ECLI:NL:TGZRSHE:2024:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5382
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-05-2024 |
Datum publicatie: | 01-05-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/5382 |
Onderwerp: | Onzorgvuldige dossiervorming |
Beslissingen: | Gegrond, geen maatregel |
Inhoudsindicatie: | Chirurg, werkzaam als medisch adviseur. Klager geweigerd door verzekeraar. Beoordeling fysieke en psychologische toestand klager in verband met kunnen invullen aanvraag. Klacht: a) geen inzage-, correctie- en blokkeringsrecht aangeboden, b) advies voldoet niet aan de eisen.College: a) blokkeringsrecht 7:464 lid 2 BW was van toepassing. Niet aangeboden. Gegrond. b) beoordeling voldoet aan de eisen. Ongegrond.Maatregel: gezien aard verwijtbaar handelen waarschuwing op zijn plaats. Uitzonderlijke, eenmalige gang van zaken. Verweerster heeft lering getrokken uit klacht. Rechtsbijstandsverzekeraar heeft werkwijze aangepast. Geen maatregel. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 1 mei 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
tegen
[C],
chirurg,
(destijds) werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de medisch adviseur,
gemachtigde: mr. M.H.M. Mook, werkzaam in Leusden.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager heeft een aanvraag voor een rechtsbijstandsverzekering gedaan en daarvoor
een aanvraagformulier ingediend. Een vraag in het aanvraagformulier heeft hij in strijd
met de waarheid beantwoord met “nee”. De rechtsbijstandsverzekeraar wilde klager hierop
weigeren. Klager heeft zich beroepen op zijn fysieke en psychologische toestand, waardoor
er bij hem geen opzet was op het onjuist beantwoorden van de vraag. De rechtsbijstandsverzekeraar
heeft hierop klager aangeboden haar medisch adviseur te laten onderzoeken of klager
de vragen van het aanvraagformulier goed kon begrijpen. Klager heeft medische documentatie
ingezonden naar verweerster die als medisch adviseur aan de rechtsbijstandsverzekeraar
was verbonden. Verweerster heeft de stukken beoordeeld en de vragen die haar waren
gesteld beantwoord in haar advies. De conclusie uit het advies is medegedeeld aan
de administratie van de rechtsbijstandsverzekeraar. Klager stelt dat het inzage-,
correctie en blokkeringsrecht ten onrechte niet is toegepast. Bovendien voldoet het
advies niet aan de daaraan te stellen eisen, aldus klager.
1.2 Verweerster stelt zich op het standpunt dat de verzekering zou zijn geweigerd
als klager gebruik had gemaakt van het blokkeringsrecht. Het advies voldoet inhoudelijk
aan de daaraan te stellen eisen. Verweerster wijst er op dat sprake was van een bijzondere
gang van zaken die zich niet meer zal voordoen.
1.3 Het college stelt vast dat het inzage-, correctie en blokkeringsrecht van toepassing
is op deze specifieke situatie, en dat verweerster ten onrechte klager daarop niet
actief heeft gewezen. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Het college oordeelt
dat het klachtonderdeel over de inhoud van het advies ongegrond is.
1.4 Het college legt verweerster voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel geen
maatregel op. Er is sprake geweest van een bijzondere gang van zaken, die zich bij
de rechtsbijstandsverzekeraar nog niet eerder had voorgedaan en ook niet meer zal
voordoen. Daarnaast heeft verweerster lering getrokken uit de klacht.
2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 15 februari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg (RTG) te Amsterdam, dat vervolgens is doorgeleid naar het
RTG ’s-Hertogenbosch, waar het op 31 maart 2023 is ontvangen;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 29 juni 2023;
- de e-mail van 2 augustus 2023 van de gemachtigde van verweerster;
- de aanvullende stukken, ontvangen van klager op 4 september 2023.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 8 maart 2024. Klager is met bericht
niet verschenen. Verweerster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Op verzoek
van verweerster is [E], werkzaam bij de afdeling Speciale zaken van de rechtsbijstandsverzekeraar,
als getuige gehoord. Verweerster en haar gemachtigde hebben hun standpunten mondeling
toegelicht. De gemachtigde heeft een pleitnotitie voorgelezen en aan het college overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klager heeft op 23 september 2022 een aanvraagformulier voor een rechtsbijstandsverzekering
ingevuld en daarbij ontkennend geantwoord op de vraag (alle citaten inclusief taal-
en typfouten): “Was u of één van de meeverzekerden eerder voor rechtsbijstand verzekerd?”.
