ECLI:NL:TGZRZWO:2024:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5085

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:4
Datum uitspraak: 12-01-2024
Datum publicatie: 15-01-2024
Zaaknummer(s): Z2022/5085
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, doorhaling inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klaagster en haar zoontje zijn beiden patiënt bij de praktijk waar de huisarts werkt. De huisarts had het zoontje op verzoek van klaagster vanwege gedragsproblemen verwezen naar een ggz-instelling voor kinderen. Nadat de huisarts op verzoek van de instelling nadere informatie heeft verstrekt, heeft de instelling klaagster bericht dat zij het zoontje niet kunnen behandelen. Klaagster ging naar de huisarts om te vragen welke informatie hij heeft doorgegeven aan de instelling. Dit bezoek aan de huisarts resulteerde in een vervelend gesprek dat escaleerde, waarbij de huisarts klaagster heeft laten weten haar en haar zoontje niet meer te willen behandelen en haar heeft weggestuurd. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat hij haar onheus heeft bejegend tijdens het betreffende gesprek. Het college verklaart dit klachtonderdeel gegrond. Het college is van oordeel dat de huisarts zich zeer grensoverschrijdend en onprofessioneel heeft opgesteld tegenover klaagster. De huisarts is al vaker met het tuchtrecht in aanraking is geweest vanwege de wijze waarop hij patiënten bejegent en heeft al eerder forse maatregelen hiervoor gekregen. Ondanks dat is de huisarts toch weer de fout in gegaan en toont hij onvoldoende zelfinzicht. Het college heeft er geen vertrouwen in dat de huisarts zijn manier van handelen zal verbeteren. Alles overziend acht het college het noodzakelijk om de inschrijving van de huisarts in het BIG-register door te halen. De bevoegdheid van de huisarts om zijn beroep uit te oefenen wordt geschorst zolang de beslissing nog niet onherroepelijk is.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 12 januari 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klaagster,

tegen

C,

huisarts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. A.C. de Die, werkzaam te Amsterdam

1. De zaak in het kort
 

1.1.      Klaagster heeft een zoontje dat gedragsproblemen vertoont. Hiervoor heeft zij zich gewend tot de huisarts, die ook de huisarts van haar zoontje is. De huisarts heeft een verwijzing opgesteld naar een instelling die geestelijke gezondheidszorg biedt aan kinderen. Op basis van aanvullende informatie, verstrekt door de huisarts, heeft de instelling besloten het zoontje niet te gaan behandelen. Hierover wilde klaagster op 27 juli 2022 in gesprek met de huisarts in de praktijk. Het gesprek verliep niet goed en klaagster werd uiteindelijk weggestuurd uit de praktijk met de mededeling dat zij nooit meer terug hoefde te komen. Klaagster heeft een klacht tegen de huisarts ingediend. Zij verwijt hem dat hij aanvullende informatie aan de instelling heeft verstrekt op basis waarvan haar zoontje daar niet behandeld wordt. Ook verwijt zij de huisarts dat hij haar onheus heeft bejegend tijdens het gesprek op 27 juli 2022. Verder is ze van mening dat de huisarts racistisch is, wat volgens haar zou blijken uit een post van hem op Facebook.   
 

1.2.     Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is, namelijk voor zover het gaat over hoe de huisarts klaagster verbaal heeft bejegend op 27 juli 2022. Gezien alle omstandigheden van het geval bepaalt het college dat als maatregel doorhaling van de BIG-registratie noodzakelijk is. Hierbij is onder meer rekening gehouden met het gegeven dat verweerder eerder met het tuchtrecht in aanraking is gekomen vanwege soortgelijk handelen en daarvoor al forse maatregelen heeft gekregen. Bij wijze van voorlopige voorziening wordt de bevoegdheid van de huisarts om zijn beroep uit te oefenen met onmiddellijke ingang geschorst. Hierna licht het college deze beslissing toe.
 

2. De procedure
 

2.1.     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, met bijlage, ontvangen op 1 november 2022;
  • het verweerschrift;
  • de medische dossiers;
  • het proces-verbaal van het op 7 september 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
  • een aanvullend stuk, ingediend door klaagster.
     

