ECLI:NL:TGZRZWO:2024:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5349

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:27
Datum uitspraak: 23-02-2024
Datum publicatie: 29-02-2024
Zaaknummer(s): Z2023/5349
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager en verweerster zijn tandarts en praktijkhouder in dezelfde plaats. De verhoudingen tussen beide tandartspraktijken zijn al jaren ernstig verstoord. Klager verwijt verweerster dat zij zich zodanig niet collegiaal gedraagt dat dit in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Ook verwijt hij haar valsheid in geschrifte en het niet verstrekken van medische dossiers van naar klager overgestapte patiënten. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is maar dat de klacht ongegrond is.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 23 februari 2024 op de klacht van:

A,

werkzaam te B,

klager,

gemachtigde: mr. E.E. Schmitt-Hoogeterp, advocaat te Utrecht,

tegen

D, tandarts,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. A.I. Keur, advocaat te Amsterdam.

1. De zaak in het kort
 

1.1     Klager en verweerster zijn tandarts en praktijkhouder in dezelfde plaats. De verhoudingen tussen beide tandartspraktijken zijn al jaren ernstig verstoord. Klager verwijt verweerster dat zij zich zodanig niet collegiaal gedraagt dat dit in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Ook verwijt hij haar valsheid in geschrifte en het niet verstrekken van medische dossiers van naar klager overgestapte patiënten.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is maar dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure
 

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de producties 1 tot en met 37, ontvangen op 13 februari 2023;
  • de mail van 19 april 2023 van (de gemachtigde van) klager met (nogmaals) producties 9 en 24 bij het klaagschrift;
  • de brief van klager van 1 mei 2023 met productie 40;
  • het verweerschrift met de producties 1 tot en met 22;
  • het proces-verbaal van het op 1 september 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek, met daaraan gehecht brieven van de gemachtigden van partijen;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 21 september 2023;
  • de brief van de voorzitter van het college van 3 oktober 2023;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 31 oktober 2023;
  • de brief van de secretaris van het college van 2 november 2023;
  • de brief van (de gemachtigde van) klager van 16 november 2023 met producties 41 tot en met 51;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 16 november 2023 met producties 24 tot en met 42;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 17 november 2023 met producties 43 en 44;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 17 november 2023 met productie 45;
  • de mail van (de gemachtigde van) verweerster van 17 november 2023;
  • de brief van (de gemachtigde van) klager van 20 november 2023 met productie 52;
  • de namens verweerster ingediende wrakingsverzoeken van de leden S en T en de secretaris, en de beslissingen van de wrakingskamer van 24 november 2023 waarin deze wrakingsverzoeken niet-ontvankelijk zijn verklaard;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 23 november 2023 met bijlage en de aankondiging dat ter zitting namens verweerster getuigen aanwezig zullen zijn;
  • de brief van (de gemachtigde van) klager van 23 november 2023 met de mededeling dat klager geen getuigen oproept maar dat zij een anonieme verklaring zal voorlezen;
  • de brief van (de gemachtigde van) klager van 8 januari 2024 met productie 53;
  • de brief van (de gemachtigde van) verweerster van 8 januari 2024 met productie 46;
  • de brief van (de gemachtigde van) klager van 16 januari 2024 met producties 54 tot en met 56;
  • de e-mail van (de gemachtigde van) verweerster van 17 januari 2024;
  • de e-mails van de voorzitter en de zittingsvoorzitter van het college van 19 januari 2024;
  • de mail van (de gemachtigde van) verweerster van 19 januari 2024 met productie 47.   
     

2.2     De behandeling van de zaak ter zitting op de oorspronkelijk geplande datum van 1 december 2023 kon wegens plotselinge verhindering van één van de leden niet doorgaan. De zaak werd na verplaatsing behandeld op de openbare zitting van 23 januari 2024. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd. De door verweerster aangekondigde getuigen E en F werden ter zitting gehoord.
Mondelinge behandeling van de zaak vond gelijktijdig plaats met de mondelinge behandeling van de zaak met zaaknummer Z2023/5348. Dit is een met deze zaak samenhangende klacht, gericht tegen de praktijkgenoot van verweerster.

