ECLI:NL:TGZRZWO:2024:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6221

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:45
Datum uitspraak: 24-04-2024
Datum publicatie: 25-04-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6221
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een GZ-psycholoog. Klagers hebben zich aangemeld bij het Regionaal Expertiseteam Jeugd met een hulpvraag voor hun minderjarige dochter. De GZ-psycholoog maakte onderdeel uit van dit expertiseteam. Klagers verwijten de GZ-psycholoog dat zij de casus van hun dochter heeft vertraagd en hun wensen onvoldoende heeft gerespecteerd. Daarnaast verwijten klagers de GZ-psycholoog dat zij ten onrechte officiële onderzoekrapporten niet heeft erkend. De GZ-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 24 april 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klagers,

tegen

C,

GZ-psycholoog,

werkzaam in D,

verweerster, hierna ook: de GZ-psycholoog,

gemachtigde: mr. P.J. Klein Gunnewiek, advocaat te Utrecht.

1. De zaak in het kort
 

1.1     Klagers hebben zich aangemeld bij G met een hulpvraag voor hun minderjarige dochter. De GZ-psycholoog maakte onderdeel uit van G. Klagers verwijten de GZ-psycholoog dat zij de casus van hun dochter heeft vertraagd en hun wensen onvoldoende heeft gerespecteerd. Daarnaast verwijten klagers de GZ-psycholoog dat zij ten onrechte officiële onderzoekrapporten niet heeft erkend.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure
 

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 25 september 2023;
  • de brief van de secretaris van 10 oktober 2023;
  • het aanvullende klaagschrift, per e-mail ontvangen op 18 oktober 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • e-mails van klagers met geluidsbestanden, ontvangen op 11 januari 2024;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 19 januari 2024;
  • een e-mail van klagers, ontvangen op 24 januari 2024.
     

2.2     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten
 

3.1  Uit de stukken haalt het college, voor zover relevant voor de beoordeling van de klacht, de volgende feiten en omstandigheden.

Klagers zijn ouders van hun negenjarige dochter E (hierna: dochter). Klagers hebben de casus van hun dochter op 30 augustus 2021 aangemeld bij G met het verzoek hen met spoed te helpen, omdat zij aanliepen tegen (financierings)problemen rondom school en dagbesteding voor hun dochter. De GZ-psycholoog maakte onderdeel uit van G.

Klagers wensten interventie van G vanwege de ontstane (zorg) situatie rondom hun dochter, die op dat moment niet naar school ging. Klagers waren op zoek naar passende dagbesteding en andere faciliteiten. In hun zoektocht en contact met de gemeente liepen klagers tegen financieringsproblemen aan.

3.2  Nadat klagers om meer informatie werd verzocht omtrent de situatie, is er een afspraak gepland voor een overleg op 20 september 2021. De GZ-psycholoog was bij dit overleg niet aanwezig. Er stond een afspraak voor een IQ-test gepland voor de dochter op 5 november 2021. Echter, uit de e-mail van G van 23 september 2021 volgt dat deze afgezegd moest worden. Reden die hiervoor genoemd werd in deze e-mail is dat G afweegt hoe/wanneer en welke testen goed zijn om in te zetten bij de dochter. Het idee is om zo mogelijk twee testen af te nemen: één verbaal en één non-verbaal. Zo kan gezien worden waar het anders gaat in de taalontwikkeling. Deze vorm was niet mogelijk in de geplande afspraak.

3.3  Op 1 november 2021 was er wederom een overleg met klagers en G. Hierbij was de GZ-psycholoog wel aanwezig, en zij gaf uitleg over het CHC-model van intelligentie en het verschil tussen een WISC-V en een IDS-2 onderzoek. Op 8 november 2021 volgde het eerste advies van G. Uit dit advies kwam naar voren dat er op het cognitieve gebied een zwakte werd gezien op het gebied van de taal en er werd geadviseerd het onderzoek IDS-2 af te nemen. Dit onderzoek brengt zowel de cognitieve als andere ontwikkelingsfuncties in kaart, zoals motoriek, sociale cognitie, schoolontwikkeling, executieve functies. Klagers verzochten hierop om een nadere toelichting over de noodzaak van een IDS-2 onderzoek.