2.2     De zaak is behandeld op de openbare zitting van 8 december 2023. De partijen zijn verschenen, de huisarts tezamen met zijn gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
 

3. De feiten
 

3.1     Klaagster is vanaf 2016 patiënt bij de huisartsenpraktijk met meerdere huisartsen

onder wie de aangeklaagde huisarts. Zij is meermalen op de praktijk geweest in verband met gedragsproblemen bij haar zoontje. De huisarts heeft een spoedverwijzing gemaakt naar E, een instantie die geestelijke gezondheidszorg verleent aan jongeren en kinderen. E heeft – nadat zij bij de huisarts informatie ingewonnen hadden – klaagster bericht dat de problemen bij het zoontje met de opvoeding te maken zouden hebben. Daar konden zij niets in betekenen. Klaagster heeft naar aanleiding van dit bericht een afspraak met de huisarts gemaakt, omdat zij wilde weten wat de huisarts precies had gezegd tegen E.

3.2.     De afspraak vond plaats in de praktijk op 27 juli 2022. De partijen zijn het erover eens dat het gesprek zeer onprettig verliep. Klaagster heeft een geluidsopname van het laatste deel van dit consult gemaakt en overgelegd. De huisarts heeft hier niet naar willen luisteren gedurende deze tuchtprocedure. Op de geluidsopname is een oplopende discussie tussen partijen te horen. De opname begint met de opmerking van de huisarts dat hij gezegd heeft dat klaagsters zoontje heel boos en prikkelbaar gedrag vertoont en dat E hem daarbij niet kan helpen. Klaagster is het volgens de huisarts weer niet eens met hem. Volgens de huisarts zit het in de opvoeding. Klaagster vraagt daarop “U zegt dat u mij niet meer wil helpen?” De huisarts zegt: “Nou, omdat jij het nooit met mij eens bent.” Klaagster vraagt om verduidelijking. De huisarts zegt dat klaagster het niet eens is met wat er nu gebeurt: “Jij wil weten wat ik gezegd heb en je denkt waarschijnlijk…” Klaagster valt de huisarts in de rede en zegt dat hij meteen weet waar het over gaat. E heeft iets intern besproken zonder klaagster of haar situatie te kennen, zo zegt klaagster. Ze zijn uitgegaan van extra informatie die ze van de huisarts hebben ontvangen. De huisarts beaamt dat. Klaagster zegt dat E een beslissing op juiste gronden moet nemen. De huisarts reageert: “Nogmaals, ik heb die beslissing niet genomen, die hebben zij genomen. Ik heb alleen informatie gegeven dat hij…” Klaagster valt de huisarts in de rede, omdat de huisarts volgens haar heel boos reageert. De huisarts zegt dat klaagster het al die jaren dat hij haar wil helpen nooit eens is met hem. Ze is het met niemand eens, volgens hem. Klaagster vraagt hem hoe hij daarbij komt, aangezien zij hem al een half jaar niet op de praktijk heeft gezien. Hij reageert: “Nee, je begint nu weer zo. Ik vind het helemaal niet leuk om jou te helpen.” Als reden voert hij aan dat klaagster het niet met hem eens is en denkt dat het door hem komt dat E haar zoontje niet wil behandelen. Vervolgens zegt hij: “Jij bent onhanteerbaar, jij bent onhanteerbaar! Ik wil het liefst dat je nu vertrekt.” Klaagster vraagt of hij even op een normale manier kan praten. De huisarts: “Ik wil dat jij vertrekt! Ik wil jou niet meer helpen als huisarts! Hoor je me nu? Zoek een andere huisarts. Jij bent het met niemand eens en jij denkt altijd dat het aan iemand anders ligt, terwijl het aan jouzelf ligt. Ik word heel boos op jou want jij… het ligt aan jouzelf. Het ligt aan jou! Het ligt aan jou!” Klaagster vraagt of de huisarts op een normale toon met haar wil praten. De huisarts: “Nee ik wil niet met jou praten meer. Ga weg! Ga weg! Ga weg! Zoek een andere huisdokter! Zoek een andere huisdokter!”