3. De feiten
 

Klager is praktijkhouder van een tandartsenpraktijk in B. Zijn echtgenote werkt als praktijkmanager en assistent in dezelfde praktijk. Ook verweerster is praktijkhouder van een tandartsenpraktijk in B. Zij voert deze praktijk samen met haar echtgenoot, eveneens tandarts (en verweerder in de zaak met zaaknummer Z2023/5348). De verhoudingen tussen verweerster en haar echtgenoot enerzijds en klager en zijn echtgenote anderzijds zijn al jaren ernstig verstoord. Er zijn door partijen diverse procedures gevoerd, zowel bij het tuchtcollege als de Commissie Intern Tuchtrecht (CIT) van de KNMT.

In de periode 2019-2021 zijn door acht personen die eerder door klager zijn behandeld en (inmiddels) patiënt zijn bij de praktijk van verweerster, tegen klager gerichte tuchtklachten ingediend bij dit college. In een aantal zaken werd de patiënt daarbij bijgestaan door de raadsman van de echtgenoot van verweerster. In enkele zaken is door de patiënt hoger beroep ingesteld. (Een deel van) het door de raadsman gedeclareerde honorarium is door of namens de echtgenoot van verweerster betaald.

Op social media zijn verschillende negatieve reviews over de praktijk van klager geplaatst.

De echtgenoot van verweerster heeft een aantal vlogs online gezet waarin hij ingaat op – kort gezegd – door hem gesignaleerde kwesties in de tandartsenzorg. In twee van de vlogs verwijst hij naar een tandarts of een praktijk in de omgeving.

Op LinkedIn laat de echtgenoot van verweerster zich door middel van posts of in reactie op posts van anderen, kritisch uit over de kwaliteit van het werk van een plaatselijke tandarts/ tandarts in de omgeving.

Onder verwijzing naar een artikel in M met de titel N werd op 3 juni 2022 het volgende bericht op de Facebookpagina van de praktijk van verweerster geplaatst:

“Goh M, vanuit verschillende bronnen om ons heen vernemen wij weer dat de betreffende man waar het hier om gaat al zeker 19x voor heeft moeten komen voor het tuchtcollege. Opmerkelijk dat er zo weinig berichtgeving over is…

Een andere Nederlandse tandarts, bijgenaamd O heeft minder vaak hoeven voorkomen en die is zelfs landelijk nieuws geweest in P.”

Onder een slechte review van de praktijk van verweerster en haar echtgenoot is onder “reactie van de eigenaar” onder meer genoteerd dat uit de administratie blijkt dat de persoon die de review achterliet geen patiënt bij de praktijk van verweerster is (geweest). Ook staat er: “Kan het zijn dat u misschien [voornaam echtgenote klager; toevoeging RTG] heet? Die schijnt namelijk vaker – onder valse naam – reviews te schrijven.”

In de periode 2021/2022 heeft de praktijk van klager diverse brieven ontvangen met het verzoek om afgifte van het medisch dossier en het auditbestand van verschillende patiënten die naar de praktijk van verweerster zijn overgegaan.

4. De klacht en de reactie van verweerster
 

4.1     Klager verwijt verweerster:

  1. oncollegiaal handelen door het faciliteren, ondersteunen en aanmoedigen van patiënten om klachten tegen klager in te dienen en het zoeken van publiciteit en het onterecht aan de schandpaal nagelen van klager;
  2. valsheid in geschrifte door het in naam van voormalig patiënten opstellen, ondertekenen en versturen van brieven aan de praktijk van klager, waarin wordt gevraagd om het verstrekken van medische gegevens/loggegevens van het elektronische dossier. In 2021 kwamen er tientallen brieven van patiënten van de praktijk van verweerster met dezelfde lay-out waarin patiënten vroegen naar loggegevens en auditbestanden;
  3. het niet verstrekken van medische dossiers van naar klager overgestapte patiënten.

4.2     Verweerster heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft verweerster het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Omvang van het geding en wijze van beoordelen van de klacht

5.1     Het college benadrukt in de eerste plaats dat het alleen kan oordelen over zaken waarover is geklaagd. Alleen feiten en standpunten die relevant zijn voor de beoordeling van de klachtonderdelen a, b en c zullen daarbij worden meegewogen.