Uit de administratie van de rechtsbijstandsverzekeraar bleek dat klager wel eerder
voor rechtsbijstand verzekerd was geweest en destijds in één jaar 30 conflicten had
gemeld. De rechtsbijstandsverzekeraar concludeerde dat sprake was van bewuste misleiding
en was voornemens klager te plaatsen in het Externe Verwijzingsregister (EVR). Daarmee
is voor andere verzekeraars mogelijk om te zien of eerder sprake is geweest van frauduleus
handelen. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft klager hiermee geconfronteerd.
3.2 Klager heeft zich vervolgens beroepen op zijn fysieke en psychische situatie en
gesteld dat hij daarom geen opzet had op het onjuist beantwoorden van de vraag. Hierop
heeft de rechtsbijstandsverzekeraar klager aangeboden om haar medisch adviseur te
raadplegen en te vragen of de medische situatie van klager de oorzaak kon zijn van
het onjuist beantwoorden van de vraag. Klager is hiermee akkoord gegaan en heeft medische
documentatie aangeleverd.
3.3 De rechtsbijstandsverzekeraar heeft vervolgens via haar interne afdeling Speciale
zaken aan verweerster, als medisch adviseur verbonden aan het medisch secretariaat
van de rechtsbijstandsverzekeraar, de volgende vragen voorgelegd:
“ 1. Kunnen de medische omstandigheden die de heer [klager] aanvoert in het algemeen
invloed hebben op het vermogen om de door [de rechtsbijstandsverzekeraar] gestelde,
aanvullende vragen, volledige te begrijpen?
2. Zijn de medische omstandigheden van de heer [klager] in dit geval ook van dien
aard dat niet van hem kan worden verwacht dat hij de door [de rechtsbijstandsverzekeraar]
gestelde aanvullende vragen goed en volledig begrijpt? Waarom wel of waarom niet?”
3.4 Klager heeft vervolgens via het medisch secretariaat verzocht aanvullende vragen
ter beantwoording aan verweerster voor te leggen. Dat verzoek is niet gehonoreerd.
3.5 Verweerster heeft op 28 november 2022 aan de hand van door klager aangeleverde
medische documentatie een advies opgesteld. In haar advies vat zij die medische documentatie
als volgt samen: “informatie medisch adviseur, [naam neuroloog], d.d. 19 mei 2016
Bij cliënt is sprake van antegrade amnesie (dit is vergeetachtigheid bij het aangaan
van nieuwe dingen. Dus men vergeet bijvoorbeeld waar men die dag de sleutels heeft
gelaten). Daarnaast is er sprake van concentratieproblemen. Na een 2de hoofdletsel
is er sprake van een postcommotioneel syndroom. De neuropsycholoog kan op 13 maart
2015 geen cognitieve tekorten of achteruitgang vinden. De psycholoog kan op 12 juni
2015 vaststellen dat er depressieve klachten zijn. De revalidatiearts geeft op 17
september 2015 aan dat cliënt een overprikkelingsbeeld heeft na val op zijn hoofd
met hyperventilatie problematiek. De klachten zijn verbeterd. Uit het medisch advies
komen geen diagnoses te voorschijn die tot leiden tot verminder vermogen om vragen
te beantwoorden leiden.”
“Informatie medisch adviseur, verzekeringsarts, [naam verzekeringsarts] d.d. 2 december
2016
In het advies is er sprake van klachten na een whiplash met mogelijke val op het hoofd.
Er is geen medische diagnose die tot problemen bij het invullen van de vragenlijst
zorgt. Er is sprake van een normale intelligentie met een normaal functionerend werkgeheugen.”
Neurologische expertise, [naam neuroloog] d.d. 17 juli 2020
In 2020 is er sprake van hoofdpijnklachten en nekpijnklachten. Daarnaast zijn er pijnklachten
in de onderrug uitstralend naar de enkels en de knieën. Cliënt heeft moeilijkheden
met lopen door de klachten in de knieën en de enkels. Daarnaast is er sprake van vermoeidheid
en verminderde concentratie en vergeetachtigheid. Bij cliënt is een chronisch vermoeidheidssyndroom
vastgesteld. Bij neurologisch onderzoek worden er geen afwijkingen gezien. De klachten
van de nek, hoofdpijn en de cognitieve problemen lijken te passen bij een chronisch
geworden pijnsyndroom na de ongevallen die cliënt heet gehad.”
“Informatie onderzoek chronische vermoeidheid/myalgische encefalomyelitis centrum
d.d. 8 juni 2017.
