ECLI:NL:TGZRZWO:2024:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7104
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2024:117 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-11-2024 |
Datum publicatie: | 08-11-2024 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7104 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt een verpleegkundige in de penitentiaire inrichting die zij de ziekmelding van klager heeft gewijzigd. De verpleegkundige heeft aangegeven dat zij klager niet beter heeft gemeld en conform beleid in de inrichting naar de psycholoog heeft verwezen.Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 1 november 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
verpleegkundige,
werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige,
gemachtigde: mr. D. Benamari, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager verwijt een verpleegkundige in de penitentiaire inrichting dat zij
de ziekmelding van klager heeft gewijzigd. De verpleegkundige heeft aangegeven dat
zij klager niet beter heeft gemeld en conform beleid in de inrichting naar de psycholoog
heeft verwezen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 april 2024;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- de brief van klager, binnengekomen op 18 juli 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klager heeft zich op 31 januari 2024 ziekgemeld toen hij in de P.I. D verbleef.
De verpleegkundige is sinds juni 2019 werkzaam in de P.I. D.
3.2 Op 31 januari 2024 heeft de verpleegkundige klager beoordeeld op het moment
dat hij zich ziekmeldde toen hij ingepland stond om aan arbeid deel te nemen.
De verpleegkundige heeft van het gesprek de navolgende aantekening gemaakt (citaat
overgenomen inclusief type- en taalfouten):
“O Dhr wil niet naar arbeid vanwege vele regels waarhij moeilijk mee overweg kan geeft
een lang verhaal gebruikt veel termen en aan het eind van het verhaal ben je zelf
de draad kwijt. Zo noemt hij vele voorbeelden waarom het niet goed gaat met hem en
hij geeft aan een volgende psychose te willen voorkomen, hij heeft 20 uur studie en
daarnaast arbeid zo komt hij in de knoei. Ik heb hem wat die planning betreft terug
naar de afd verwezen. Maar dacht wel zijn gedrag is wat opmerkelijk op dat moment
had ik geen dossier tot beschikking dus blanco voorgeschiedenis later zie ik dat hij
wel bekend is bij het pmo Dhr noemt tijdens het gesprek tot 5x toe dat hij last heeft
van een excessieve cognitieve dissonantie.
E PMO
P mondeling overleg gehad met pso, en mail gestuurd naar pso voor beoordeling”
3.3 Na 31 januari 2024 heeft de verpleegkundige geen betrokkenheid meer gehad met klager.
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 Klager verwijt de verpleegkundige dat zij:
- onterecht zijn ziekmelding heeft gewijzigd tussen 31 januari 2024 en medio maart 2024;
- ziekmeldingen van 24 april en 25 juni 2024 niet serieus heeft genomen.
4.2 De verpleegkundige heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld.
5.3 Wat betreft de onterechte wijziging van de ziekmelding van 31 januari 2024
overweegt het college dat daarvan niet is gebleken. De verpleegkundige heeft conform
het beleid van de P.I. klager bezocht nadat hij zich ziek meldde voor arbeid. De verpleegkundige
heeft uit het gesprek geconcludeerd dat er geen somatische klachten waren. Klagers
klachten waren mentaal en gebaseerd op het niet om kunnen gaan met de geldende regels.
Dat laatste is geen geldige reden voor een ziekmelding. Gelet op klagers klachten
en zijn gedrag heeft de verpleegkundige klager terecht
doorverwezen voor een beoordeling door ee psycholoog. Uit de stukken blijkt niet
dat de verpleegkundige de ziekmelding heeft gewijzigd Alleen al om die reden is dit
klachtonderdeel
kennelijk ongegrond.
5.4 Wat betreft de ziekmeldingen van april en juni 2024 blijkt uit niets dat de verpleegkundige daar persoonlijk bij betrokken is geweest. Voor zover klager daarover heeft willen klagen tegen de verpleegkundige stuit dit af nu zij niet betrokken is geweest bij latere ziekmeldingen en de klacht daarmee feiteijke grondslag mist.
Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 1 november 2024 door G. Tangenberg voorzitter, L.H. Kruze en R. Broeren-Woudstra, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.