ECLI:NL:TGZRZWO:2024:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6994

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:104
Datum uitspraak: 27-09-2024
Datum publicatie: 03-10-2024
Zaaknummer(s): Z2024/6994
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige kennelijk ongegrond. Klager verwijt de verpleegkundige in de penitentiaire inrichting dat zij ten onrechte geweigerd heeft klager naar de psycholoog te verwijzen. Ook verwijt klager haar dat hij andere astma-medicatie heeft ontvangen en geen medische controle kreeg door de longarts.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 27 september 2024 op de klacht van:

A,

thans wonende te B,

klager,

tegen

C,

Verpleegkundige,

werkzaam in D,

verweerster, hierna ook: de verpleegkundige,

gemachtigde: mr. Y.R. Korevaar, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager verwijt de verpleegkundige in de penitentiaire inrichting dat zij ten onrechte geweigerd heeft klager naar de psycholoog te verwijzen. Ook verwijt klager haar dat hij andere astma-medicatie heeft ontvangen en geen medische controle kreeg door de longarts.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 11 maart 2024;
  • de brief namens de Penitentiaire Inrichting D van 5 april 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Het college beoordeelt de zaak in raadkamer op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Klager verbleef vanaf 26 februari 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) te D . Verweerster is werkzaam als verpleegkundige binnen die PI.

3.2 Klager heeft de verpleegkundige gezien tijdens de intake op 26 februari 2024 en tijdens het spreekuur op 4 maart 2024.

Van de intake maakte de verpleegkundige navolgende aantekening (alle citaten zijn overgenomen inclusief spel- en typefouten):

Overplaatsing Dhr komt over vanuit [plaatsnaam vorige PI, RTG] Heeft al lang her en der in detentie gezeten en komt nu na schenden voorwaarden retour in PI. Heeft geen vragen of medische bijzonderheden. Bekend met COPD gold 2 waarvoor jaarlijks spiro + longfunctietest. Zou nu weer moeten aldus dhr In [plaatsnaam, RTG] is reeds besproken als dhr langer dan 3 mnd in detentie zit dit in detentie hervat kan worden.
Is bekend in [naam ziekenhuis,RTG] te [plaatsnaam vorige PI, RTG] info kan via eigen huisarts opgevraagd worden aldus dhr. Medicatie voorgezet waar dhr mee kwam. Heeft doos zn temazepam mee. Inhaler lijkt kwijt geraakt te zijn bij transport. Weet dat er een nieuwe is besteld. Tensie 132/93 P97 reg
overplaatsing vanuit PI [plaatsnaam, RTG] info opvragen en nadien op agenda huisarts voor bekijken vervolg mbt spiro + LFT = toestemming is reeds d.d. 26-2 getekend”

Verweerster heeft klager gesproken op 4 maart 2024 en maakte de navolgende aantekening – voor zover relevant voor beoordeling van de klacht:

Dhr komt met diverse vragen op spreekuur. (…)
Geeft aan nog met slaapproblemen te kampen en met problemen rondom ziekte vader. Echter speelt dit al langere tijd maar vind dhr hierdoor recht te hebben op CMPC (…). Daarnaast vind dhr naar de PSO te moeten met huidige problematiek. Bij uitvragen behandelvraag blijft dhr stoicijns zeggen dat ik hem door moet sturen naar PSO omdat ik geen verstand heb van psychische problematiek. Aangegeven dat F ook beoordeling hebben qua doorverwijzing psychische problematiek maar gezien de houding van dhr llijken wij er niet uit te komen.
(…)
G Ha om medicatie te bespreken – Trimbow inhaler gewisseld ivm verkeerde levering? (besproken met apotheek ipv inhaler exhaler) Aangegeven PSO geen CMPC”

4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige

4.1 Klager verwijt de verpleegkundige over een contact op 4 maart 2024:

  1. dat klager een andere puffer heeft gekregen met een andere inhoud dan door klager verzocht;
  2. dat klager geen medische controle kreeg door een longarts;
  3. dat de verpleegkundige klager niet wilde doorverwijzen naar een psycholoog.

