ECLI:NL:TGZRZWO:2024:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6984

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:119
Datum uitspraak: 01-11-2024
Datum publicatie: 08-11-2024
Zaaknummer(s): Z2024/6984
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog heeft onderzoek gedaan naar de geestvermogens van klager en een Pro Justitia rapportage over klager opgesteld. Volgens klager heeft de GZ-psycholoog in strijd met de geldende wettelijke bepalingen en beroepsnormen gehandeld, door op foutieve en nalatige wijze de Pro Justitia rapportage op te stellen en tot een onjuiste conclusie te komen. Het college is van oordeel dat uit de rapportage blijkt dat de GZ-psycholoog zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Niet is gebleken dat de GZ-psycholoog stukken tot haar beschikking had die zij ten onrechte niet of onvoldoende heeft meegewogen in haar overwegingen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek heeft de GZ-psycholoog in redelijkheid tot haar conclusies kunnen komen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 1 november 2024 op de klacht van:

A,

verblijvende in PI B,

klager,

tegen

C,

Gezondheidszorgpsycholoog,

destijds werkzaam in D,

verweerster, hierna ook: de GZ-psycholoog,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema MBA, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 In opdracht van de raadsheer-commissaris bij het gerechtshof F heeft de GZ-psycholoog samen met een psychiater een pro Justitia rapportage over klager opgesteld. Volgens klager heeft de GZ-psycholoog in strijd met de geldende wettelijke bepalingen en beroepsnormen gehandeld, door op foutieve en nalatige wijze de pro Justitia rapportage op te stellen en tot een onjuiste conclusie te komen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 februari 2024;
  • aanvullende klaagschriften met de bijlagen, ontvangen op 1 maart 2024, 15 maart 2024 en 8 april 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 juni 2024;
  • de brief van de gemachtigde van de GZ-psycholoog met bijlage, binnengekomen op 12 augustus 2024;
  • de brief van klager met bijlagen, ontvangen op 20 augustus 2024;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 11 september 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Klager was van 3 februari 2022 tot 11 maart 2022 opgenomen in het G voor een onderzoek naar zijn geestvermogens. Dit onderzoek vond plaats in opdracht van de raadsheer-commissaris bij het gerechtshof F. De GZ-psycholoog was een van de onderzoekers.

3.2 Bij het onderzoek werd gebruik gemaakt van diverse schriftelijke informatiebronnen, het forensisch milieuonderzoek, gesprekken met klager en (eigen) observaties. Ook werd een testpsychologisch onderzoek verricht. Klager werkte mee aan het onderzoek en gaf schriftelijk toestemming om (medische) informatie op te vragen ten behoeve van het onderzoekend multidisciplinaire team.

3.3 De observatie in het G werd na een periode van vijf weken voortijdig afgebroken vanwege een psychiatrische ontregeling van klager.

3.4 De onderzoekers concludeerden dat bij klager sprake was van een schizoaffectieve stoornis en daarnaast een stoornis in het gebruik van alcohol. Geadviseerd werd tbs met dwangverpleging.

3.5 De GZ-psycholoog besprak de conclusies en het advies op 13 april 2022 met klager, die op dat moment verbleef in het J te H. Zij stelde klager in de gelegenheid het rapport te lezen. Klager wilde dat niet. De psychiater arriveerde na het gesprek met de GZ-psycholoog, waarna klager niet meer met haar in gesprek wilde. Klager weigerde ook na aandringen de rapportage te lezen.

3.6 De pro Justitia rapportage werd op 21 juni 2022 ondertekend door de GZ- psycholoog en de psychiater en via het NIFP (Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie) naar de opdrachtgever verzonden.

4. De klacht en de reactie van de GZ-psycholoog

4.1 Klager verwijt de GZ-psycholoog dat zij in strijd met de voor haar geldende wettelijke bepalingen en beroepsnormen heeft gehandeld, door op foutieve en nalatige wijze de pro Justitia rapportage van 21 juni 2022 op te stellen en daarin tot een onjuiste conclusie te komen.

4.2 De GZ-psycholoog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De GZ-psycholoog is van mening dat haar rapportage voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden en dat zij op basis van het uitgevoerd psychologisch onderzoek tot de beschreven conclusies kon komen.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


Het toetsingskader

5.1 Het college toetst of de GZ-psycholoog heeft gehandeld zoals van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is een‘redelijk bekwame en redelijk handelende GZ-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de GZ-psycholoog op dat moment geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

5.2 De klacht heeft betrekking op de zorgvuldigheid en juistheid van de totstandkoming en de inhoud van de pro Justitia rapportage van 21 juni 2022, voor zover opgesteld door de GZ-psycholoog. Uit de onderzoeksopzet volgt dat klager is onderzocht door een multidisciplinair team, bestaande uit onder meer een psychiater, een psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider.