5.2     Verder benadrukt het college dat het medisch tuchtrecht tot doel heeft de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken en te bevorderen en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van een zorgverlener. Het gaat daarbij om een algemeen belang. Het medisch tuchtrecht is niet bedoeld en ook niet geschikt om een oordeel te vellen over ernstig verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dit is alleen anders als door die verstoorde verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg.

5.3     Het college zal hierna per klachtonderdeel beoordelen of klager ontvankelijk is in de klacht. Daarvoor is vereist dat klager kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onder a, van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Ook moet het handelen waarover wordt geklaagd onder de eerste of tweede tuchtnorm vallen (artikel 47, eerste lid, onder a en b van de Wet BIG). De eerste tuchtnorm heeft betrekking op tekortschieten ten opzichte van een patiënt of diens naaste betrekking. De tweede tuchtnorm betreft gedragingen die niet door de eerste norm worden bestreken maar in strijd zijn met hetgeen een behoorlijk beroeps­beoefenaar betaamt. Verder kan alleen geklaagd worden over handelen waarover niet eerder een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen (artikel 51 van de Wet BIG, ook wel ne bis in idem).

5.4     Als klager in het klachtonderdeel kan worden ontvangen, zal worden beoordeeld of verweerster, gelet op de feiten, persoonlijk een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ondanks de omstandigheid dat verweerster en haar echtgenoot samen hun praktijk uitoefenen, kan een klacht alleen gegrond worden verklaard als er sprake is van persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde zorgverlener.


Klachtonderdeel a) oncollegiaal handelen

5.5     Klachtonderdeel a houdt in dat verweerster oncollegiaal handelt door patiënten te faciliteren, ondersteunen en aan te moedigen om klachten tegen klager in te dienen, publiciteit te zoeken en klager onterecht aan de schandpaal te nagelen.

5.6    Dit door klager gestelde handelen raakt hem rechtstreeks in zijn belang. Dit belang heeft ook te maken met de individuele gezondheidszorg, omdat het van invloed kan zijn op het vertrouwen dat patiënten in klager als zorgverlener hebben. Klager is dus rechtstreeks belanghebbende. Het gestelde handelen valt onder de werkingssfeer van de tweede tuchtnorm, als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder b, van de Wet BIG. De ter onderbouwing van dit klachtonderdeel voorgelegde feiten zijn ook niet eerder ter beoordeling aan de tuchtrechter voorgelegd. Klager kan in dit klachtonderdeel worden ontvangen.

5.7     Vaststaat dat voormalige patiënten van klager na hun overstap naar de praktijk van verweerster en haar echtgenoot tuchtklachten hebben ingediend tegen klager. Vaststaat ook dat een deel van deze patiënten zich hebben laten bijstaan door de raadsman van de echtgenoot van verweerster en dat de echtgenoot van verweerster een deel van de kosten van deze rechtsbijstand heeft betaald. Dat verweerster zelf patiënten heeft aangemoedigd of aangezet tot het indienen van een tuchtklacht tegen klager en/of heeft bewerkstelligd dat de kosten voor rechtsbijstand voor deze patiënten door haar echtgenoot of de praktijk werden vergoed, is niet aannemelijk geworden. Voor deze stelling zijn onvoldoende aanknopingspunten te vinden in de door klager gegeven onderbouwing en de beschikbare stukken.

5.8     Ten aanzien van de door klager gestelde schijnreviews geldt dat een concrete onderbouwing dat deze door of in opdracht van verweerster zijn geplaatst, ontbreekt. Onvoldoende aannemelijk is dan ook dat dit het geval is. Het college is voorts van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door haar echtgenoot gedane uitingen in zijn vlogs en op of onder zijn persoonlijke social media accounts. Van de uitlating op de Facebook pagina van de praktijk en de reactie op de review bestrijdt verweerster dat deze door of in haar opdracht zijn geplaatst. In de onderbouwing door klager noch in de overige stukken zijn aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat deze uitlatingen inderdaad door of in opdracht van verweerster zijn geplaatst.