Cliënt heeft een inspanningscapaciteit passend bij een man van 70 jaar. Zijn ziektebeeld
lijkt op een chronisch vermoeidheidssyndroom of myalgische encefalomyelitis na zijn
hoofdtrauma.”
“Revalidatieprogramma [naam physician assistant] d.d. 29 december 2017 Cliënt werd aangemeld voor een revalidatieprogramma in verband met het chronische vermoeidheidssyndroom.”
“Medisch dossier Wajong uitkering, [naam verzekeringsarts] d.d.8 januari 2018 Cliënt wordt gediagnosticeerd met een postcommotioneel syndroom, depressie, chronisch vermoeidheidssyndroom, myalgische encefalopathie en een systemische inspanningsintolerantie ziekte (SEID).”
3.6 Verweerster geeft vervolgens een beschouwing en beantwoordt op 28 november 2022
de gestelde vragen als volgt:
Ad 1.: “(…) Uit het medisch dossier komen geen aandoeningen naar voren waarbij cliënt
niet in staat is om vragen eerlijk en integer te beantwoorden”
Ad 2.: “(…) Er zijn geen medische omstandigheden waardoor cliënt niet in staat is
om de vragen te begrijpen. Hij is in staat om met de normaal intelligentieniveau vakken
te kunnen volgen en examens met succes te kunnen afronden op gymnasium niveau. Als
cliënt de tijd neemt om de vraag te lezen en te beantwoorden moet dit mogelijk zijn.
Er zijn ook geen lichamelijke aandoeningen waardoor cliënt niet is staat is om vragen
te lezen en te beantwoorden. Hij zou hier meer tijd voor moeten nemen maar hij heeft
thuis al een tijd gehad om de vragen rustig te lezen en te beantwoorden. Daarnaast
zijn er ook geen neurologische omstandigheden waardoor cliënt niet in staat is om
de vragen te lezen en eerlijk te beantwoorden.”
3.7 Verweerster heeft aan de afdeling Speciale zaken van de rechtsbijstandsverzekeraar
medegedeeld dat zij geen aandoening heeft gezien in de toegezonden medische informatie
die het gedrag van klager zou kunnen verklaren. Het advies is opgeslagen in het computersysteem.
Hierna is op 6 december 2022 het advies van verweerster door de afdeling Speciale
zaken aan klager toegezonden.
3.8 Klager heeft vervolgens het advies geblokkeerd en verzocht zijn medische gegevens
te vernietigen. Daaraan is terstond uitvoering gegeven door het medisch secretariaat.
4. De klacht en de reactie van verweerster
4.1 Klager verwijt verweerster dat:
a) er geen inzage-, correctie- en blokkeringsrecht is gegeven over het uitgebrachte
advies;
b) het advies niet voldoet aan de eisen die het tuchtcollege stelt aan rapportages.
4.2 Verweerster concludeert dat de gang van zaken omtrent het advies niet de schoonheidsprijs
verdient, maar dat, gelet op de wijze waarop het advies tot stand is gekomen, niet
gesproken kan worden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het advies voldoet
aan de voorwaarden en is zorgvuldig tot stand gekomen.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 In artikel 47 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet
BIG) zijn twee normen geformuleerd waaraan het handelen of nalaten van een zorgverlener
kan worden getoetst. De eerste tuchtnorm heeft betrekking op het handelen of nalaten
in strijd met de zorg die die beroepsbeoefenaar in die hoedanigheid behoort te betrachten
ten opzichte van degene met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand
verleent of zijn bijstand is ingeroepen, degene die, in nood verkerende, bijstand
met betrekking tot zijn gezondheidstoestand behoeft of de naaste betrekkingen van
deze personen. De tweede tuchtnorm betreft gedragingen die niet onder de eerste norm
vallen, maar in strijd zijn met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.
Als algemene voorwaarde van het toepassen van de tweede tuchtnorm geldt het al langer
door het CTG gehanteerde weerslagcriterium. Dit houdt in dat het handelen zijn weerslag
moet hebben op de individuele gezondheidszorg.
5.2 Verweerster is als medisch adviseur verbonden aan de rechtsbijstandsverzekeraar.
Verweerster geeft in die hoedanigheid medische adviezen ten behoeve van de verzekeringsrechtelijke
relatie tussen verzekeraar en verzekerde. Tussen klager en de medisch adviseur bestaat
derhalve op grond van artikel 7:446 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) geen behandelrelatie.
