de GGD werd op 18 januari 2023 het kinddossier van F aan hen verstrekt. Daarin was de passage “G. liet alles een beetje gelaten overkomen” weggelakt.

3.8       In het kader van een (tucht)klacht tegen de betrokken arts werd de verpleegkundige gevraagd een verklaring over het consult op 22 december 2022 op papier te zetten. De verpleegkundige heeft op 6 april 2023 aan het dossier toegevoegd:

“F kwam met vader op het 11 maanden consult en werd onder de arm van vader getild.”

4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige

4.1     Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij:

  1. informatie in het dossier heeft opgenomen die niet juist en/of niet relevant is;
  2. feitelijk onjuiste informatie deelt met collega’s;
  3. feitelijke informatie weg houdt uit het dossier.

4.2     Klagers lichten toe dat de informatie dat vader alles een beetje gelaten over zich heen liet komen niet relevant was. Ook vragen klagers zich af waarom werd gekozen voor de formulering “gelaten” en niet voor “rustig”. De verpleegkundige heeft bij de arts aangegeven dat bij F sprake was van geelheid, terwijl een verpleegkundige niet competent is in het vaststellen van geelheid bij een kind van twaalf maanden dat borstvoeding krijgt. De observatie dat vader het kind onderhands droeg is pas later in het dossier genoteerd en bovendien onjuist, F werd liggend op de rechterarm gedragen.

4.3     De verpleegkundige heeft het college verzocht klagers niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Zij stelt dat de klachten onvoldoende duidelijk zijn en geen betrekking hebben op gedragingen die onder de tuchtnormen in de gezondheidszorg vallen. Bovendien heeft de klacht voor een deel betrekking op gedragingen van de arts. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de verpleegkundige het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

4.4     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

Ontvankelijkheid

5.1     Het klaagschrift voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden. Klagers kunnen als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt en het handelen waarover wordt geklaagd valt onder de (eerste) tuchtnorm als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Klagers zijn dan ook ontvankelijk. Het college zal de klacht hieronder inhoudelijk bespreken.

De criteria voor de beoordeling

5.2     De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Onjuiste en/of irrelevante informatie in het dossier

5.3     In artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de hulpverlener in het dossier aantekeningen maakt van de gegevens over de gezondheid van de patiënt en de daarvoor gedane verrichtingen en dat hij andere gegevens opneemt voor zover dat voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is.

5.4     De verpleegkundige heeft van het consult – onder meer – genoteerd dat vader alles een beetje gelaten over zich heen liet komen. Uit het klaagschrift blijkt dat klagers deze passage niet relevant vinden en dat zij ook bezwaar hebben tegen het gebruik van het woord “gelaten” in plaats van “rustig”.

5.5     Het college overweegt dat het aan een zorgverlener is af te wegen wat hij wel en niet noteert naar aanleiding van een consult. De verpleegkundige heeft de manier waarop vader reageerde op de zorgen over F relevant gevonden en er een notitie van gemaakt. Dit was niet onzorgvuldig. De vraag of ouders zich veel of juist weinig zorgen maken in een situatie waarin een baby achter lijkt te blijven in groei en ontwikkeling kan voor het vervolg van de zorgverlening wel degelijk relevant zijn. Ouders kunnen de zorgverlening namelijk uitleggen waarom er volgens hen wel of geen reden is tot zorg. Ook is het zo dat zorgverlening en ouders idealiter samen op zoek gaan naar wat passend is voor deze baby. Weten hoe ouders erin staan kan de communicatie vergemakkelijken.

5.6     Dat de verpleegkundige in haar notitie heeft gekozen voor het woord “gelaten” in plaats van “rustig” is evenmin onzorgvuldig. De verpleegkundige heeft dit woord gekozen als omschrijving van haar waarneming van de reactie van vader. Niet gebleken is dat dit woord niet bij deze waarneming paste.

5.7      Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.    