Klaagster zegt dat ze dat gaat doen en vraagt opnieuw of de huisarts op een normale manier wil praten. Zijn reactie: “Nee ik wil niet met jou praten! Jij kost me te veel tijd! Ik heb het druk. Ik heb het druk. En jij kost me te veel tijd en je zoon ook. Je hebt je zoon niet goed opgevoed. Dat is het probleem.” Klaagster zegt dat ze bewijs heeft dat ze haar kind goed opvoedt en dat ze een advocaat gaat regelen. De huisarts: “Doe maar. Ga dan!” De huisarts herhaalt dat hij zijn tijd nodig heeft en mensen graag wil helpen. Hij wil niet met dit gezeur bezig zijn, want klaagster geeft hem de schuld van dingen. Daar heeft hij geen zin in. De huisarts zegt dat hij klaagster wil helpen, maar dat klaagster niet geholpen wil worden. Klaagster zegt dat ze alleen maar wilde weten wat voor aanvullende informatie de huisarts verstrekt heeft. De huisarts: “Ik heb hier geen zin in.” De huisarts zegt dat hij in al die jaren altijd aardig tegen klaagster is geweest. Hij heeft haar altijd geholpen. Hij vervolgt: “En moet je kijken hoe jij kijkt. En zo kijk jij naar iedereen. Jij vertrouwt niemand. Jij kijkt niet naar jezelf.” Klaagster zegt: “Ik kijk naar uw houding hoe u, als een arts…” De huisarts: “Dat komt door jóú, joh. Jij bent niet te helpen. Ook niet door mij. En ik wil jou niet meer helpen.” Klaagster herhaalt dat ze alleen maar gekomen is om te vragen naar de informatie die hij heeft verstrekt. De huisarts: “Waar jij van uitgaat is dat ik het niet goed gedaan heb.” Klaagster zegt dat hij dat ook op een normale manier kan uitleggen, waarop de huisarts zegt dat ze niet luistert. Klaagster merkt op dat de huisarts haar blijkbaar de schuld geeft, waarop de huisarts zegt: “Ik geef jou de schuld. Jij hebt de schuld, van alles. Jij hebt het allemaal zelf gedaan. En je wil het zelf niet zien.” De huisarts vervolgt dat klaagster niet naar zichzelf kijkt. Hij benadrukt dat klaagster een enorme impact heeft en het zelf gedaan heeft. Het is volgens hem heel erg psychisch, het hele verhaal. Vervolgens: “En je kijkt op een manier van: God, wat zegt ie me nu, die huisarts. En ik zeg jou gewoon een keer de waarheid! De waarheid zeg ik je nu! En ik ga niet vriendelijk tegen jou blijven, want dat helpt bij jou niet!” Klaagster zegt dat ze geshockeerd is dat de huisarts op deze toon tegen haar praat. De huisarts: “Ik wíl jou ook shockeren, ik wíl jou shockeren.” Vervolgens: “Eruit! Eruit! Eruit! Eruit!” Klaagster zegt dat ze op een nette manier wil vertrekken als de huisarts op een normale manier wil praten. “Als je er nu niet uitgaat, bel ik de politie. Ga eruit! Eruit, zeg ik! Ik wil je niet meer zien!” Klaagster zegt dat ze helemaal niets doet waarvoor hij de politie moet bellen. De huisarts loopt vervolgens de spreekkamer uit en nog hoorbaar is dat hij zijn assistente vraagt de politie te bellen, omdat hij wil dat klaagster eruit gaat. Hij komt weer terug: “Oké de politie komt eraan, jij mag eruit.” Als klaagster weer zegt dat ze niets heeft gedaan, reageert de huisarts: “Nee jij gaat eruit. Kom op! Ik ga door met mijn spreekuur.” Klaagster zegt dat ze gaat. De huisarts zegt dat ze naar de wachtkamer moet en dat de politie eraan komt. Klaagster zegt dat zij wel wil vertrekken maar dat ze even haar spullen bij elkaar moet pakken. De huisarts: “Nou hier, hier heb je je spullen. En nu eruit. Eruit! Ga eruit! Ga eruit! De politie komt eraan en die haalt jou weg hier en jij mag hier nooit, nooit meer komen.” Klaagster: “Je mag niet aan mij zitten.” De huisarts: “Wegwezen! Ga eruit! Ga eruit! Wegwezen!” Klaagster: “Ik ga al.” De huisarts: “Vlug! Nooit meer terugkomen bij mij! Nooit meer!” Vervolgens roept hij tegen de assistente: “Laat de politie maar, als ze maar weggaat.”       