5.9     Klachtonderdeel a is ongegrond.

Klachtonderdeel b) valsheid in geschrifte
5.10     Klachtonderdeel b houdt in dat verweerster in naam van voormalig patiënten van klager brieven opstelt, ondertekent en verstuurt. In deze brieven wordt gevraagd om het verstrekken van medische gegevens en loggegevens van het elektronische dossier van de betreffende patiënt.


5.11     Dit door klager gestelde handelen raakt hem rechtstreeks in zijn belang. Dit belang heeft ook te maken met de individuele gezondheidszorg. Klager moet namelijk gezien de eerdere behandelingsovereenkomst met zijn voormalige patiënten op hun verzoek een afschrift van het patiëntendossier verstrekken. Het door klager gestelde handelen zou kunnen leiden tot een situatie waarin klager dossiers verstrekt zonder dat deze daadwerkelijk door de voormalige patiënten werden opgevraagd. Het gestelde handelen valt onder de werkingssfeer van de tuchtnormen, als bedoeld in aritkel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet BIG. Het vervalsen van handtekeningen van patiënten zou namelijk een inbreuk betekenen op de vertrouwensrelatie en daarmee de zorg die een zorgverlener behoort te betrachten ten opzichte van zijn patiënt. Dit door klager gestelde handelen zou zich hebben voorgedaan in 2021 en is niet eerder aan de tuchtrechter voorgelegd. Klager kan in dit klachtonderdeel worden ontvangen.


5.12     Vaststaat dat op de praktijk van verweerster brieven zijn opgesteld waarin om verstrekking van patiëntendossiers en auditgegevens werd verzocht. De vraag is of aannemelijk is geworden dat deze brieven ook door praktijkmedewerkers werden ondertekend in plaats van door patiënten zelf en zonder dat deze patiënten dat wisten. Verweerster bestrijdt dit. De door verweerster opgeroepen getuige E, medewerker van verweerster, verklaarde hierover ter zitting dat brieven inderdaad op de praktijk worden opgesteld, maar altijd door de betrokken patiënt zelf zijn ondertekend. Klager voert aan dat hij de brieven heeft laten onderzoeken door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau B.V. (hierna: NFO). In de rapportage van 2 november 2022 hebben de onderzoekers van het NFO voor zes van de onderzochte handtekeningen geconcludeerd dat het “veel waarschijnlijker” (1 x), “zeer veel waarschijnlijker” (3 x) of “iets waarschijnlijker” (2 x) is dat het om vervalsingen gaat dan om authentieke handtekeningen. Het college is van oordeel dat deze conclusie van het NFO onvoldoende houvast biedt voor het oordeel dat de handtekeningen op de door klager ontvangen brieven zijn vervalst en dat dit door verweerster of in haar opdracht is gedaan. In de eerste plaats is niet uit te sluiten dat de conclusie voor in ieder geval één van de handtekeningen kan worden verklaard door een menselijke fout. Deze fout zou eruit bestaan dat de patiënt op de praktijk een document op de tablet had ondertekend maar dat een andere patiënt door een vergissing later hetzelfde – nog openstaande – document ondertekende. Of sprake is van dergelijke fouten of van vervalsingen, is zonder kennisname van de niet geanonimiseerde onderliggende stukken niet te verifiëren. Omdat alle handtekeningen en referentiemateriaal zijn weggelakt, is ook niet na te gaan op welke patiënten, welke brieven en welke handtekeningen het rapport betrekking heeft en welk referentiemateriaal is gebruikt. Het is zelfs niet mogelijk om vast te stellen of de conclusies wel betrekking hebben op handtekeningen op brieven aan de praktijk van klager of ook op brieven aan anderen, waarover klager niet kan klagen.


5.13     Gelet op het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat door of in opdracht van verweerster handtekeningen zijn vervalst om zonder toestemming van patiënten in hun naam verstrekking van patiëntendossiers en auditgegevens te verzoeken.