5.3 De GZ-psycholoog is in de uitoefening van haar functie als pro Justitia-rapporteur gehouden aan de Gedragscode van het Nederlands Register voor Gerechtelijke Deskundigen (NRGD). Daarnaast zijn er eisen die volgens vaste jurisprudentie aan een rapportage worden gesteld:

1) het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust; 2) het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden; 3) in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen; 4) het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; 5) de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de GZ-psycholoog uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid (punt 1 tot en met 5) de tuchtrechtelijke toets kan doorstaan. Daarnaast toetst het college (marginaal) of de GZ-psycholoog in redelijkheid tot haar conclusies heeft kunnen komen.

Het oordeel van het college
5.4 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna zal het college deze beslissing uitleggen.

Beoordeling vakkundigheid en zorgvuldigheid van de rapportage
5.5 Het college overweegt ten aanzien van de vakkundigheid en zorgvuldigheid van de rapportage van de GZ-psycholoog het volgende.

5.6 Voor zover uit het klaagschrift en de aanvullingen kan worden afgeleid is klager van mening dat er feitelijke onjuistheden in het rapport zitten, dat GGZ-instelling I niet is benaderd voor informatie, dat meer of andere referenten hadden moeten worden benaderd, dat het rapport niet kon worden voltooid omdat het onderzoek voortijdig moest worden afgebroken en dat het rapport onvoldoende met hem is besproken.


5.7 Om te beginnen heeft de GZ-psycholoog in het rapport uitgebreid beschreven hoe het onderzoek tot stand is gekomen en welke omstandigheden er meespeelden. Uit het rapport blijkt dat klager schriftelijk toestemming gaf om (medische) informatie op te vragen - onder andere bij GGZ-instelling I - ten behoeve van het onderzoekend multidisciplinaire team. Deze informatie werd vervolgens bij I opgevraagd. Dat I niet zou zijn benaderd is dan ook feitelijk onjuist. Daarnaast heeft verweerster in haar rol van onderzoekster gebruik kunnen en mogen maken van informatie uit het milieuonderzoek. Niet is gebleken dat er voor verweerster aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van en - voor zover mogelijk – aan de volledigheid van de aangeleverde informatie. In het milieuonderzoek is immers ook vastgelegd welke gewenste referenten geen informatie konden of wilden verstrekken.


5.8 Verder bevat het rapport naar het oordeel van het college een inzichtelijke en consistente uiteenzetting van de gronden waarop verweerster haar conclusies baseert. Dat het onderzoek vanwege een psychiatrische ontregeling van klager voortijdig werd afgebroken en klager hierdoor gedurende vijf weken in plaats van de gebruikelijke zes weken werd geobserveerd in het G, doet volgens het college niet af aan de volledigheid en betrouwbaarheid van het rapport.


5.9 Op 13 april 2022 werd aan klager de gelegenheid geboden om feitelijke onjuistheden te corrigeren in het conceptrapport. Verweerster besprak de conclusies en adviezen met klager, die op dat moment verbleef in het J te H. Daarnaast stelde zij klager in de gelegenheid om het rapport te lezen, wat klager niet wilde. De psychiater arriveerde nadat verweerster het rapport met klager had besproken, waarna klager niet meer met de psychiater in gesprek wilde. Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat aan klager voldoende gelegenheid is geboden om het rapport gezamenlijk te bespreken, en dat klager de kans om het rapport en de adviezen met verweerster te bespreken - ook na aandringen - niet heeft benut.

5.10 Uit het bovenstaande volgt dat de totstandkoming van het rapport op de door klager naar voren gebrachte punten voldoet aan de gestelde eisen en dat het onderzoek vakkundig en zorgvuldig is uitgevoerd. Ook wordt voldaan aan de overige in 5.3 geformuleerde eisen.

Beoordeling van de conclusies van de rapportage

5.11 Tot slot moet beoordeeld worden of de conclusies gedragen worden door de rapportage. Volgens het college is dit het geval. De conclusies van de GZ-psycholoog zijn gemotiveerd en vinden voldoende steun in het rapport. Het college is van oordeel dat de GZ-psycholoog na de gesprekken met klager en de verdere informatie in redelijkheid tot beantwoording van de vragen heeft kunnen komen en daarbij de nodige terughoudendheid heeft betracht.


Slotsom

5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 1 november 2024 door Th.A. Wiersma, voorzitter,

L.P.T. Raijmakers en N.J. Kroon, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.E.A. van Dooren-Gerding, secretaris.

secretaris voorzitter


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.