ECLI:NL:TGZRZWO:2024:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5749

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:37
Datum uitspraak: 26-03-2024
Datum publicatie: 28-03-2024
Zaaknummer(s): Z2023/5749
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts die bij klaagster een koperspiraal geplaatst heeft. Klaagster is ondanks deze spiraal zwanger geworden. Klaagster verwijt de huisarts dat de spiraal mogelijk niet goed geplaatst was en dat er niet na zes weken een controle is gedaan. Klaagster verwijt de huisarts ook dat de nazorg na ontdekking van de zwangerschap onvoldoende was. Klacht ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 26 maart 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klaagster,

tegen

C, huisarts,

destijds werkzaam in B,

verweerster, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. M.H.M. Mook, werkzaam bij ARAG SE te Leusden.

1. De zaak in het kort
 

1.1     De huisarts heeft bij klaagster een koperspiraal geplaatst. Klaagster is ondanks deze spiraal zwanger geworden. Klaagster verwijt de huisarts dat de spiraal mogelijk niet goed geplaatst was en dat er niet na zes weken een controle is gedaan. Klaagster verwijt de huisarts ook dat de nazorg na ontdekking van de zwangerschap onvoldoende was.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en de klacht daarom ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure
 

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 juni 2023;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 september 2023;
  • de repliek, ontvangen op 24 oktober 2023;
  • de dupliek, ontvangen op 16 november 2023;
  • nadere stukken die door klaagster eerder bij het klaagschrift waren gevoegd, maar vanwege de leesbaarheid opnieuw zijn opgevraagd, ontvangen op 5 februari 2024.

2.2     De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3     De zaak is behandeld op de openbare zitting van 1 maart 2024. De huisarts is verschenen. Zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster was afwezig met bericht van verhindering. De huisarts en haar gemachtigde hebben hun standpunt mondeling toegelicht. Op de zitting is nog een (samenhangende) klacht van klaagster tegen een collega-huisarts behandeld. Deze klacht is geregistreerd onder zaaknummer Z2023/6451. In beide zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.
 

3. De feiten
 

3.1       Op 9 januari 2020 besprak klaagster met de huisarts de mogelijkheden voor anticonceptie. Klaagster koos voor de plaatsing van een koperspiraal.

3.2       De huisarts plaatste de koperspiraal bij klaagster op 16 januari 2020. De huisarts noteerde in het huisartsenjournaal dat het een probleemloze plaatsing was op 8 cm. Er werd afgesproken dat na zes weken controle moest plaatsvinden.

3.3       Klaagster vulde op 5 februari 2020 een e-consult in, waarin zij schreef dat zij al drie weken ongesteld was en ze vroeg of dat normaal was. Dit e-consult kwam bij de praktijkondersteuner van de huisarts terecht, die de volgende dag verzocht het e-consult opnieuw te versturen, maar dan naar de huisarts.

3.4       Op 24 februari 2020 werd klaagster op de praktijk gezien door een waarnemend huisarts. Klaagster vertelde dat zij al zes weken vaginaal bloedverlies had en dat zij zich er wat slap door voelde. Zij vroeg zich af of ze moest afwachten of dat de koperspiraal toch moest worden vervangen door een hormoonspiraal. De waarnemend huisarts besprak met klaagster het nog een maand aan te kijken en als er geen verbetering optrad de koperspiraal te vervangen door een hormoonspiraal (Mirena). Een inwendig onderzoek vond niet plaats.

3.5       Klaagster had op 24 augustus 2020 telefonisch contact met de waarnemend huisarts. Klaagster vertelde dat zij zwanger was en daarvan geschrokken was. Klaagster gaf ook aan dat zij en haar partner moesten nadenken over of zij de zwangerschap wilden doorzetten. Zij vroeg zich ook af of ze de spiraal moest laten verwijderen. De waarnemend huisarts liet klaagster na contact met de gynaecoloog weten dat zij de spiraal kon laten zitten als ze de zwangerschap wilde behouden.

3.6       Op 10 september 2020 had de huisarts telefonisch contact met de verloskundige. De verloskundige vertelde dat zij bij klaagster het spiraaltje had verwijderd en dat deze in de portio (baarmoedermond) had gezeten.

3.7       Klaagster diende via de SKGE een klacht in. Na door de SKGE te zijn ingelicht over de klacht liet de huisarts weten graag met klaagster in gesprek te gaan. Op 3 november 2020 liet SKGE weten dat het klachtenbemiddelingstraject werd gesloten omdat klaagster een advocaat in de arm had genomen. Klaagster wilde op dat moment geen gesprek (meer) met de huisarts.    

