ECLI:NL:TGZRZWO:2024:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5422

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:25
Datum uitspraak: 23-02-2024
Datum publicatie: 29-02-2024
Zaaknummer(s): Z2023/5422
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen oogarts gegrond: berisping. Klaagster klaagt over een laserbehandeling van haar rechteroog door verweerder. Bij klaagster is een laserbehandeling YAG-PI uitgevoerd. Klaagster had echter een afspraak gemaakt om te worden behandeld voor nastaar. Het verwijt is dat een verkeerde diagnose is gesteld en een onjuiste behandeling is uitgevoerd, zonder goede uitleg aan klaagster en zonder instemming van klaagster met die behandeling. De oogarts stelt zich op het standpunt dat in het dossier op de ochtend van de behandeling stond genoteerd dat sprake was van glaucoom. De oogarts heeft verder aangevoerd dat weliswaar een verkeerde behandeling is uitgevoerd, maar dat hij feitelijk heeft uitgelegd wat hij ging doen en daarmee is voldaan aan het informed consent vereiste. De oogarts is door de wijziging van de afspraak in januari 2023, door Eyescan, niet in de gelegenheid geweest om klaagster de gang van zaken zelf uit te leggen.  Het college komt tot het oordeel dat de oogarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij de uitvoering van de behandeling, het informed consent en de nazorg (oogdruppels) aan klaagster.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 23 februari 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klaagster,

tegen

C,

oogarts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de oogarts,

gemachtigde: E.

1. De zaak in het kort
 

1.1     Klaagster klaagt over een laserbehandeling van haar rechteroog door verweerder. Bij klaagster is een laserbehandeling YAG-PI uitgevoerd. Klaagster had echter een afspraak gemaakt om te worden behandeld voor nastaar. Het verwijt is dat een verkeerde diagnose is gesteld en een onjuiste behandeling is uitgevoerd, zonder goede uitleg aan klaagster en zonder instemming van klaagster met die behandeling. De oogarts stelt zich op het standpunt dat in het dossier op de ochtend van de behandeling stond genoteerd dat sprake was van glaucoom. De oogarts heeft verder aangevoerd dat weliswaar een verkeerde behandeling is uitgevoerd, maar dat hij feitelijk heeft uitgelegd wat hij ging doen en daarmee is voldaan aan het informed consent vereiste. De oogarts is door de wijziging van de afspraak in januari 2023, door F, niet in de gelegenheid geweest om klaagster de gang van zaken zelf uit te leggen.  

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de oogarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en de klacht deels gegrond is. De oogarts wordt een berisping opgelegd. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure
 

2.1     Het college heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met de bijlagen, door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Hertogenbosch ontvangen op 27 februari 2023, en doorgezonden naar het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle;
  • het aanvullende klaagschrift;
  • de brief van klaagster, ontvangen op 30 juni 2023;
  • het verweerschrift met de bijlage(n);
  • het proces-verbaal van het op 15 september 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
  • het e-mailbericht van klaagster van 22 september 2023.

2.2     De zaak is behandeld op de openbare zitting van 19 januari 2024. Partijen zijn  verschenen. De oogarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster werd vergezeld door haar partner, G. Klaagster heeft pleitaantekeningen – met één bijlage – voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
 

3. De feiten
 

3.1     Klaagster, geboren in 1970, is op 3 juni 2020 geopereerd aan staar aan haar rechteroog. Klaagster stond daarbij onder behandeling van H, als oogarts verbonden aan F.

Op 29 juni 2020 vond een nacontrole plaats. Bij het oogheelkundig onderzoek werd genoteerd: “cornea helder VOK toch gelukkig rustig Sp nastaar OD”.

Op 28 oktober 2020 vond een controle plaats waarbij klaagster vermeldde dat het zicht wat minder werd voor veraf. In de bevindingen werd opgetekend:

OD spoor nastaar. Verder rustige pseudophakie”

Op 24 september 2021 was sprake van klachten aan het rechteroog sinds enkele maanden. Dit was een jaarlijkse controle bij beginnende nastaar.