Nu op grond van artikel 7:446 lid 2 BW het beoordelen van iemands gezondheidstoestand
valt onder geneeskundig handelen, zal het handelen van verweerster desalniettemin
worden getoetst aan de eerste tuchtnorm.
5.3 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsbeoefenaar.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Het gaat er daarbij niet om of de zorgverlener
beter anders had kunnen handelen.
Klachtonderdeel a) het correctie- en blokkeringsrecht is niet toegepast
5.4 Klager schrijft in zijn klaagschrift dat hij per abuis een vraag in het aanvraagformulier
ten onrechte met “nee” heeft beantwoord. Klager ziet daarin een verband met zijn fysieke
en psychische situatie, en in het bijzonder met zijn concentratieproblemen, hoofdpijnklachten,
misselijkheid, braken en rolstoelgebondenheid. Deze klachten zijn ontstaan na een
ongeval op 1 mei 2015 waarbij klager een whiplash heeft opgelopen en waardoor hij
inmiddels 100% arbeidsongeschikt is verklaard. Omdat hij het besluit van de rechtsbijstandsverzekeraar,
om vanwege het onjuist beantwoorden van een vraag klager voor acht jaar op te nemen
in het EVR, een erg hoge sanctie vond, is hij akkoord gegaan met het voorstel om een
medisch advies te vragen. Hij heeft daarbij verzocht om aan de medisch adviseur aanvullende
vragen te stellen, die echter niet aan verweerster zijn voorgelegd. Klager stelt dat
op het medisch advies het inzage-, correctie-, en blokkeringsrecht van toepassing
is, zoals neergelegd in de artikelen 7:456 en 7:464, tweede lid onder b BW. Klager
verwijt verweerster dat hij niet in de gelegenheid is gesteld deze rechten in te roepen.
5.5 Verweerster wijst er op dat de gang van zaken bij klager uitzonderlijk is geweest.
In de normale procedure en werkwijze bij de rechtsbijstandsverzekeraar wordt de medisch
adviseur ingeroepen om de medische situatie van een verzekerde te beoordelen. Het
advies wordt dan toegezonden aan de jurist van de verzekerde die met de verzekerde
ook het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht bespreekt. In de situatie van klager
was (nog) geen sprake van een verzekeringsovereenkomst en was klager geen verzekerde.
Anders dan de normale gang van zaken, betrof het advies de beoordeling van de vraag
of klager, gelet op zijn fysieke en psychische situatie, de vragen uit het aanvraagformulier
kon lezen, begrijpen en juist beantwoorden. Zoals in de normale procedure gebruikelijk
is, is het advies door verweerster in het geautomatiseerde systeem van de rechtsbijstandsverzekeraar
opgenomen en de conclusies daaruit zijn door verweerster medegedeeld aan de medewerkster
bij Speciale zaken. Deze medewerkster van Speciale zaken, die als getuige is gehoord,
kan niet verklaren hoe het advies bij haar (in het geautomatiseerde systeem) is terecht
gekomen, maar zij stelt vast dat het advies aan klager is toegezonden. Deze gang van
zaken verdient niet de schoonheidsprijs, aldus verweerster. Inmiddels wordt deze werkwijze
niet meer toegepast. In voorkomende gevallen zal aan de persoon in kwestie worden
gevraagd zelf een medisch adviseur in te schakelen om een advies aan de rechtsbijstandsverzekeraar
te verstrekken.
5.6 Verder wijst verweerster er op dat indien klager zijn blokkeringsrecht had ingeroepen,
dit tot gevolg zou hebben gehad dat de rechtsbijstandsverzekeraar zou hebben volhard
in de weigering een verzekeringsovereenkomst aan te gaan en ook tot opname van klager
in het EVR zou zijn overgegaan. Daarmee zou klager niet geholpen zijn.
5.7 Het college oordeelt als volgt. Het blokkeringsrecht is opgenomen in artikel 7:464
lid 2 onder b BW. Bij het bepalen of het blokkeringsrecht van toepassing is, gaat
het om de vraag in welk kader het medisch rapport/verslag wordt uitgebracht. Het blokkeringsrecht
is niet van toepassing als het een medische rapportage/verslaglegging betreft in verband
met een reeds tot stand gekomen arbeidsverhouding of burgerrechtelijke verzekering
dan wel een opleiding waartoe betrokkene reeds is toegelaten of wanneer een bijzondere
wettelijke bepaling toepasselijkheid van het blokkeringsrecht uitsluit. Hiervan is
in dit geval echter geen sprake; klager was geen verzekerde en er was (nog) geen verzekeringsovereenkomst
tot stand gekomen. Het blokkeringsrecht biedt een waarborg voor de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene op wie het rapport betrekking heeft.
