ECLI:NL:TGZRZWO:2024:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7292
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2024:123 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-11-2024 |
Datum publicatie: | 08-11-2024 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7292 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Ontzegging van het recht wederom in het register te worden opgenomen |
Inhoudsindicatie: | De voormalig werkgever van een verpleegkundige verwijt hem dat hij de professionele grenzen heeft overschreden door eenmalig intiem seksueel contact te hebben met een psychisch kwetsbare patiënte die al jaren in behandeling was bij de instelling. Verweerder heeft dit (eenmalige) seksuele contact een dag na het gebeuren gemeld bij zijn manager en is daarop op non-actief gesteld en vervolgens op staande voet ontslagen. Verweerder heeft in het verweer aangegeven dat hij zich onder behandeling heeft laten stellen. Verweerder heeft aangegeven niet meer werkzaam te willen zijn in de zorg of hulpverlening. Hij heeft zijn BIG-registratie laten verlopen.Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en ontzegt de verpleegkundige het recht wederom in het register te worden ingeschreven. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 7 november 2024 op de klacht van:
A,
gevestigd in B,
klager,
vertegenwoordigd door: C, werkzaam in B,
gemachtigde: D, jurist bij A
tegen
E,
destijds verpleegkundige,
destijds werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige
1. De zaak in het kort
1.1 De voormalig werkgever van verweerder verwijt hem dat hij de professionele
grenzen heeft overschreden door eenmalig intiem seksueel contact te hebben met een
psychisch kwetsbare patiënte die al jaren in behandeling was bij de instelling. Verweerder
heeft dit (eenmalige) seksuele contact een dag na het gebeuren gemeld bij zijn manager
en is daarop op non-actief gesteld en vervolgens op staande voet ontslagen. Verweerder
heeft in het verweer aangegeven dat hij zich onder behandeling heeft laten stellen.
Verweerder heeft aangegeven niet meer werkzaam te willen zijn in de zorg of hulpverlening.
Hij heeft zijn BIG-registratie laten verlopen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en ontzegt de verpleegkundige
het recht wederom in het register te worden ingeschreven. Hierna licht het college
dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 12 juni 2024;
- het verweerschrift.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2024. Namens klager
is C verschenen, vergezeld door de gemachtigde van klager. Verweerder heeft een dag
voor de zitting laten weten niet te zullen verschijnen en is niet verschenen.
2.4 Verweerder heeft per e-mailbericht een verzoek gedaan om de zaak achter gesloten
deuren te behandelen. Dit verzoek is aan het begin van de behandeling ter zitting
besproken waarbij klager zich heeft gerefereerd aan het oordeel van het college. Na
beraadslaging heeft het college dit verzoek afgewezen omdat het belang van openbare
tuchtrechtspraak prevaleert boven de privacy van verweerder die niet ter zitting is
verschenen, en de gronden die verweerder heeft aangevoerd niet van zodanig gewicht
zijn dat daarvan moet worden afgeweken.
2.5 De gemachtigde van klager heeft een pleitnotitie voorgelezen en aan het college
overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klager is de voormalig werkgever van verweerder, die vanaf 1988 werkzaam was
in deze instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg. Verweerder was in een combinatiefunctie
werkzaam als verpleegkundige en gespecialiseerd maatschappelijk werkende.
3.2 Verweerder is op 25 september 2023, op verzoek van een psychiater, op huisbezoek
geweest bij een 68-jarige patiënte met een verstandelijke beperking. Er was sprake
van een ontregeling in de toestand van patiënte en urgentie tot medicatie-inname.
Tijdens het bezoek is verweerder naast de patiënte gaan zitten. Verweerder heeft zijn
arm om de patiënte geslagen en haar hand vastgehouden toen zij emotioneel werd. Patiënte
legde haar hoofd op de schouder van verweerder en begon hem te kussen. Verweerder
liet dit gebeuren. Vervolgens zijn verweerder en patiënte naar de slaapkamer van patiënte
gegaan en hebben intiem seksueel contact gehad, gedurende ongeveer een uur. Verweerder
is daarna bij patiënte vertrokken.
3.3 Diezelfde dag had verweerder contact met de psychiater, op wiens verzoek hij
naar patiënte was gegaan. Hij heeft toen niets gezegd over het seksuele contact.
3.4 De volgende dag is er meermaals telefonisch contact geweest tussen verweerder
en de patiënte. De dag na het gebeuren heeft verweerder hetgeen voorgevallen is ook
besproken met zijn manager. Hij heeft gemeld dat hij seksueel grensoverschrijdend
is geweest naar patiënte en seksuele handelingen met haar heeft verricht.
3.5 Op 26 september 2023 is verweerder op non-actief gesteld en op 28 september
2023 is hij op staande voet ontslagen. De werkgever heeft aangifte gedaan bij de politie
van het handelen van verweerder.
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 Klager verwijt verweerder dat hij zijn professionele grenzen ver te buiten
is gegaan door seksuele handelingen te verrichten met een patiënte die aan zijn zorg
was toevertrouwd.
4.2 Verweerder erkent de feiten en het verwijt van zijn voormalig werkgever. Verweerder
schaamt zich voor zijn handelen en realiseert zich de gevolgen voor patiënte. Kort
na het gebeuren is verweerder naar de huisarts gegaan voor hulp. Hij heeft van januari
tot mei 2024 een psychologische behandeling gevolgd. Verweerder voert aan zijn handelen
dermate onacceptabel en grensoverschrijdend te vinden dat hij niet meer kan en niet
meer wil werken in de gezondheidszorg en hulpverlening. Hij realiseert zich dat hij
de beroepscode heeft overtreden en heeft zijn BIG-registratie laten verlopen per 12
april 2024.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
5.2 Binnen een behandelrelatie bevindt de patiënt zich in een afhankelijke positie
ten opzichte van de zorgverlener. Daarom mag van een intieme relatie tussen beiden
geen sprake zijn. Het is aan de zorgverlener om de grenzen van de behandelrelatie
te bewaken. Dit uitgangspunt vloeit voort uit artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek (goed
hulpverlenerschap).