Op 21 september 2022 voerde physician assistant I een controle uit. Klaagster vermeldde dat het goed ging, maar dat het zicht iets slechter was geworden. De oogdruk was AT G 15. De bevindingen bij het oogheelkundig onderzoek luidden:

Cornea ODS MDF dystrofie
Media OD storend nastaar OS lenssclerose
FODS: scherpe papil met goede rim, retina aanliggend, macula geen afwijkingen, inferior lasercoagulaten
.”
 

De conclusie was dat er nastaar was in het rechteroog.
Het afgesproken beleid hield in: “OD YAG nastaar inplannen als mevrouw dit wenst”

Klaagster heeft na overleg met haar partner F gebeld en aangegeven dat zij een nastaarbehandeling wenste. Deze is door F ingepland op 22 december 2022.

3.2     Verweerder is als oogarts werkzaam voor F. Op 22 december 2022 voerde verweerder de voor die dag geplande behandelingen uit, waaronder een behandeling bij klaagster.

Op de activiteitenlijst van 22 december 2022 (tijdsaanduiding 7:42 uur) staat op pagina drie klaagster vermeld:

YAG PI, 1 oog
[naam, BSN, adres en mobiel telefoonnummer,RTG]
OD YAG nastaar inplannen als mevrouw dit wenst
tel+brief lbi


Handgeschreven is daarbij door de oogarts vermeld [voor zover leesbaar]:

Cave OD functionele monocula 20x20,7mJ
lukt YAG-PI niet”
“ATOD 14 mmHg          1 uur
ATOS 18 mmHg           na de behandeling
18 x 28mJ
Bij 2e poging bloeding op 12u
gonio: narrow angle
narow ANGLE

PCO mi geen nastaar
PM pupil nauw

In de status staat op 22-12-2022:

“YAG PI, 1 oog

Behandeling pilocarpine 2% OD

Yag Pi, op 11,30u

Bij YAG trad hyphaempje op, ingreep gestaakt (functionele monoculus)

wel kleine opening, pigmentblad onzeker

ATODS: 14-18 mm Hg

bij vertrek geen “spiegel” inf aanwezig

c/ 20 januari 2023 en dan evaluatie, evt verder laseren (te kleine opening?)

PM Yellox ivm reactie in OD ( 1 uur nadien blijkt OD rustig en niet nodig, geen sanguis meer zichtbaar)"

3.3     Op 20 januari 2023 stond een nacontrole ingepland bij verweerder. Deze is door F verplaatst naar 19 januari 2023. Op 19 januari 2023 vond een controle plaats bij de physician assistant. Daarover staat in het medisch dossier:

Deze controle is gepland na aanleiding van de behandeling 22-12-2022. Er was toen een bloeding tijdens de behandeling en daarom deze controle 09-2022 nastaar gezien OD door mij en mw heeft uiteindelijk 12-2022 behandeling gepland. Toen YAG pi label gebruikt, door wie?.
Volgens dossier en het verhaal van mw Heeft drs C een PI uitgevoerd, opmerkelijk is dat hij tijdens de behandeling wel steeds sprak over nastaar volgens mevrouw en begeleiding.

Geconcludeerd werd:
“Verkeerde behandeling uitgevoerd door drs C
MIP/VIM melding maken. Mw stuurt nog een email naar mij met volledige verhal/details. Zij verwacht natuurlijk terugkoppeling over de uitgevoerde acties om dit dit in de toekomst te voorkomen.
pm er is op 22-12-2022 een Glaucoom DBC geopend met de YAG behandeling. Ik heb deze geannuleerd. Niet declareren!”
 

3.4     Op de bij het klaagschrift gevoegde schermafbeelding van het digitale eyep-portal staat bij de datum van 22 december 2022 een diagnose glaucoma suspectum links genoteerd met als hoofdbehandelaar H.
 

3.5     Klaagster heeft over de behandeling een klacht ingediend bij F. Op
29 januari 2023 is door F aan klaagster per e-mail bericht dat klaagsters klacht zo snel mogelijk in behandeling zou worden genomen.

