ECLI:NL:TGZRSHE:2024:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5853
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:51 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-06-2024 |
Datum publicatie: | 12-06-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/5853 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verweerder (longarts) wordt verweten dat hij klaagster heeft beschuldigd van blowen. Verweerder heeft aangevoerd dat hij klaagster nergens van heeft beschuldigd maar heeft gevraagd naar cannabisgebruik om een goede diagnose te kunnen stellen.Oordeel college: Het stellen van een dergelijke vraag in het kader van een anamnese voor het stellen van een diagnose, is geen beschuldiging. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 12 juni 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klaagster,
tegen
[C],
longarts,
werkzaam in [D],
verweerder,
gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij klaagster heeft beschuldigd van blowen. Verweerder
heeft aangevoerd dat hij klaagster nergens van heeft beschuldigd. Hij is van mening
dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende relevante stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 mei 2023;
- de brief van 8 juni 2023 van de secretaris aan klaagster;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 juni 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 september 2023.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak heeft beoordeeld op basis van de stukken zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
2.3 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om samen met de secretaris van het college
met elkaar in gesprek te gaan, het mondelinge vooronderzoek. Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
3. De feiten
3.1 Op 2 januari 2023 is klaagster in het ziekenhuis opgenomen na een hoog energetisch
trauma. Verweerder is in dit ziekenhuis werkzaam als longarts. Klaagster heeft door
het ongeval diverse botbreuken in onder andere het borstbeen opgelopen. Klaagster
is behandeld met onder andere een hoge dosering zuurstof en morfine. Klaagster is
beperkt in haar hoestfunctie. Bij haar zijn lage zuurstofwaardes gemeten. De CT-scan
die op 2 januari 2023 is gemaakt, toont een zeer ernstig longemfyseem. De voorgeschiedenis
van klaagster vermeldt onder andere tweemaal een klaplong in 2008, toen klaagster
30 jaar oud was.
3.2 Op 9 januari 2023 is klaagster op consult bij verweerder geweest. Verweerder heeft
tijdens dit consult onder meer gevraagd naar cannabisgebruik. Verweerder heeft in
het medisch dossier het volgende genoteerd:
“(…) Voorgeschiedenis: Schizofrenie, CVA’09, pneumothorax 2x ’08, EBV infectie ’96,
polymiositis wv medicatie via portacath
RvO 2-1 HET auto/auto met meerdere botbreuken (humerus # links, ileum fractuur rechts,
sternum #) en pancreashematoom
RvC 4-1 atelectase LOK en mogelijke pneumonie
Nu milde O2 behoefte en onvermogen om sputum op te hoesten met dientengevolge volledige
atelectase van de linker onderkwab. mogelijk onderliggende HAP.
pte geeft aan mn vanwege de pijnklachten.
Mobiliseren naar stoel lukt ook niet.
CT toont ook ondelriggend emfyseem bij roken. cave ook onderliggend COPD.
fluimicil icc fysio, adequate pijnstilling. mobiliseren.
PM poliklinisch longfunctioneel inkaarten na herstel gezien vrij uitgebreid emfyseem
op CT (order voor poli co 3m gemaakt) (…)”
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij klaagster heeft beschuldigd van blowen.
4.2 Verweerder betwist dat hij op enigerlei wijze een beschuldiging heeft geuit.
4.3 Het college gaat hieronder voor zover nodig verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende longarts. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de longarts geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Klaagster heeft de wijze van beschuldiging niet omschreven en haar stelling niet
onderbouwd. Verweerder erkent te hebben gevraagd naar cannabisgebruik omdat klaagster
tweemaal een klaplong in 2008 doormaakte toen klaagster 30 jaar oud was. Verweerder
heeft op grond van de medische voorgeschiedenis gemeend deze vraag te moeten stellen
om een goede diagnose te kunnen stellen. Ook het beeld van de recente CT-scan heeft
aanleiding gegeven voor het stellen van deze vraag aan klaagster.
5.3 Het college stelt vast dat partijen inderdaad het gebruik van cannabis hebben
besproken. Naar het oordeel van het college was deze vraag gelegitimeerd. Voordat
een arts een patiënt behandelt, neemt de arts (indien mogelijk) eerst een anamnese
af. De anamnese betreft een gesprek waarin de arts de patiënt bevraagt over relevante
aspecten voor de diagnostiek en de medische behandeling. De vraag over het gebruik
van cannabis betreft een vraag die in veel standaardvragenlijsten voorkomt omdat deze
relevant is voor de diagnostiek en de medische behandeling bij diverse aandoeningen,
waaronder ook aandoeningen aan de longen.
5.4 Het stellen van een dergelijke vraag in het kader van een anamnese is geen beschuldiging.
Klaagster heeft verder ook niets aangevoerd waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat
er sprake was van meer dan een neutrale vraag in het kader van het afnemen van een
anamnese.
5.5 Het college oordeelt de klacht daarom kennelijk ongegrond.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 12 juni 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van
Meerwijk, voorzitter, B.E.E.M. van den Borne en E. Jansen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door F.A.C. Bergervoet, secretaris.