4.2 De verpleegkundige heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

5.2 Het college oordeelt dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) andere puffer dan door klager verzocht

5.3 Uit de stukken blijkt dat op 26 februari 2024 door een arts in een PI is genoteerd: “gestopt per 26-02-2024 TRIMBOW NEXTHALER INHALPDR”. Uit de door de verpleegkundige gemaakte aantekening volgt dat op diezelfde datum een nieuwe is besteld. Uit de stukken lijkt te volgen dat klager vervolgens een exhaler en geen inhaler heeft ontvangen. Dat heeft de verpleegkundige op 4 maart 2024 besproken met de apotheek. Dat klager een exhaler heeft ontvangen in plaats van een inhaler is de verpleegkundige, als voorschrijver, niet tuchtrechtelijk te verwijten. Het college kan niet vaststellen dat zij een onjuiste inhaler (of exhaler) heeft genoteerd op het recept. Wat daarvan ook zij, toen de onjuistheid is opgemerkt is die tijdig hersteld. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b) geen medisch controle door longarts

5.4 Tijdens de intake op 26 februari 2024 is besproken dat klager bekend was met COPD. Conform de in de PI geldende richtlijn (follow-up) na binnenkomst van de opgevraagde informatie is klager verwezen naar de huisarts binnen de inrichting om dit verder te bespreken. Klager sprak de verpleegkundige op 4 maart 2024 na een door klager ingevuld verzoek. Klager heeft de huisarts binnen de PI gesproken op 8 maart 2024. Het is aan de huisarts om de medische informatie hierover te beoordelen en verder beleid uit te zetten. Het is de verpleegkundige dus niet tuchtrechtelijk te verwijten dat er op en na

4 maart 2024 geen controle door de longarts heeft plaatsgevonden. Conform de gebruikelijke en tuchtrechtelijk geoorloofde werkwijze heeft ze klager verwezen naar de huisarts.


Klachtonderdeel c) geen doorverwijzing naar de psycholoog

5.5 De verpleegkundige heeft naar het oordeel van het college op 4 maart 2024 terecht geen reden gezien voor verwijzing van klager naar een psycholoog.

Klager is in een andere PI op 11 januari 2024 door een andere verpleegkundige gezien in verband met klagers wens tot verwijzing naar de psycholoog. Daarbij gaf klager als reden dat hij graag op een éénpersoonscel wilde. Op diezelfde dag is door die verpleegkundige genoteerd dat de casus eerder besproken is met een collega. Geconcludeerd werd dat er geen indicatie was voor een ‘stepped care’. Klager werd aangeboden om wekelijks met een humanist of verpleegkundige te spreken om zijn verhaal te kunnen doen en slaapadvies te kunnen krijgen.

Uit de door de verpleegkundige overgelegde procesbeschrijving ‘Toegeleiden tot PMO’ (psycho medisch overleg) volgt dat er bij een zorg- of hulpvraag reden is voor toegeleiding van een gedetineerde naar het PMO. Wat betreft een verwijzing naar een psycholoog geldt dat een verpleegkundige daarvoor een ‘stepped care’ invult. Deze wordt vervolgens besproken in een PMO en daarin wordt besloten wat het vervolg is met de zorg of hulpvraag, met welke urgentie en door het PMO wordt vervolgens al dan niet verwezen naar een psycholoog. Het PMO wordt gevoerd door de psycholoog, psychiater, huisarts, sociaal psychiatrisch verpleegkundige en de verpleegkundige.

Klager had eerder verteld dat hij een contra-indicatie wenste voor een meerpersoonscel (CMPC). In uitzonderlijke situaties, zoals bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een besmettelijke ziekte, kan de medische dienst een advies geven dat iemand niet geschikt is voor een meerpersoonscel. Na een dergelijk advies wordt in een multidisciplinair overleg (MDO) besloten of er een contra-indicatie is voor plaatsing op een meerpersoonscel. Een psycholoog maakt geen deel uit van het multidisciplinair overleg.

Op 4 maart 2024, toen klager in de PI D werd gezien door de verpleegkundige, is klager verteld dat de (justitieel) verpleegkundige ook een rol heeft in de beoordeling van een verzoek tot doorverwijzing bij psychische problematiek. Uit de stukken blijkt niet dat klager een hulpvraag of psychische zorgbehoefte heeft geuit in het gesprek op 4 maart 2024 en daarom is het college van oordeel dat de verpleegkundige terecht de conclusie heeft getrokken dat er geen reden was voor verwijzing naar de psycholoog en heeft de verpleegkundige terecht geen ‘stepped care’ ingevuld.

Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 27 september 2024 door G. Tangenberg, voorzitter,

R. Broeren-Woudstra en L.H. Kruze, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.