4. De klacht en de reactie van de oogarts
 

4.1     Klaagster verwijt de oogarts:

  1. dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld;
  2. dat hij zich niet heeft gehouden aan de afgesproken standaardbehandeling en dat hij een onnodige en onjuiste behandeling (Yag-PI) heeft uitgevoerd;
  3. dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door klaagster niet te betrekken of in te lichten over de uitgevoerde behandeling en deze zonder informed consent heeft verricht en dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt over de uitgevoerde behandeling;
  4. dat hij achteraf een verkeerde diagnose in het zorgdossier van klaagster heeft genoteerd of laten noteren, handelend in strijd met artikel 7:454 Burgerlijk Wetboek;
  5. dat hij nagelaten heeft om na de laserbehandeling oogdruppels voor te schrijven;
  6. dat hij geen excuses heeft aangeboden na constatering van de onjuiste behandeling, zodat er geen sprake is van een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten (artikel 13, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg, Wkkgz).

4.2     De oogarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De oogarts voert aan dat hij geen diagnoses heeft gesteld omdat hij geen hoofdbehandelaar is geweest van klaagster. De oogarts voert alleen behandelingen uit bij F. Er is door de oogarts een behandeling uitgevoerd die niet uitgevoerd had moeten worden. Door het foute label YAG-PI op de activiteitenlijst van 22 december 2022 is de oogarts op het verkeerde been gezet. De YAG-laser heeft echter geen opening gemaakt in de iris en daarmee zijn er geen nadelige gevolgen van de uitgevoerde behandeling  ontstaan. De behandelend oogarts voert aan dat hij de door andere zorgverleners gestelde diagnoses niet hoeft te verifiëren of op juistheid hoeft te controleren. Wel checkt hij op de ochtend van de behandeling het medisch dossier van de te behandelen patiënten. In dit geval heeft hij daar in zien staan dat bij klaagster sprake was van glaucoom. De oogarts stelt zich verder op het standpunt dat, gelet op de op 22 december 2022 aan klaagster gegeven uitleg, er informed consent was voor de behandeling. Er zijn door de oogarts geen diagnoses veranderd in het dossier van klaagster. De oogarts heeft de op de activiteitenlijst vermelde ingreep bij klaagster uitgevoerd. Nadat klaagster in goede conditie huiswaarts was gegaan werd duidelijk dat een verkeerde behandelopdracht was ingepland voor 22 december 2022. Daardoor is zonder juiste indicatie en daarmee ontrerecht een YAG-PI uitgevoerd. Vanwege verstoringen die dag in het elektronisch patiëntendossier kon de oogarts dat niet weten.

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


De criteria voor de beoordeling

De criteria voor de beoordeling
5.1     De vraag is of de oogarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende oogarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.


5.2     Het college gaat bij de beoordeling van deze zaak uit van het medisch dossier zoals dat bij de stukken is gevoegd. Ter zitting, en ook in het verweerschrift, suggereert de oogarts dat daarin wijzigingen zijn aangebracht door anderen dan hijzelf op de dag van de behandeling (22 december 2022). Het vermoeden van de oogarts komt voort uit de omstandigheid dat hij naar eigen herinnering om ongeveer 07.30 uur in de ochtend in het dossier van klaagster een diagnose glaucoom heeft zien staan. Deze diagnose stond na afloop van de behandeling, toen de oogarts de aantekeningen van de behandeling in het elektronisch patiëntendossier invulde, niet meer vermeld. De oogarts is in de gelegenheid gesteld om loggegevens van het elektronisch patiëntendossier over te leggen. Deze zijn niet overgelegd, omdat deze niet meer op te vragen zouden zijn.
Dat in bijlage 3 van het klaagschrift een diagnose glaucoom op 22 december 2022 in het dossier is genoteerd, onderbouwt de stelling van de oogarts niet. Deze vermelding betreft het linkeroog – waar alle andere diagnoses het rechteroog betroffen en ook het rechteroog is behandeld op 22 december 2022 – en daarbij staat een andere oogarts vermeld. De oogarts heeft niet aannemelijk gemaakt dat het medische dossier op enig tijdstip op 22 december 2022 is gewijzigd en dat daarin – voorafgaande aan de behandeling – de diagnose glaucoom aan het rechteroog stond vermeld. Om die reden gaat het college voorbij aan de stelling van de oogarts en gaat uit van de juistheid van het overgelegde medische dossier.