4. De klacht en de reactie van de huisarts
 

4.1     Klaagster verwijt de huisarts dat:

  1. de spiraal niet goed was geplaatst;
  2. zes weken na plaatsing van de spiraal geen controle of verwijzing heeft plaatsgevonden, terwijl klaagster rond die tijd met klachten van aanhoudend vaginaal bloedverlies op consult kwam;
  3. de nazorg toen bleek dat zij zwanger was, onvoldoende was.

4.2     De huisarts voert aan dat zij de spiraal juist heeft ingebracht en dat haar daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De huisarts kan voorts niet verantwoordelijk worden gehouden voor de zorg waar zij niet bij betrokken was, zoals bij het consult op 24 februari 2020. Zij meent dat klaagster niet-ontvankelijk is voor zover de klacht gaat over handelen waarbij de huisarts niet betrokken was.

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


Ontvankelijkheid

5.1     Het klaagschrift voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden. Klaagster kan als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt en het handelen waarover wordt geklaagd valt onder de (eerste) tuchtnorm als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Klaagster is dan ook ontvankelijk. Het college zal de klacht hieronder inhoudelijk bespreken.

De criteria voor de beoordeling
5.2     De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) plaatsing spiraal
5.3     Niet aannemelijk is dat de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld bij de plaatsing van de koperspiraal. In het dossier is genoteerd dat het een probleemloze plaatsing op 8 cm was. Achteraf kan niet worden vastgesteld dat de spiraal van meet af aan verkeerd is geplaatst. Er is dus ook geen aanleiding om aan de juistheid van deze destijds gemaakte notitie te twijfelen. Aanhoudend bloedverlies in de weken na plaatsing is niet ongebruikelijk bij een (correct) geplaatste koperspiraal. Zulk bloedverlies leidt dan ook niet tot de conclusie dat de spiraal niet correct geplaatst was. De omstandigheid dat klaagster uiteindelijk toch zwanger is geworden, kan in dit geval evenmin leiden tot de conclusie dat de spiraal destijds verkeerd geplaatst is.

Klachtonderdeel a is ongegrond.

Klachtonderdeel b) uitblijven controle/verwijzing na zes weken
5.4     De huisarts heeft ter zitting toegelicht dat zij bij de plaatsing van de koperspiraal met klaagster besprak dat na zes weken controle plaats moest vinden en dat klaagster daarvoor zelf een afspraak moest maken. Deze handelwijze, waarbij de verantwoordelijkheid voor het maken en nakomen van de afspraak voor controle van de spiraal bij de patiënt wordt gelegd, is gebruikelijk en niet onzorgvuldig. De huisarts hoefde niet bij te houden of patiënte na zes weken daadwerkelijk op een controle-afspraak was verschenen. Bij het consult op
24 februari 2020 was de huisarts niet betrokken. Zij had ook geen superviserende rol ten aanzien van de waarnemend huisarts die dit consult voor haar rekening nam. Dat betekent dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk was voor de inhoud van dit consult.

Klachtonderdeel b is ongegrond.

Klachtonderdeel c) nazorg na gebleken zwangerschap
5.5     Ter zitting is naar voren gekomen dat de huisarts de nazorg nadat klaagster erachter kwam zwanger te zijn, heeft overgelaten aan de waarnemend huisarts. Na ontdekking van de zwangerschap heeft de waarnemend huisarts contact gehad met klaagster over de vraag of de spiraal al dan niet moest worden verwijderd. Hierna heeft de waarnemend huisarts geprobeerd nog telefonisch contact te krijgen met klaagster, maar daarin is zij niet geslaagd. Toen vervolgens de mededeling van de SKGE kwam dat klaagster contact niet (meer) op prijs stelde is geen poging meer gedaan tot contact. Achteraf bezien was het beter geweest als de huisarts, als vaste huisarts én persoon die de spiraal had geplaatst, zelf (ook) had geprobeerd contact op te nemen met klaagster. Dat zij dit niet heeft gedaan is echter onvoldoende voor de conclusie dat de nazorg door de huisarts onvoldoende is geweest.

Klachtonderdeel c is ongegrond.

Slotsom
5.6     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.


6. De beslissing


Het college verklaart de klacht ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, P.A.H. Lemaire, lid-jurist, A.H.M. van den Nieuwenhof, M. van Bergeijk en G.S.H. Vegt, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

secretaris                                                                                                              voorzitter

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, P.A.H. Lemaire, lid-jurist,
A.H.M. van den Nieuwenhof, M. van Bergeijk en G.S.H. Vegt, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.