ECLI:NL:TGZRSHE:2024:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6001

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:48
Datum uitspraak: 05-06-2024
Datum publicatie: 05-06-2024
Zaaknummer(s): H2023/6001
Onderwerp: Onzorgvuldige dossiervorming
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Tandarts. Klacht: vernietigen medisch dossier / patiëntenkaart klaagster zonder toestemming.Geen verweer gevoerd. Verweerder niet bij zitting. College: Dossier is vernietigd. Tandarts moet dossier twintig jaar bewaren (artikel 454 lid 3 BW). Geen uitzonderingssituatie. Gegrond. Maatregel: berisping. Registratie berisping in BIG-register. Proceskostenveroordeling.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 5 juni 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: mr. C.A.M.J.M. Joosten, werkzaam in Venlo,


tegen


[C],
tandarts,
(destijds) werkzaam in [D],
verweerder.


1. De zaak in het kort
1.1 Verweerder heeft per januari 2022 zijn tandartsenpraktijk beëindigd. Hij heeft klaagster niet op de hoogte gesteld van de voorgenomen sluiting. Verweerder heeft klaagster niet gevraagd aan wie hij het patiëntendossier kon overdragen. Bij de overstap naar een opvolgende tandarts bleek dat het patiëntendossier door verweerder was vernietigd. Verweerder heeft klaagster vooraf daarover niet geïnformeerd.


1.2 Verweerder heeft geen verweer gevoerd.


1.3 Het college oordeelt dat de klacht gegrond is. Verweerder had niet tot vernietiging van het patiëntendossier mogen overgaan. Hij heeft hiermee de wettelijke bewaarplicht van twintig jaar geschonden. Als maatregel legt het college verweerder een berisping op. Hierna licht het college dat toe.


2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende stukken:
1. het klaagschrift, ontvangen op 29 augustus 2023;
2. de brief van 23 oktober 2023 van de gemachtigde van klaagster, ontvangen op 27 oktober 2023;
3. het Overzicht Zorgverlener, verstrekt door het CIBG op 20 september 2023;
4. de e-mail van 9 oktober 2023 van de secretaris aan verweerder;
5. de brief van 9 oktober 2023 van de secretaris aan de gemachtigde van klaagster;
6. de e-mail van 30 oktober 2023 aan de gemachtigde van klaagster;
7. de herinnering van 17 november 2023 aan de gemachtigde van klaagster;
8. de e-mail van 17 november 2023 van een administratief medewerkster aan verweerder, met daarin een herinnering aan de e-mail van 9 oktober 2023;
9. het bericht dat de e-mail van 17 november 2023 aan verweerder niet kan worden bezorgd;
10. de mailwisseling met een inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ);
11. de e-mail van 18 december 2023 van de secretaris aan verweerder, naar het e-mailadres verstrekt door de IGJ;
12. de e-mail van 10 januari 2024 van de secretaris aan verweerder, met een herinnering aan de e-mail van 18 december 2023, waarop geen reactie is gekomen;
13. de brief van 4 april 2024 (met bijlage) van een van de administratief medewerkers aan verweerder, waarbij de uitnodiging voor de zitting per gewone post is toegezonden omdat de per aangetekende post verzonden uitnodiging retour was gekomen
14. de e-mail van 5 april 2024 van de secretaris aan verweerder, met een herinnering aan de brief van 14 maart 2024 en 4 april 2024.


2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 12 april 2024. Verweerder is zonder bericht niet verschenen ondanks behoorlijke oproeping per aangetekende, per gewone en per elektronische post. Omdat het waarschijnlijk was dat verweerder niet ter zitting aanwezig zou zijn, hebben klaagster en haar gemachtigde het college bericht dat zij ook niet bij de zitting aanwezig zouden zijn.


3. De feiten
3.1 Klaagster stond tot medio 2021 onder behandeling van verweerder.


3.2 Per januari 2022 is verweerder gestopt met zijn praktijk. Klaagster is door verweerder niet op de hoogte gesteld van de voorgenomen sluiting van zijn praktijk.