4. De klacht en de reactie van de huisarts
 

4.1     Klaagster verwijt de huisarts:

a) dat hij informatie aan E heeft doorgegeven als gevolg waarvan E haar zoontje niet meer wilde helpen;

b) dat hij haar onheus heeft bejegend tijdens het consult op 27 juli 2022 en haar daarbij ook heeft aangeraakt. Klaagster voelde zich zeer respectloos behandeld, zowel verbaal als fysiek;

c) dat hij racistisch is, zoals blijkt uit een post op Facebook van hem. In die post geeft hij aan dat er veel criminaliteit onder buitenlanders is.   

4.2.      De huisarts heeft het college gevraagd de klacht ongegrond te verklaren.

Ad a) De huisarts betwist contact te hebben gehad met E. Hij heeft helemaal geen informatie verstrekt over het zoontje, althans daar kan hij zich niets van herinneren. Als dat al gebeurd is vanuit de praktijk, heeft iemand anders de informatie verstrekt.

Ad b) De huisarts betreurt het dat het gesprek niet prettig is verlopen, maar benadrukt wel dat in de opname – die hij niet heeft willen beluisteren – alleen het laatste deel te horen is. Daarvóór duurde het gesprek al een tijdje en had de huisarts klaagster al meermalen verzocht de praktijk te verlaten. Omdat klaagster dat steeds maar weigerde en non-verbaal erg agressief overkwam, voelde hij zich op een gegeven moment niet meer veilig. Hij heeft zich laten meeslepen door emoties. Hij heeft klaagster echter niet aangeraakt. 

Ad c) De huisarts ontkent dat hij een racist is. Die post op Facebook is zonder context gemakkelijk verkeerd te interpreteren.

4.3.      Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


De criteria voor de beoordeling

5.1      De vraag is of de huisarts gehandeld heeft zoals van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.


Klachtonderdeel a) informatie verstrekt aan E

5.2       De huisarts heeft ontkend dat er tussen hem en een medewerker van E contact zou zijn geweest waarin hij aanvullende informatie zou hebben verstrekt over het zoontje van klaagster. Hij kan zich er in ieder geval niets van herinneren. Hiervoor geldt het volgende. Op 6 juli 2022 is in het medisch dossier van het zoontje van klaagster aangetekend dat een medewerker van E had gevraagd om aanvullende informatie en haar telefoonnummer had doorgegeven met het verzoek gebeld te worden. Ook staat in het medisch dossier dat er vervolgens contact is geweest. De huisarts heeft ter zitting aangevoerd dat bij deze notitie niet staat dat hij degene is geweest die de notitie heeft geplaatst. Dat is inderdaad juist. Uit het geluidsfragment volgt echter wel dat de huisarts zelf contact heeft gehad. Zoals onder 3.2 te lezen is, heeft de huisarts namelijk gezegd dat hij informatie heeft verstrekt aan E. Uit de context “…informatie gegeven dat hij…” blijkt voldoende dat het over het zoontje ging. Uit de context volgt ook dat E op basis van de informatie afkomstig van hem heeft besloten het zoontje niet te gaan behandelen. Het college gaat er dus van uit dat het de huisarts is geweest die met E contact heeft gehad over het zoontje van klaagster, op basis waarvan E het zoontje niet wilde behandelen. Wat voor aanvullende informatie er is verstrekt, kan echter niet worden vastgesteld. Dat betekent dat ook niet kan worden vastgesteld dat de huisarts met het geven van informatie tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.


