ECLI:NL:TGZRZWO:2024:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:16
Datum uitspraak: 09-02-2024
Datum publicatie: 15-02-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6019
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klagers zoontje (hierna: patiënt) van – op dat moment – bijna twee jaar oud, is bij de huisartsenpost door verweerder gezien in verband met fysieke klachten als verhoging en nekklachten. Voor verweerder waren er op dat moment geen aanwijzingen dat verdere actie noodzakelijk was. Afgesproken werd dat, wanneer de situatie zou verslechteren, klager en zijn partner zich weer moesten melden. Een dag later hebben zij zich weer gemeld bij de huisartsenpost. Patiënt is toen gezien door een andere huisarts. Deze heeft patiënt uiteindelijk doorverwezen naar de kinderarts. Onderzoek wees uit dat sprake was van een retrofaryngeaal abces. Patiënt is hiervoor behandeld. Klager maakt de huisarts verschillende verwijten over het door hem gedane onderzoek en de dossiervoering daarover. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 9 februari 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

huisarts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de huisarts.
 

1. De zaak in het kort

1.1     Klagers zoontje (hierna: patiënt) van – op dat moment – bijna twee jaar oud, is bij de huisartsenpost door verweerder gezien in verband met fysieke klachten als verhoging en nekklachten. Voor verweerder waren er op dat moment geen aanwijzingen dat verdere actie noodzakelijk was. Afgesproken werd dat, wanneer de situatie zou verslechteren, klager en zijn partner zich weer moesten melden. Een dag later hebben zij zich weer gemeld bij de huisartsenpost. Patiënt is toen gezien door een andere huisarts. Deze heeft patiënt uiteindelijk doorverwezen naar de kinderarts. Onderzoek wees uit dat sprake was van een retrofaryngeaal abces (een abces achter de keelholte). Patiënt is hiervoor behandeld.

    1.     Klager maakt de huisarts verschillende verwijten over het door hem gedane

onderzoek en de dossiervoering daarover. 
 

1.3       Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 29 augustus 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 31 oktober 2023.

2.2     De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.1     Klager heeft op vrijdag 16 juni en zaterdag 17 juni 2023 meerdere keren gebeld met

de huisartsenpost vanwege gezondheidsklachten van patiënt (geboren 27 augustus 2021). Op zaterdagmiddag is patiënt door de huisarts op de praktijk gezien. Over het contact op die dag staat het volgende genoteerd op de patiëntenkaart (overgenomen inclusief eventuele type- en taalfouten):
“WAARNEMING:

(S arts) Klacht/beloop: ETA: 14:00. 4e contact 13:41: Vader belt: zoon heeft een afspraak staan om 15:40, maar is bang dat zoon hersenvliesontsteking heeft. Suf, reageert wel op aanspreken. Maar kijkt glazig voor zich uit. Zoon heeft last van zijn nek. Klachten si gister. Temp: 37.8, vanochtend 1 pcm genomen. Kan kin niet op de borst krijgen. Geen vlekjes te zien. De situatie is verslechterd. Vangnet: bij tussentijds verandering klachten opnieuw contact opnemen in de auto 112 bellen.

Hulpvraag: Eerder beoordelen

Voorgeschiedenis:

Medicatie:

Algemeen: erg bezorgd, vertrouwen het niet. Paniek.

(O)

(E) Influenza [ex. R81]

(P) zie vorig contact

Keelpijn

anw: hoofdpijn
S Arts) hangerig kind, maakt contact, geen koorts [M: ook niet gehad]

niet benauwd, heeft geplast.