Klachtonderdeel a) diagnosestelling
5.3     Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat de oogarts zelf een diagnose heeft gesteld bij klaagster en voor de op 22 december 2022 ingeplande behandeling een indicatie heeft gesteld. Dit kan evenmin worden vastgesteld op basis van bijlage 3 bij het klaagschrift. Daar gaat het om het linkeroog van klaagster en wordt de naam van de oogarts ook niet genoemd bij de diagnosestellingen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) niet uitvoeren afgesproken behandeling, onjuiste behandeling
5.4     Het college is van oordeel dat de oogarts verwijtbaar niet een afgesproken (standaard)behandeling heeft uitgevoerd en in plaats daarvan een onjuiste behandeling heeft uitgevoerd. De oogarts heeft een YAG-PI behandeling uitgevoerd op basis van de op de activiteitenlijst genoteerde behandeling. Het tuchtcollege overweegt dat de oogarts niet alleen mocht afgaan op de op de activiteitenlijst genoteerde behandeling. De oogarts heeft verklaard dat hij voorafgaande aan de behandelingen van die ochtend in de patiëntendossiers heeft gekeken. Gelet op hetgeen in 5.2 is vermeld houdt het college het ervoor dat in het elektronisch patiëntendossier geen diagnose glaucoom werd vermeld. Gelet op de in het dossier vermelde gegevens over nastaar bij de laatste afspraak op 21 september 2022 had dit voor de oogarts aanleiding moeten zijn voor nader onderzoek naar de voorgestelde behandeling (YAG-PI) op 22 december 2022 alvorens deze uit te voeren. Daarover heeft de oogarts ter zitting verklaard om die reden een gonioscopie te hebben uitgevoerd voorafgaande aan de behandeling. Bij het nader uitvragen van deze gonioscopie heeft de oogarts verklaard deze te hebben uitgevoerd voorafgaande aan de tweede laserbehandeling aan het einde van de ochtend. Deze gonioscopie heeft de oogarts niet in het electronisch patienten dossier opgetekend. Op de papieren activiteitenlijst (die niet in het epd wordt opgenomen maar in het bezit is van de beklaagde) staat handgeschreven het onderzoek slechts zeer summier opgetekend (‘gonio narow angle’). Dit strookt niet met de door de oogarts aan klaagster toegediende ‘vernauwende oogdruppels’ voorafgaande aan de eerste laserbehandeling die ochtend in de wachtkamer, toen was er dus nog geen gonioscopie uitgevoerd. Deze oogdruppels waren niet aangewezen bij een nastaarbehandeling en getuigen er juist van dat de oogarts alleen afging op de op de activiteitenlijst vermelde YAG-PI behandeling. Bij het nader uitvragen van de gonioscopie heeft de oogarts bovendien verklaard deze te hebben uitgevoerd voorafgaande aan de tweede laserbehandeling aan het einde van de ochtend en dus niet voorafgaand aan de behandeling. Dat sprake was van een computerstoring in de behandelkamer waar de oogarts aanwezig was kan hem evenmin baten. Volgens zijn gemachtigde was er geen sprake van een algemene computerstoring en had de oogarts in een naastgelegen behandelkamer het elektronisch patiëndossier in kunnen zien. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel c) onvoldoende informatie en informed consent
5.5     Het tuchtcollege is van oordeel dat de oogarts klaagster onvoldoende heeft ingelicht over de uit te voeren behandeling en zonder informed consent heeft gehandeld. ‘Informed consent’ betekent in de eerste plaats dat de arts de patiënt op een begrijpelijke en zo volledig mogelijke wijze informeert over de voorgestelde behandeling. Dit is onder andere vastgelegd in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Uit de WGBO, artikel 7:448 Burgerlijk Wetboek, volgt dat de arts op toegankelijke wijze moet uitleggen wat de aard en het doel zijn van de behandeling, wat de diagnose en prognose zijn voor de patiënt, welke risico’s aan de behandeling verbonden zijn en welke alternatieven mogelijk zijn.
Sinds 1 januari 2020 is de informatieplicht in de WGBO aangevuld met de verplichting tijdig overleg te voeren met de patiënt, waarbij de patiënt ook wordt uitgenodigd tot het stellen van vragen.
Uit het medisch dossier blijkt niet dat de physician assistant op 21 september 2022 informatie heeft gegeven aan klaagster en er een toestemming was voor de YAG PI behandeling door de oogarts op 22 december 2022. De informatie zoals de oogarts – naar zijn eigen zeggen – heeft gegeven op de dag van de behandeling is daarvoor in ieder geval onvoldoende en hierover is ook niets in het dossier opgenomen. De oogarts heeft klaagster verteld wat hij feitelijk ging doen, namelijk vernauwende oogdruppels toedienen waardoor klaagster hoofdpijn kon ervaren en daarna een gaatje in de iris schieten. Maar dat klaagster daarmee op een begrijpelijke wijze uitleg heeft gekregen dat de oogarts een andere dan de afgesproken nastaarbehandeling zou uitvoeren ziet het college niet in. Evenmin volgt het college het standpunt van de oogarts dat klaagster al eerder laserbehandelingen had ondergaan en daarom had moeten concluderen dat dit keer een andere laserbehandeling zou plaatsvinden. Het lag op de weg van de oogarts om klaagster duidelijk te maken welke behandeling zou plaatsvinden, namelijk een YAG-PI laserbehandeling in verband met glaucoom, zeker nu klaagster, zoals de oogarts zelf ook heeft erkend, meerdere malen heeft gevraagd wat er zou worden gedaan aan de geconstateerde nastaar. De oogarts is na afloop van de behandeling op 22 december 2022 meegelopen naar de receptie voor een nieuwe afspraak met klaagster. De oogarts concludeerde naar eigen zeggen – nadat klaagster huiswaarts was gegaan – dat sprake was geweest van een YAG PI behandeling waarvoor geen indicatie in het elektronisch patiëntendossier stond. De oogarts heeft tussen 22 december 2022 en 20 januari 2023 niet zelf contact met klaagster opgenomen omtrent de onjuiste behandeling die had plaatsgevonden. Dat had wel op zijn weg gelegen. Dat F de afspraak naar 19 januari 2023 heeft verplaatst bij de physician assistant maakt het voorgaande niet anders. Het lag op de weg van de oogarts om klaagster te informeren over de uitvoering van de onjuiste behandeling. Het geeft geen pas om – zoals ter zitting door de oogarts is betoogd – dit op het bordje van klaagster neer te leggen met de
mededeling dat hij 19 januari 2023 aanwezig was in F in D en klaagster hem op dat moment had kunnen benaderen. Dit klachtonderdeel is ook gegrond.