Klachtonderdeel b) bejegening op 27 juli 2022

5.3       Uit de geluidsopname is duidelijk op te maken dat het gesprek voor beide partijen niet goed is verlopen en zeker ook niet goed is geëindigd. De huisarts heeft aangevoerd dat klaagster in het verloop van het gesprek zelf een belangrijk aandeel heeft gehad. Wat daar ook van zij, de huisarts is de professional van de partijen. Het valt hem aan te rekenen dat het gesprek zo sterk geëscaleerd is en eindigde in een abrupte beëindiging van de behandelrelatie en het bellen van de politie om klaagster uit de praktijk te verwijderen. Uit de geluidsopname blijkt niet dat deze acties van zijn kant gerechtvaardigd waren door hoe klaagster zich gedroeg. Weliswaar ontstond er tijdens het laatste consult een conflict met klaagster, maar dat was een eenzijdig conflict van de kant van de huisarts als gevolg van zijn eigen boosheid.

Verder valt op dat de oplopende discussie zo lang duurde dat de huisarts genoeg tijd heeft gehad om in te zien dat voortzetting van het gesprek op een ander moment beter was, gezien de bij hem oplopende emoties. Zo’n voorstel heeft hij niet gedaan. De huisarts heeft ook niet op een andere wijze op enig moment de-escalerend gehandeld. Integendeel, uit de opname blijkt dat de huisarts zich gaandeweg volkomen verliest in zijn woede. Het moment waarop de huisarts even de spreekkamer verliet om aan de assistente te vragen de politie te bellen, had een moment kunnen zijn om tot bezinning te komen. Dat gebeurde evenwel niet; bij terugkomst hervatte de huisarts het gesprek op dezelfde wijze en toon. Het college is van oordeel dat deze gang van zaken zeer onprofessioneel is.

Of de huisarts klaagster heeft aangeraakt kan niet worden vastgesteld, maar dat is ook niet nodig voor een gegrondverklaring van dit klachtonderdeel. Overduidelijk staat vast dat de huisarts klaagster verbaal op een zeer kwalijke, onheuse en grensoverschrijdende wijze heeft bejegend tijdens het betreffende consult.

Daar had hij op een later moment op terug kunnen komen, maar dat is niet gebeurd. De huisarts zegt dat hij klaagster na het consult nog een keer op straat zag, zittend in een auto, en dat hij toen op het autoraam heeft geklopt. Hij wilde toen met haar in gesprek gaan. Het college beschouwt dit niet als een serieuze poging om het gebeurde uit te praten. Als een serieus nagesprek werkelijk de intentie van de huisarts zou zijn geweest, dan had hij wel contact met klaagster gezocht door haar bijvoorbeeld te bellen. Dit klachtonderdeel is dus gegrond. 

Klachtonderdeel c) huisarts is racistisch

5.4       Dit klachtonderdeel heeft geen betrekking op de behandelrelatie tussen de huisarts en klaagster, maar op de persoon van de huisarts in algemene zin. Klaagster heeft in ieder geval niet met zoveel woorden gesteld dat zij als vrouw met een migratieachtergrond zich gediscrimineerd voelt door de huisarts. Dit betekent dat het om een klacht in het kader van de tweede tuchtnorm gaat. De vraag is dan of de huisarts met de post op Facebook zodanige wijze heeft gehandeld dat het in strijd is met wat een behoorlijk huisarts betaamt. Het college is van oordeel dat de post onvoldoende grond biedt voor dat oordeel. De post maakte onderdeel uit van een uitgebreidere thread die niet is bijgevoegd. Hierdoor ontbreekt de context, wat maakt dat de post onvoldoende te duiden is. Dit klachtonderdeel is ongegrond. 