Onjuiste informatie delen met collega’s

5.8     Bij de onderbouwing van dit klachtonderdeel wijzen klagers erop dat door de verpleegkundige tegen de arts zou zijn gezegd dat F geel zag. Zij had F echter niet onderzocht en bovendien is een verpleegkundige ook niet bevoegd om geelheid vast te stellen bij een zuigeling, aldus klagers. Ook wijzen klagers op de notitie dat vader F onderhands droeg. Deze notitie is volgens klagers onjuist en bovendien veel later aan het dossier toegevoegd.

5.9     Het college is van oordeel dat een verpleegkundige een signalerende functie heeft. Als een verpleegkundige op basis van haar visuele observatie vermoedt dat sprake is van geelzucht is dat belangrijke informatie. Dat de verpleegkundige deze observatie vervolgens gedeeld heeft met de arts is zorgvuldig. De arts kan hier vervolgens bij haar onderzoek aandacht aan besteden. Zelfs als later zou blijken dat de arts het vermoeden van de verpleegkundige niet zou delen, zou van het verwijtbaar delen van onjuiste informatie geen sprake zijn.

5.10     De notitie dat vader F onderhands droeg is (veel) later toegevoegd aan het dossier. Dat is een ongelukkige gang van zaken, vooral omdat de notitie werd toegevoegd toen duidelijk was dat een klacht was ingediend tegen de arts. Daar staat tegenover dat altijd duidelijk is geweest dat het om een later toegevoegde notitie ging. Ook is van belang dat de verpleegkundige door de organisatie werd geadviseerd deze observatie alsnog in het dossier op te nemen en niet in een aparte verklaring. Dat klager een andere herinnering heeft aan hoe hij F op het bewuste moment droeg, betekent niet dat de door de verpleegkundige genoteerde waarneming onjuist was. Van het delen van onjuiste informatie is dan ook niet gebleken. Ook de wijze waarop deze informatie in het dossier is opgenomen is, hoewel ongelukkig, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.11     Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.


Feitelijke informatie weghouden uit het dossier

5.12     Klagers hebben ter onderbouwing van dit klachtondereel aangevoerd dat op

18 januari 2022 een kinddossier is verstrekt waarin de passage dat vader alles een beetje gelaten over zich heen liet komen was weggelakt. Klagers stellen verder aan de orde dat in het kinddossier niet is opgenomen dat een verzoek was gedaan om observatie van F op het kinderdagverblijf. Klagers vinden dat opmerkelijk omdat de observatie alleen kon doorgaan als deze in het kinddossier zou worden geregistreerd. De verpleegkundige voert aan dat zij niet betrokken is geweest bij het verstrekken van het dossier en het weglakken van passages. Verder voert zij aan dat de observatie niet door is gegaan en dat zij er daarom voor kon kiezen de informatie over het verzoek om observatie ook niet in het dossier op te nemen.  

5.13     Zoals hiervoor onder 5.2 is overwogen geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen. Klagers hebben niet onderbouwd dat de verpleegkundige betrokken is geweest bij het afgeven van het dossier of bij het weglakken van de bewuste passage. Nu de verpleegkundige deze betrokkenheid bestrijdt en in het dossier geen aanwijzingen te vinden zijn die aanleiding zouden moeten geven tot twijfel aan deze verklaring, zal het college daarvan uit gaan. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel niet kan slagen.

5.14     Het college is van oordeel dat door de eis van klagers de observatiegegevens niet te verwerken in het dossier van F, de observatie feitelijk niet kon worden uitgevoerd. Het observeren van F zonder daarvan aantekeningen te maken zou namelijk in strijd zijn met artikel 7:454 Burgerlijk Wetboek. De verpleegkundige had in het kinddossier kunnen noteren dat een observatie was gevraagd maar niet kon worden uitgevoerd. Zij hoefde dit echter niet te doen aangezien de observatie uiteindelijk niet door is gegaan.

5.15     Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel niet slaagt.


Slotsom

5.16     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 13 mei 2024 door F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter,
G.C. van der Weerd, en J. Tiersma, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door

M. Keukenmeester, secretaris.

secretaris                                                                               voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.