ECLI:NL:TGZRZWO:2024:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6379
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2024:50 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-05-2024 |
Datum publicatie: | 17-05-2024 |
Zaaknummer(s): | Z2023/6379 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een gz-psycholoog. Klager werd op basis van een opgelegde TBS met dwangverpleging opgenomen in een TBS-kliniek. De gz-psycholoog is als supervisor betrokken geweest bij het door een basispsycholoog uitgevoerde instroomonderzoek. Klager is het niet eens met de gestelde diagnose “ongespecificeerde schizofrenie” en vindt dat de gz-psycholoog als supervisor voor deze diagnose verantwoordelijk is. Het college komt tot het oordeel dat de gz-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en verklaart de klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 13 mei 2024 op de klacht van:
A,
verblijvende in B,
klager,
tegen
K, gz-psycholoog,
destijds werkzaam in J,
verweerster, hierna ook: de gz-psycholoog,
gemachtigde: mr. H. Vorsselman, advocaat te Groningen.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager werd op basis van een opgelegde TBS met dwangverpleging, in juli 2021 opgenomen in E. De gz-psycholoog is als supervisor betrokken geweest bij het door een basispsycholoog uitgevoerde instroomonderzoek. Klager is het niet eens met de gestelde diagnose “ongespecificeerde schizofrenie” en vindt dat de gz-psycholoog als supervisor voor deze diagnose verantwoordelijk is.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de gz-psycholoog niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld en verklaart de klacht kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 10 oktober 2023;
- de brief van de secretaris van 23 oktober 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 oktober 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 december 2023;
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek).
Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren. De klacht hangt samen met door klager ingediende klachten tegen een gz-psycholoog
(Z2023/6293) en twee psychiaters (Z2023/6380 en Z2023/6381). In deze zaken wordt gelijktijdig
uitspraak gedaan.
3. De feiten
3.1 In verband met een opgelegde TBS-maatregel werd klager in juli 2021 opgenomen in E.
3.2 Op 27 september 2021 werd besproken dat de kernproblematiek van klager nog niet helder was en dat verder onderzoek naar klagers intelligentie, psychisch functioneren (heden en verleden) en de persoonlijkheid prioriteit had. Klager had aangegeven dat hij gemotiveerd mee zou werken aan het diagnoschisch onderzoek. Klager zou toestemming worden gevraagd informatie op te vragen bij hulpverlenende instanties/huisarts en familie van klager.
3.3 Een basispsycholoog voerde het instroomonderzoek uit. De gz-psycholoog was als supervisor bij het instroomonderzoek betrokken.
3.4 In mei 2022 werd de rapportage van het instroomonderzoek afgerond. Bij de rapportage was gebruik gemaakt van dossiergegevens, zoals een tweetal Pro Justitia rapportages, het (straf)vonnis en de indicatiestelling TBS. Ook werd gebruik gemaakt van informatie die met toestemming van klager werd verkregen, maar die na intrekking van de toestemming van klager niet aan het dossier werd toegevoegd. Heteroanamnese vond niet plaats. In eerste instantie vanwege een miscommunicatie in de planning, later omdat klager zijn toestemming hiervoor introk. Verder werd door middel van (diagnostische) tests onderzoek gedaan naar intelligentie en persoonlijkheid. Tot slot is gebruik gemaakt van observaties op de afdeling, indrukken tijdens testafname en klinische indrukken.
3.5 In de conclusie van het instroomonderzoek wordt bij beschrijvende diagnose onder meer vermeld dat er sprake lijkt te zijn van psychotische kwetsbaarheid waarvan de aard onduidelijk blijft bij gebrek aan informatie. Als DSM V classificatie werd opgenomen:
- Hoofddiagnose: Persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken (sluit uit: borderline trekken)
- Stoornis in cannabisgebruik, matig tot ernstig (ernstmaat nader te specificeren) in vroege remissie in een gereguleerde omgeving
- Ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
4. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
4.1 Klager verwijt de gz-psycholoog dat onder haar supervisie en verantwoordelijkheid de volgens hem onjuiste diagnose “ongespecificeerde schizofrenie” in de instroomrapportage is opgenomen.
4.2 De gz-psycholoog vindt dat de (differentiaal) diagnostische overwegingen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en onderbouwd. Zij verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de gz-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gz-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de gz-psycholoog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
5.2 De conclusies van het instroomonderzoek zijn gebaseerd op de beschreven voorgeschiedenis en levensloop, eerder gedaan (Pro Justitia) onderzoek, psychodiagnostisch onderzoek en (klinische) observaties (door onderzoeker en de mentor van klager). In de rapportage is duidelijk en overzichtelijk beschreven van welke informatie gebruik is gemaakt. Ook is inzichtelijk beschreven en voldoende onderbouwd waarom (vooralsnog) uitgegaan werd van een psychotische kwetsbaarheid en dat de aard daarvan wegens gebrek aan informatie onduidelijk is gebleven. De beschrijvende diagnose is voldoende onderbouwd en zorgvuldig geformuleerd. In de classificerende diagnose is de voorzichtigheid ten aanzien van de juistheid van de classificatie “ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis” niet tot uitdrukking gebracht. Het was beter geweest als dit wel gebeurd was. Dit had mogelijk onduidelijkheid bij klager kunnen voorkomen. De voorzichtigheid ten aanzien van de (mogelijke) psychotische gevoeligheid van klager komt echter wel duidelijk uit de beschrijvende diagnose naar voren. Dat de classificatie beter minder stellig had kunnen worden genoteerd is onder deze omstandigheden onvoldoende voor het oordeel dat de gz-psycholoog tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3 De slotsom is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 13 mei 2024 door P.A.H. Lemaire, voorzitter,
L.P.T. Raijmakers en M. Mostert-Uijterwijk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
M. Keukenmeester, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.