Klachtonderdeel d) verkeerde diagnose na behandeling in dossier noteren
5.6     Het college kan niet vaststellen dat de oogarts op 22 december 2022 zelf een verkeerde diagnose (glaucoom) heeft gesteld. In de door klaagster overgelegde bijlage 3 van het klaagschrift staat bij de diagnose glaucoom (linkeroog) de naam van de oogarts niet vermeld. Er is een naam van een andere oogarts vermeld. Om die reden zijn door het college de loggegevens van het elektronisch patiëntendossier bij de oogarts opgevraagd. De gemachtigde heeft laten weten dat die loggegevens gelet op de verstreken tijd niet meer kunnen worden teruggehaald. Dat wekt verbazing omdat het voor het reconstrueren van de feitelijke gang van zaken op 22 december 2022 wel relevant is en het bewaren van loggegevens aangewezen is over minimaal vijf jaar. Dit volgt uit de Gedragscode EGiZ Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg, versie 2019. Het doel van deze gedragscode is de formulering van een heldere en toepasbare set (gedrags)regels en bijbehorende normen voor gegevensuitwisseling tussen zorgaanbieders. Het is echter de oogarts niet persoonlijk aan te rekenen dat F deze logbestanden niet heeft kunnen aanleveren in de tuchtrechtprocedure. Het is zonder loggegevens niet vast te stellen dat het deze oogarts is geweest die de diagnose glaucoom heeft gesteld, gelet op de vermelding van een andere oogarts. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel e) niet voorschrijven oogdruppels na behandeling
5.7     Dat de oogarts na de uitgevoerde YAG-PI laserbehandeling geen oogdruppels heeft voorgeschreven is wel tuchtrechtelijk verwijtbaar. In hoofdstuk 3.5.1 van de Terminology and Guidelines Glaucoma 4e editie (2014) is opgenomen dat er ontstekingsremmende druppels voorgeschreven behoren te worden na een laserbehandeling. In de door de Nederlandse Glaucoom Groep opgestelde addenda van april 2019 wordt geadviseerd deze richtlijn ook toe te passen in Nederland. De oogarts heeft aangegeven dat dit niet in het praktijkprotocol van F is opgenomen en in de periode van de coronapandemie niet gebeurde. Het college is van oordeel dat de oogarts daarmee onvoldoende onderbouwd heeft afgeweken van de behandeling die gebruikelijk is.
Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel f) geen excuus en laagdrempelige klachtenregeling