3.4  Op 9 december 2021 vond er een overleg plaats met klagers en G. De GZ-psycholoog was hierbij aanwezig. Mondeling werd toegezegd dat het advies van G werd aangepast in die zin dat dat een indicatie voor een SON-60-40 werd afgegeven, nu dit onderzoek de taalcomponent uitsluit. Daarnaast gaf het G team een indicatie voor een WISC-V onderzoek nu dit een vereiste was voor toelating tot de door ouders gewenste school.

3.5  In januari en februari 2022 hebben klagers en G nog diverse keren contact gehad, omdat de ouders wensten dat het advies werd aangepast. Een gepland onderzoek bij H op 25 maart 2022 werd in februari geannuleerd. Klagers kwamen vervolgens in contact met F, waar dagbesteding voor hun dochter kon worden afgenomen. Zij vroegen G dit te ondersteunen, waarop G heeft laten weten achter het eerder gegeven advies te blijven staan. Op 11 maart 2022 werd het advies door G nog een keer uiteengezet en op 17 maart 2022 is de concrete opdracht voor het gebiedsteam verzonden.

3.6  Enige tijd later, op 17 april 2023, zochten klagers weer contact met G in verband met beëindiging van zorg door F en verzochten om een gesprek. Bij e-mail van 3 mei 2023 vroegen ouders om een tijdelijk advies ter overbrugging van de periode tot een definitief advies. Deze e-mail ging voornamelijk over het summercamp en het verzoek om voortzetting van relatietherapie, aangezien de gemeente van mening zou zijn dat dit niet onder de Jeugdwet zou vallen.

3.7  Op 5 juni 2023 en 26 juli 2023 waren er nog gesprekken met klagers en G, waaronder met de GZ-psycholoog. Tijdens deze gesprekken ging het onder meer over een haalbaar perspectief om hun dochter weer deel te laten nemen aan het onderwijs. In een e-mail van 23 augustus 2023 is dit nader uiteen gezet en werden klagers uitgenodigd voor een nieuw gesprek. De zoektocht naar een passende school is hierop door klagers gestaakt.
 

4. De klacht en de reactie van de GZ-psycholoog
 

4.1    Klagers verwijten de GZ-psycholoog dat zij:

  1. de casus van hun dochter heeft vertraagd en zo de mogelijkheid passende hulp te krijgen heeft ontnomen;
  2. hun wensen en die van hun dochter onvoldoende heeft gerespecteerd;
  3. ten onrechte officiële onderzoeksrapporten niet heeft erkend.
     

4.2     De GZ-psycholoog heeft het college verzocht klagers niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de GZ-psycholoog het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

Ontvankelijkheid

5.1     De GZ-psycholoog heeft naar voren gebracht dat klagers niet-ontvankelijk zijn in de klacht, omdat de persoonlijke verwijtbaarheid onvoldoende is onderbouwd. Het college komt tot het oordeel dat klagers wel ontvankelijk zijn.


5.2     Tussen partijen staat vast dat er geen sprake is geweest van een directe behandelrelatie tussen de GZ-psycholoog en klagers. Gelet op de hiervoor omschreven rol van de GZ-psycholoog binnen het G als gedragswetenschapper is het echter niet onmogelijk dat het handelen van de GZ-psycholoog invloed kan hebben gehad op de hulpverlening zoals die door of via G wordt aangeboden. Op voorhand kan dus niet worden gezegd dat toetsing aan een tuchtnorm uitgesloten is. Verder handelt de GZ-psycholoog bij de uitvoering van haar werkzaamheden bij G in ieder geval ook mede in haar hoedanigheid van GZ-psycholoog. Dat betekent dat klagers op zichzelf over het handelen van de GZ-psycholoog kunnen klagen. De klachtonderdelen zelf zijn voldoende concreet voor beoordeling.


5.3     Vervolgens komt de vraag aan de orde of de klacht zoals die door klagers is ingediend, gegrond is. Deze vraag beantwoordt het college ontkennend en het legt hierna uit waarom.

De criteria voor de beoordeling

5.4     De vraag is of de GZ-psycholoog heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende GZ-psycholoog. Daarbij geldt als uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.