3.3 Verweerder heeft klaagster niet gevraagd aan wie hij het patiëntendossier kon overdragen.


3.4 Bij overstap naar een opvolgende tandarts bleek dat het patiëntendossier door verweerder was vernietigd. Verweerder heeft klaagster vooraf daarover niet geïnformeerd. De opvolgende tandarts heeft hierdoor (veel) meer onderzoek moeten verrichten naar de staat van het gebit van klaagster dan nodig zou zijn geweest als hij het patiëntendossier van verweerder had ontvangen.


4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het patiëntendossier van klaagster te vernietigen. Dit is strijdig met artikel 7:454 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).


4.2 Verweerder heeft niet op de klacht gereageerd.


5. De overwegingen van het college
5.1 De criteria voor de beoordeling
De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.


Klacht: vernietiging dossier na sluiting praktijk
5.2 Omdat verweerder niet heeft gereageerd, is hetgeen klaagster stelt niet weersproken. Het college heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen klaagster heeft aangevoerd. Derhalve gaat het college ervan uit dat hetgeen klaagster stelt juist is en dat het patiëntendossier van klaagster – zonder dat klaagster daarover vooraf van op de hoogte is gesteld en zonder haar instemming - door verweerder is vernietigd.


5.3 Op grond van artikel 7:454 lid 1 BW dient een zorgverlener een patiëntendossier in te richten. Dit dossier dient op grond van artikel 454 lid 3 BW, behoudens hetgeen is bepaald in artikel 7:455 BW, voor de duur van twintig jaren te worden bewaard. Van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:455 BW is in de onderhavige zaak geen sprake.


5.4 Het college stelt vast dat verweerder het dossier heeft vernietigd. Verweerder heeft hiermee de wettelijke bewaarplicht van twintig jaar, zoals genoemd in artikel 7:454 lid 3 BW, geschonden. Hij is daarmee tuchtrechtelijk tekortgeschoten.

Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.

Maatregel
5.6 Nu de klacht gegrond is, zal het college overwegen of aan verweerder een maatregel dient te worden opgelegd en zo ja, welke maatregel. Gezien de laakbaarheid van het handelen is de maatregel van berisping passend.


5.7 In het belang van de individuele gezondheidszorg bepaalt het college dat deze maatregel op grond van artikel 48 lid 11 Wet BIG zal worden aangetekend in het BIG-register en aldus openbaar zal worden gemaakt.


Kostenveroordeling
5.8 Klaagster heeft verzocht verweerder te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt in deze procedure. Een kostenveroordeling is volgens artikel 69 lid 5 Wet BIG mogelijk als het college de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt. Het college ziet voldoende aanleiding om de gevraagde kostenveroordeling toe te wijzen.


5.9 Het college hanteert voor het vaststellen van de hoogte van de proceskostenveroordeling oriëntatiepunten met forfaitaire bedragen. Op basis daarvan wijst het college aan klaagster een vergoeding toe voor de in deze procedure verleende rechtsbijstand. Voor het indienen van het klaagschrift staat 1 punt. Gezien de omvang en het gewicht van de zaak zal het college een wegingsfactor van 0,5 toepassen, waardoor de vergoeding 0,5 punt bedraagt. Nu één punt een waarde heeft van €624,- betekent dit dat de kostenveroordeling €312,00 bedraagt.


6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt verweerder de maatregel van berisping op;
- bepaalt dat deze maatregel op grond van artikel 48 lid 11 Wet BIG zal worden aangetekend in het BIG-register en 
  aldus openbaar zal worden gemaakt;
- bepaalt dat verweerder aan klaagster een proceskostenvergoeding van €312,00 dient te betalen;
- bepaalt dat verweerder dit bedrag dient te voldoen op de bankrekening van (de gemachtigde van) klaagster binnen een maand nadat deze hem schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop dit bedrag kan worden gestort, heeft laten weten.


Deze beslissing is gegeven door E.C.M. de Klerk, voorzitter, W.G.H. Corté, lid-jurist, T. Forouzanfar, T. Xi en R.W.F. Huyskens, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
M. van der Hart, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 5 juni 2024.