Slotsom en maatregel

5.5       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De vraag ligt nu voor welke maatregel dient te worden opgelegd. Hiervoor wordt niet alleen gekeken naar de ernst van het verweten handelen, maar ook naar het tuchtrechtelijk verleden en de kans op herhaling. Bij de kans op herhaling geldt dat bijvoorbeeld het vermogen tot zelfreflectie en de houding tijdens de procedure van betekenis zijn. Vertaald naar deze zaak, geldt het volgende. Het college tilt zwaar aan de wijze waarop de huisarts zich heeft gedragen ten opzichte van klaagster op 27 juli 2022. Vanwege de duur en de ernst van de grensoverschrijdende bejegening, de escalatie met een eenzijdige beëindiging van de behandelrelatie als gevolg en het feit dat de huisarts niet een vervolggesprek heeft aangeboden om een en ander uit te spreken en recht te zetten, is hier sprake van ernstig verwijtbaar handelen. De huisarts heeft wel erkend dat het gesprek niet goed is verlopen, maar het college heeft waargenomen dat de huisarts zijn eigen aandeel hierin onvoldoende erkent. Hij legt steeds de schuld bij klaagster, voor zover hij zich het gesprek nog kan herinneren. Het feit dat de huisarts de gespreksopname niet heeft willen beluisteren, ook niet tijdens de zitting, acht het college niet alleen onbegrijpelijk maar ook zorgwekkend. De huisarts heeft hiermee te kennen gegeven niet daadwerkelijk te willen reflecteren op zijn eigen gedrag, zelfs niet in het kader van een tuchtprocedure. Dit getuigt niet van een instelling die van een professioneel handelend huisarts mag worden verwacht. Dat geldt ook voor de houding van de huisarts op zitting, waar zijn neiging om anderen de schuld te geven van zaken die niet goed waren gegaan meermaals de kop opstak en waar hij een aantal maal pas na de aansporing van zijn gemachtigde bereid was vragen van het college te beantwoorden. Zijn spijtbetuigingen ter zitting over het geëscaleerde gesprek gingen steeds gepaard met het wijzen naar klaagster en het aandeel dat zij hier zelf in had, waardoor het college allerminst overtuigd is geraakt van de oprechtheid van die spijtbetuiging. Evenmin heeft de huisarts iets aangevoerd op basis waarvan aangenomen zou kunnen worden dat hij tegenwoordig anders handelt als hij geëmotioneerd raakt tijdens een gesprek met een patiënt. Daar komt nog bij dat dit niet de eerste (deels) gegronde tuchtklacht is die tegen de huisarts is ingediend. Aan de huisarts is in 2013 een voorwaardelijke schorsing opgelegd door het Centraal Tuchtcollege vanwege onder andere onheuse bejegening en in 2018 is hij voor vergelijkbare feiten berispt. Beide keren zijn er dus forse maatregelen opgelegd. Bij de schorsing was als voorwaarde bepaald dat de huisarts, die zich inmiddels psychotherapeutisch liet behandelen, die behandeling zou voortzetten. Desondanks is de huisarts in 2022 weer de fout in gegaan met zijn bejegening van een patiënt, te weten de klaagster in deze zaak. Eerdere intensieve begeleiding en behandeling hebben dit dus niet kunnen voorkomen. Het college kan gelet hierop niet anders dan concluderen dat de huisarts onvoldoende lerend vermogen heeft – en misschien ook de wil niet heeft – om zijn gedrag jegens patiënten blijvend aan te passen aan wat als passend en professioneel wordt beschouwd. Nu de huisarts inmiddels de zeventigjarige leeftijd heeft bereikt, voorziet het college ook geen positieve ontwikkeling in de toekomst op dit terrein. Een en ander maakt dat de kans op herhaling als zeer groot wordt beschouwd. Aangezien het handelen een dusdanige invloed kan hebben op het welzijn van patiënten dat de patiëntveiligheid hier in het geding is, is het niet verantwoord dat de huisarts zijn beroep blijft uitoefenen. Het college acht doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register daarom noodzakelijk. Aangezien de patiëntveiligheid vordert dat de huisarts ook tijdens een eventuele beroepsprocedure zijn beroep niet meer kan uitoefenen, zal het college toepassing geven aan artikel 48 lid 9 van Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Dit betekent dat de bevoegdheid van de huisarts om zijn beroep uit te oefenen per direct wordt geschorst, totdat de beslissing onherroepelijk is geworden.

Publicatie

5.6       In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6.         De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht gegrond, voor zover deze betrekking heeft op de onheuse bejegening tijdens het consult op 27 juli 2022;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- beveelt de doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het register, dan wel ontzegt de huisarts, voor het geval hij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het register, het recht om weer in dit register te worden ingeschreven;

- schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de huisarts om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd;

- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.

Deze beslissing is gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, G. Tangenberg, lid-jurist, R.M. Oosterhout, A.H.M. van den Nieuwenhof, B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2024.

 

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.