Voor verpleegkundigen is deze norm verder uitgewerkt in de Nederlandse Beroepscode
van Verpleegkundigen en Verzorgenden. Daarin is onder meer opgenomen dat een verpleegkundige
geen misbruik maakt van de afhankelijke positie van de zorgvrager, geen intieme en/of
seksuele relatie aangaat met de zorgvrager en zijn collega’s of leidinggevende om
hulp vraagt als hij merkt dat de professionele grenzen dreigen te vervagen of overschreden
dreigen te worden.
Daarnaast waren ten tijde van de behandelrelatie toepasselijke beroepsnormen opgenomen in de brochure van de inspectie “Het mag niet, het mag nooit: seksueel grensoverschrijdend gedrag in de gezondheidszorg” uit 2016 en de aangepaste brochure uit februari 2023.
In het protocol van de werkgever “Ongewenste omgangsvormen medewerker-patiënt” is opgenomen: “De medewerker mag, zelfs als de patiënt dat verlangt of daartoe uitnodigt, niet metterdaad ingaan op seksuele toenaderingspogingen, dan wel zelf een dergelijke toenaderingspogingen ondernemen.(…)”
Beoordeling van het verweten handelen
5.3 Vaststaat dat verweerder tijdens de behandelrelatie (eenmalig) seksueel
contact heeft gehad met een patiënte. Afgezien van de afhankelijkheidsrelatie die
tussen zorgverlener en patiënt altijd bestaat, geldt dat deze patiënte extra kwetsbaar
was. Zij was 68 jaar en had een verstandelijke beperking waarbij zij al jaren onder
behandeling bij de instelling was. Verweerder werd juist in verband met een psychische
ontregeling en de urgentie van medicatie-inname verzocht een huisbezoek bij haar af
te leggen. Door desondanks seksueel contact te hebben met deze (kwetsbare) patiënte
heeft verweerder de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening ernstig overschreden.
5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.
Maatregel
5.5 Nu de klacht gegrond is overweegt het college als volgt over de op te leggen
maatregel. Enerzijds is verweerder gedurende vele jaren een gerespecteerd verpleegkundige
geweest bij zijn voormalig werkgever, zoals deze laatste aangeeft, en zijn er geen
signalen dat eerder sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van
de verpleegkundige. Verweerder is de dag na het gebeuren zelf naar zijn leidinggevende
gegaan en heeft openheid van zaken gegeven. Anderzijds is sprake van ernstig verwijtbaar
handelen waarbij (eenmalig) seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden
met een kwetsbare patiënte waarbij zorgen waren over haar gezondheidssituatie en er
urgentie was dat zij medicatie zou innemen. Verweerder is niet ter zitting verschenen
en heeft ook in het verweerschrift geen inzicht gegeven in hoe hij tot deze ernstige
misstap is gekomen. Daarmee is een oorzaak of aanleiding van zijn handelen onduidelijk
gebleven. Verweerder heeft aangegeven zichzelf onder behandeling van een psycholoog
te hebben gesteld, maar over de inhoud van de behandeling, het verloop en de duur
van deze behandeling heeft het college evenmin uitleg ontvangen. Het college heeft
daardoor ook geen inzicht kunnen krijgen in de mate waarin ook nu (nog) sprake is
van een mogelijke herhaling van dit handelen door verweerder.
Verweerder heeft zijn registratie als verpleegkundige niet verlengd en staat op
dit moment niet in het BIG-register ingeschreven. Het college acht het, gelet op de
ernst van het handelen, het gebrek aan inzicht in de oorzaak van de misstap en het
gebrek aan inzicht in de psychologische behandeling van de verpleegkundige, aangewezen
dat er voorwaarden dan wel beperkingen verbonden worden aan een eventuele herinschrijving
van verweerder in het BIG-register. Nu verweerder niet meer is ingeschreven kunnen
er geen bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke schorsing van de aan de inschrijving
verbonden bevoegdheden opgelegd worden. Hoewel verweerder heeft aangegeven niet meer
in de zorg te willen werken, kunnen aan een eventuele herinschrijving op dit moment
geen voorwaarden of beperkingen worden verbonden. Dat betekent dat verweerder, mits
hij voldoet aan de eisen voor herinschrijving, zich op elk moment weer kan laten registreren
als verpleegkundige en als zodanig kan gaan werken. Het college acht het daarom noodzakelijk
dat verweerder het recht wederom in het BIG-register te worden ingeschreven wordt
ontzegd.
Publicatie
5.6 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is gelegen in (de motivering van) de opgelegde maatregel en in hetgeen andere zorgverleners mogelijk kunnen leren van deze zaak. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- ontzegt de verpleegkundige het recht wederom in het BIG-register te worden ingeschreven;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, het tijdschrift Gezondheidszorg Jurisprudentie en het tijdschrift V&VN.
Deze beslissing is gegeven door G. Tangenberg, voorzitter, W.R. Kastelein, lid-jurist,
L.H. Kruze, R. Broeren-Woudstra en B.F.A. Goosselink, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken
op
7 november 2024.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.