ECLI:NL:TGZRZWO:2024:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6381

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:53
Datum uitspraak: 13-05-2024
Datum publicatie: 17-05-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6381
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager verblijft in een TBS-kliniek. De psychiater heeft een second opinion uitgebracht in het kader van het voornemen te starten met een gedwongen behandeling met medicatie. Klager verwijt de psychiater dat hij niet onafhankelijk was, dat zijn conclusies onvoldoende zijn onderbouwd en dat hij het voorstel van de behandelend psychiater heeft bevestigd zonder dit te toetsen. Het college komt tot het oordeel dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 13 mei 2024 op de klacht van:

A,

verblijvende in B,

klager,

tegen

H, psychiater,

destijds werkzaam te B,

verweerster, hierna ook: de psychiater,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema MBA, werkzaam voor VvAA Legal te Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1     Klager verblijft op basis van een opgelegde TBS met dwangverpleging in D. De psychiater heeft een second opinion uitgebracht in het kader van het voornemen te starten met een gedwongen behandeling met medicatie. Klager verwijt de psychiater dat hij niet onafhankelijk was, dat zijn conclusies onvoldoende zijn onderbouwd en dat hij het voorstel van de behandelend psychiater heeft bevestigd zonder dit te toetsen.

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en verklaart de klacht kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 9 oktober 2023;
  • het aanvullend klaagschrift, ontvangen op 12 oktober 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 11 december 2023;

2.2     De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. De klacht hangt samen met door klager ingediende klachten tegen een (andere) psychiater (Z2023/6380) en twee gz-psychologen (Z2023/6293 en Z2023/6379). In deze zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.
 

3. De feiten

3.1       In verband met een opgelegde TBS-maatregel verbleef klager aanvankelijk in E. Na het vastlopen van de behandeling aldaar volgde een tweede behandelpoging in D.

3.2       Op 26 september 2023 werd de psychiater verzocht een second opinion te geven over het starten van een a-dwangbehandeling (behandeling met medicatie onder dwang). Bij het verzoek zat onder meer een uittreksel van het behandelplan.

3.3       Het uittreksel van het behandelplan bevatte onder meer een beschrijving van de voorgeschiedenis van klager en de (DSM V) diagnose. Deze diagnose luidde:

“Hoofddiagnose: Persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken (sluit uit: borderline trekken).

Stoornis in cannabisgebruik, matig tot ernstig (ernstmaat nader te specificeren) in vroege remissie in een gereguleerde omgeving.

Ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis” .

3.4       In het uittreksel van het behandelplan staat verder – kort weergegeven – dat het behandeltraject stagneert omdat klager vanwege zijn achterdocht niet deelneemt aan de behandeling. Beschreven wordt dat bij behandeling van de psychotische stoornis de oorzaak van het niet deelnemen zal verminderen en de verwachting is dat klager deel kan nemen aan de behandeling.

3.5       In het kader van de second opinion werd klager op 27 september en 4 oktober 2023 gezien door de psychiater. De psychiater sprak ook met de behandelend psychiater en verrichtte dossieronderzoek. De psychiater concludeerde dat het inzetten van dwangmedicatie geïndiceerd was ter afwending van het interne gevaar maar ook om verdere stagnatie in de behandeling van klager te voorkomen, en andere ingezette middelen onvoldoende effectief waren gebleken.   

4. De klacht en de reactie van de psychiater

4.1     Klager verwijt de psychiater dat:

  1. hij niet als een onafhankelijk psychiater kan worden aangemerkt omdat hij veelvuldig werkt voor D en hij door D betaald wordt;
  2. dat zijn conclusies onvoldoende zijn onderbouwd;
  3. dat hij het voorstel van de behandelend psychiater heeft overnomen zonder dit te toetsen.

4.2     De psychiater is van mening dat de klacht ongegrond is.  

4.3    Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

De criteria voor de beoordeling

5.1     De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen.

Klachtonderdeel a. onafhankelijkheid psychiater

5.2     Vaststaat dat de psychiater niet als behandelaar bij de behandeling van klager betrokken was. Daarmee was hij voldoende onafhankelijk voor het afgeven van een second opinion over een zogenoemde a-dwangbehandeling. Er is geen regel die bepaalt dat de psychiater die de second opinion geeft niet werkzaam mag zijn in dezelfde inrichting als de behandelend psychiater. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b. onderbouwing conclusies en c. overnemen conclusies behandelaar

5.3     De psychiater mocht bij zijn beoordeling uitgaan van de beschikbare (dossier)informatie en de (eigen) indrukken naar aanleiding van de gesprekken met klager. Het college is van oordeel dat de psychiater op grond van de beschreven beschikbare informatie én de beschreven gesprekken met klager kon uitgaan van het bestaan van een psychotische stoornis. Ook heeft de psychiater deugdelijk gemotiveerd dat en waarom de beschikbare informatie en de verkregen eigen indruk van klager leidde tot de conclusie dat dwangmedicatie noodzakelijk was om verdere stagnatie in de behandeling te voorkomen. Dat klager meent dat een psychotische stoornis niet aan de orde is, is door de psychiater bij de second opinion betrokken en leidt niet tot een ander oordeel. Dat betekent dat klachtonderdelen b en c niet slagen.

5.4     De slotsom is dat de klacht in zijn geheel kennelijk ongegrond is.
 

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 13 mei 2024 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, T.P. Waning en T.S. van der Veer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.