5.14     Klachtonderdeel b is ongegrond.

Klachtonderdeel c) verstrekken van dossiers
5.15     Klachtonderdeel c houdt in dat verweerster nalaat (tijdig) de patiëntendossiers te verstrekken aan patiënten die naar de praktijk van klager zijn overgestapt waardoor klager keer op keer niet beschikt over patiënteninformatie, behandelgeschiedenis, eerder gemaakte röntgenfoto’s of gebitsafdrukken.


5.16     Klager wordt door dit gestelde handelen rechtstreeks in zijn belang geraakt en dit belang heeft ook te maken met de individuele gezondheidszorg. Niet uitgesloten is namelijk dat klager door het (gestelde) keer op keer niet verstrekken van de patiëntendossiers als opvolgend tandarts van de overgestapte patiënten wordt gehinderd in het leveren van goede tandheelkundige zorg. Het handelen van verweerster waarover wordt geklaagd valt onder de werkingssfeer van de tuchtnormen als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b van de Wet BIG. Klager heeft eerder een tuchtklacht ingediend over het niet verstrekken van patiëntendossiers door verweerster. Deze tuchtklacht is met de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 17 maart 2020 (ECLI:NL:TGZCTG:2020:85) ongegrond verklaard. Het nu door klager aan de orde gestelde handelen is van latere datum. Het gaat dus wel om een zelfde soort handelen, maar niet over hetzelfde handelen. Artikel 51 van de Wet BIG staat daarom niet aan de ontvankelijkheid van klager in dit klachtonderdeel in de weg.

5.17     Verweerster bestrijdt dat zij stelselmatig dossiers niet (tijdig) verstrekt. De door verweerster opgeroepen getuige E verklaarde ter zitting dat verzoeken van patiënten om verstrekking van hun dossier worden afgehandeld volgens een binnen de praktijk geldend protocol. Volgens dit protocol ontvangen de (voormalige) patiënten een standaardontvangstbevestiging van hun verzoek. Alle inkomende verzoeken worden vervolgens door de getuige doorgezet naar de één na laatste zondag van de maand. In de week daarna zet zij de dossiers klaar in een bestand. Voor het einde van de maand wordt alles door de echtgenoot van verweerster gezien en wordt het naar de opvolgend tandarts verzonden of krijgt de patiënt het bericht dat het bij de praktijk kan worden afgehaald. Als de patiënt de CD-rom niet zelf kan halen, kan het via WeTransfer beveiligd worden gemaild. De getuige verklaarde ook dat het af en toe voorkomt dat een verzoek om afgifte van een dossier niet door haar wordt gezien na ontvangst. In zo’n geval kan het voorkomen dat een dossier pas wordt verstrekt na een herinnering van de patiënt, aldus de getuige. Klager heeft het klachtonderdeel slechts onderbouwd met een geanonimiseerde lijst en geanonimiseerde correspondentie. De juistheid van de lijst kan niet worden geverifieerd. Zo kan niet worden vastgesteld of de patiënten achter de in deze lijst genoemde nummers daadwerkelijk een verzoek hebben gedaan om afgifte van het dossier en of dat dossier inderdaad door verweerder niet, niet tijdig of niet volledig is afgegeven. Ook de geanonimiseerde correspondentie is niet te verifiëren. Alleen van de familie Q en R is de naam bekend. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat de patiëntendossiers van deze patiënten niet (tijdig) of onvolledig zijn verstrekt, is dit onvoldoende voor twijfel aan de door de getuige afgelegde verklaring. Het is daarmee ook onvoldoende voor de conclusie dat de praktijk van verweerster stelselmatig dossiers niet (tijdig) of onvolledig verstrekt. Dat verweerster voorts de röntgenfoto’s alleen als DICOM-bestand verstrekt leidt niet tot een ander oordeel. Omdat DICOM een gangbaar systeem is voor de opslag van röntgenfoto’s, kon verweerster kiezen voor het verstrekken van de foto’s als Dicom-bestand.

5.18     Klachtonderdeel c is ongegrond.

Slotsom
5.19     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door H.L. Wattel, voorzitter, M. Mostert, lid-jurist,
B.D. van der Meulen, P. de Haan en J.M.W. Croes, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.