5.8       Het tuchtcollege overweegt dat het in de gegeven situatie de oogarts had gesierd als hij zijn excuses uit zichzelf had aangeboden aan klaagster. Zeker nu de oogarts zich kort na de behandeling, diezelfde dag, realiseerde dat er iets mis was gegaan en een vervolgafspraak was gepland voor 20 januari 2023. Dit kan echter niet leiden tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van de oogarts. Er is geen verplichting voor de BIG-geregistreerde zorgverlener om excuses aan te bieden. Het ligt wel op zijn weg om zich toetsbaar op te stellen in een tuchtrechtelijke procedure.
Het door klaagster genoemde artikel 13 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen richt zich tot zorgaanbieders om hun eigen kwaliteit te bewaken, te beheersen en te verbeteren. Deze wet richt zich in dit geval tot F en niet tot de individuele zorgverlener. Op
29 januari 2023 heeft F klaagster laten weten dat zij klaagsters klacht zo snel mogelijk in behandeling zou nemen. Dat de klacht ook onder de aandacht van de oogarts is gebracht kan niet worden vastgesteld.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom

5.9       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klachtonderdelen b), c) en e) gegrond zijn en de andere klachtonderdelen ongegrond.


Maatregel

5.10     Nu de klachtonderdelen b), c) en e) gegrond zijn ziet het college zich gesteld voor de vraag welke maatregel passend en geboden is.
Het college overweegt dat het een oogarts in een zeldzaam geval kan overkomen dat een voorgestelde behandeling op een activiteitenlijst onjuist is en dat deze onjuistheid ondanks het raadplegen van het patiëntendossier niet wordt opgemerkt. In een dergelijke situatie zou met een waarschuwing kunnen worden volstaan. In deze zaak komt daar echter nog bij dat de oogarts onvoldoende informatie aan klaagster heeft gegeven. Daarmee is de mogelijkheid dat bij het voorgesprek voor de behandeling werd ontdekt dat een onjuiste behandeling was gepland door de oogarts onbenut gelaten. Ook ter zitting heeft de oogarts herhaaldelijk verklaard dat met de uitleg van wat de oogarts feitelijk ging doen voldoende informatie en informed consent was verkregen. Daaruit blijkt dat hij de onjuistheid van zijn handelen niet inziet. De oogarts legt daarbij te veel verantwoordelijkheid bij de patiënt. Ook weegt het college mee dat de oogarts steeds wisselende en niet altijd geloofwaardige verklaringen aflegt over de feitelijke gang van zaken. De oogarts heeft daarnaast onvoldoende onderbouwd geen oogdruppels voorgeschreven na de behandeling. Tot slot neemt het college in zijn overwegingen mee dat de oogarts onvoldoende reflecteert op zijn eigen handelen en zijn eigen verantwoordelijkheid als uitvoerder van laserbehandelingen. De oogarts lijkt verantwoordelijkheden van hemzelf bij collega’s, de kliniek en klaagster neer te leggen.
Gelet op het voorgaande acht het college in deze situatie een berisping passend en geboden.

Publicatie
5.11     In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van wat hiervoor onder 5.4, 5.5 en 5.7 is overwogen. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
 

6    De beslissing

Het college:

  • verklaart de klachtonderdelen b), c) en e) gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt de oogarts de maatregel van een berisping op;
  • bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.

Deze beslissing is gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
M.E.H.M. Fortuin, N.E.M.L. Schurmans-Tang en R. van der Pol, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

23 februari 2024.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.