Klachtonderdeel a) vertraging van de casus van hun dochter en b) niet respecteren van hun wensen
5.5     Vanwege de samenhang zal het college deze klachtonderdelen gezamenlijk bespreken. In het tuchtrecht geldt het beginsel van persoonlijke verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar. Dit betekent dat de beroepsbeoefenaar zelf betrokken moet zijn geweest bij het verweten handelen. De GZ-psycholoog is niet betrokken geweest bij de uitvoering van het gehele traject. Zij was niet aanwezig bij het gesprek van 20 september 2021 en is ook niet betrokken geweest bij het afzeggen van de afspraak op 5 november 2021. De GZ-psycholoog erkent verder een voorkeur te hebben gehad voor afnemen van het intelligentieonderzoek IDS-2, omdat deze methode een vollediger beeld geeft. Maar naar aanleiding van het gesprek op 9 december 2021 is op verzoek van klagers de advisering bijgesteld vanwege de noodzaak van een WISC-V voor toelating tot de (door ouders gewenste) school. Hoewel het college onderkent dat het vollediger was geweest als het advies niet alleen mondeling (tijdens het gesprek van 9 december 2021) was bijgesteld maar als dit ook op papier direct was vastgelegd, valt dit de GZ-psycholoog niet persoonlijk te verwijten.

Ten aanzien van het geplande onderzoek op 25 maart 2022 dat geen doorgang heeft gevonden, lopen de lezingen over de gang van zaken uiteen. Klagers stellen dat de vertraging door de GZ-psycholoog komt omdat de financiering niet rond kwam en de GZ-psycholoog stelt dat het onderzoek is geannuleerd omdat klagers het contact met het specialistisch verband I beëindigden. Er is niet vast te stellen waarom het onderzoek exact is geannuleerd en waardoor vertraging is ontstaan in de casus van hun dochter. Dat oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klagers minder geloof verdient dan dat van GZ-psycholoog, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag kunnen worden gelegd. Die feiten kunnen, omdat partijen elkaar hierover tegenspreken, niet worden vastgesteld. Klagers stellen verder dat hun wensen onvoldoende zijn gerespecteerd, bijvoorbeeld ten aanzien van hun verzoek tot (het voortzetten van) relatietherapie. Het college is van oordeel dat weliswaar uit de door klagers op 3 mei 2023 gestuurde e-mail kan worden afgeleid dat zij hebben verzocht om advies over (financiering van) relatietherapie, maar uit het gesprek van 5 juni 2023 kan worden afgeleid dat hetgeen zou worden uitgezocht ging over vergoeding door de zorgverzekeraar. Het is het college niet duidelijk geworden of dit op de weg van de GZ-psycholoog lag én of dit voor onredelijke vertraging heeft gezorgd.


De klachtonderdelen dat de GZ-psycholoog verantwoordelijk is geweest voor vertraging van de casus van de dochter van klagers en dat de wensen van klagers en hun dochter onvoldoende zijn gerespecteerd zijn gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) niet erkennen van officiële onderzoeksrapporten
5.6     Het laatste klachtonderdeel gaat over de stelling van klagers dat de GZ-psycholoog een opmerking heeft gemaakt over de onderzoeken. Zij zou hebben gezegd dat het intelligentieonderzoek van hun dochter is aangepast. Het college stelt vast dat uit de geluidsopname van het gesprek van 26 juli 2023 inderdaad volgt dat de GZ-psycholoog heeft gezegd dat het onderzoek is aangepast. De GZ-psycholoog heeft echter uitgelegd dat ze tijdens het gesprek reageerde op iets wat een collega zei en hiermee beoogde te zeggen dat de test volledig één op één is afgenomen. Als zij de test zou hebben afgenomen, zou het kunnen dat er iets anders uit de test zou komen. Uit de door de GZ-psycholoog geschetste context wordt duidelijk dat zij niet beoogde te zeggen dat het rapport feitelijk is aangepast, maar dat er onder andere omstandigheden een andere uitslag denkbaar was. Van enig tuchtrechtelijk verwijt door deze opmerking is het college niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Slotsom
5.7     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 24 april 2024 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, R. van der Ree en S.L.M. Jorna, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.