(O): pulm: VAG , abd: soepel en rustige peristaltiek

Kan goed zitten en kin op de borst, geen klieren in nek, kno: ga huid ga geeft geen pijn aan”

3.2       Omdat de klachten de dag erna verergerd waren, heeft klager weer contact opgenomen met de huisartsenpost. Patiënt is vervolgens gezien door de dienstdoende huisarts. Inmiddels was sprake van een temperatuur van 38,5. Over onderzoek van de nek heeft de betreffende huisarts genoteerd: “in gespannen houding, drukpijnlijk.” Uit de patiëntenkaart blijkt verder dat uit het overige onderzoek geen bijzonderheden naar voren kwamen. Na overleg met de kinderarts heeft de dienstdoende huisarts patiënt vanwege het klinische beeld, het niet pluis gevoel bij ouders en de huisarts doorgestuurd naar de spoedeisende hulp van het E.

3.3       In het ziekenhuis is na onderzoek vastgesteld dat sprake was van torticollis. Dit bleek te worden veroorzaakt door een retrophargynaal abces dat te zien was op een CT-scan. Patiënt heeft hiervoor medicatie gekregen. Patiënt is vervolgens zonder aanvullende bewaking en in de eigen autostoel met de ambulance vervoerd naar het F van het G.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1     Klager verwijt de huisarts:

  1. dat hij onvoldoende en (te) beperkt lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd tijdens het spreekuur;
  2. dat hij geen (degelijke) differentiaaldiagnose heeft opgesteld;
  3. dat hij nalatig en laks is geweest door geen doorverwijzing te geven naar het ziekenhuis en/of een specialist;
  4. het valselijk en onvolledig rapporteren in het EPD van patiënt.

Door het handelen van de huisarts heeft patiënt volgens klager onnodig langer geleden door het uitblijven van adequate medische behandelingen/opname.
 

4.2     De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

4.3     Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.


5.2 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hieronder legt het college uit hoe tot dit oordeel is gekomen.

Klachtonderdelen a, b en c)
5.3 Deze klachtonderdelen hebben alle drie betrekking op het onderzoek door verweerder. Daarom zal het college deze gezamenlijk bespreken.
Duidelijk is dat de lezingen van klager en de huisarts over het consult van 17 juni 2023 verschillen. Zo beschrijft klager dat zijn zoontje het uitschreeuwde van de pijn bij het draaien van zijn hoofd, terwijl verweerder in het journaal heeft aangetekend dat patiënt geen pijn aangaf. Gelet op deze verschillende lezingen en omdat de beschikbare stukken geen objectieve onderbouwing bevatten waaruit blijkt dat sprake was van pijn, kan het college ook niet vaststellen dat dit het geval was. Duidelijk is dat patiënt op 17 juni 2023 nog geen koorts had. De huisarts heeft verder gekeken naar tekenen van nekstijfheid; deze waren er niet. Het college kan verweerder dan ook volgen in zijn conclusie dat er op dat moment geen aanleiding was om verder onderzoek te verrichten of patiënt door te verwijzen. Afgesproken werd dat bij een verergering van de klachten, klager en zijn partner opnieuw contact op zouden nemen. Ook dit acht het college navolgbaar.
Het feit dat patiënt een dag later na onderzoek door een andere dienstdoende huisarts bij de huisartsenpost wel is doorverwezen naar het ziekenhuis, maakt het voorgaande niet anders. Inmiddels stond de nek in een gespannen houding en was deze drukpijnlijk. Ook was op dat moment sprake van koorts. Mede vanwege de ongerustheid van de ouders is patiënt vervolgens doorverwezen naar het ziekenhuis.
Het college komt dan ook tot de conclusie dat de klachtonderdelen a, b en c kennelijk ongegrond zijn.

Klachtonderdeel d)
5.4 Dit betreft het verwijt dat de huisarts valselijk en onvolledig heeft gerapporteerd in het EPD van patiënt.

De beschikbare stukken geven het college geen aanleiding om aan te nemen dat de huisarts valselijk en onvolledig heeft gerapporteerd. Nu een feitelijke onderbouwing voor dit verwijt ontbreekt, kan het college niet vaststellen dat de huisarts op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ook klachtonderdeel d is kennelijk ongegrond.

Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht
kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 9 februari 2024 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter,

H.M. Kole en R.J. Wolters, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.D. Moeke secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.