Betrokkene heeft namelijk het recht om doorgifte van het rapport te verhinderen (te
blokkeren) als hij er bezwaar tegen heeft dat de organisatie in wiens opdracht of
op wiens verzoek het rapport is opgesteld, kennis neemt van de inhoud daarvan. Dat
dit nadelig kan uitpakken voor betrokkene is een feit, maar de afweging om al dan
niet van het recht gebruik te maken, is aan betrokkene zelf.
5.8 Op grond van het voorgaande moet de conclusie zijn dat het inzage-, correctie-
en blokkeringsrecht van toepassing is op het medisch advies dat verweerster heeft
opgesteld, op verzoek van en ten behoeve van de rechtsbijstandsverzekeraar, en is
samengesteld op grond van medische documenten die door klager aan haar zijn overgelegd.
Verweerster had daarom, alvorens over het medisch advies mededeling te doen aan de
afdeling Speciale zaken, aan klager het (concept-)advies moeten toezenden en hem daarbij
actief op het inzage-, correctie- of blokkeringsrecht moeten wijzen. Dat is niet gebeurd
en dat is verweerster te verwijten. Zij heeft daarmee in strijd gehandeld met de hiervoor
genoemde wettelijke bepaling. Hieraan doet niet af dat, zoals verweerster ook betoogt,
klager niet geholpen zou zijn met het inroepen van zijn blokkeringsrecht, omdat de
rechtsbijstandsverzekeraar dan had vastgehouden aan haar weigering klager te verzekeren
of had volhard in registratie in het EVR. Zoals gezegd, moet die keuze aan klager
worden overgelaten. Dit klachtonderdeel moet daarom gegrond worden geoordeeld.
Klachtonderdeel b) het advies voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen.
5.9 Klager stelt dat het advies niet voldoet aan de richtlijnen die daarvoor gelden.
Nadat hij het advies had ontvangen, heeft verweerster geweigerd alsnog de door hem
gestelde aanvullende en nog openstaande vragen te beantwoorden. Klager stelt dat verweerster
dat niet had mogen weigeren en zij (al de) vragen die door de rechtsbijstandsverzekeraar
én door hem zijn gesteld, diende te beantwoorden. Ook mist klager in het advies van
verweerster de weergave van een geschikte methode van onderzoek om de vragen te beantwoorden,
een inzichtelijke, consistente en onderbouwde uiteenzetting van de gronden waarop
de conclusies steunen en de (weergave van de) bronnen waarop het advies berust. Ten
slotte stelt klager dat verweerster buiten de grenzen van haar vakgebied is gegaan,
door ervan uit te gaan dat er niets neurologisch aan de hand zou zijn. Klager heeft
bij zijn klacht als bijlagen (medische) informatie gevoegd. Het college gaat er van
uit dat klager daarmee wil aantonen dat het advies van verweerster onjuist is.
5.10 Verweerster voert aan dat zij antwoord heeft gegeven op de vragen die door de
afdeling Speciale zaken aan haar zijn gesteld. Zij heeft haar advies opgesteld na
bestudering van de door klager aangebrachte medische documenten. Dat advies is in
overeenstemming met die medische documentatie. De conclusie dat er geen medische omstandigheden
zijn die klager niet in staat stellen de vragen te lezen, te begrijpen en naar waarheid
te beantwoorden, is volgens verweerster op basis van die documentatie gerechtvaardigd.
5.11 Het college is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Verweerster
is door de afdeling Speciale zaken gevraagd een tweetal specifieke vragen te beantwoorden.
Er was geen aanleiding voor haar om ook de aanvullende vragen van klager te beantwoorden.
Zij heeft advies gegeven op grond van de door klager ingezonden medische documenten.
Deze zijn, tezamen met het advies, op verzoek van klager vernietigd. Het college heeft
daarom alleen kennis kunnen nemen van de medische documentatie die klager bij zijn
klaagschrift als bijlagen heeft overgelegd. Daarbij is een deel van de zes door verweerster
voor het opstellen van haar advies geraadpleegde medische documenten overgelegd. De
andere door klager in deze tuchtprocedure overgelegde documenten zijn destijds niet
door verweerster gezien en beoordeeld en kunnen daarom niet bij de beoordeling van
de klacht worden betrokken. Het college concludeert dat verweerster in haar advies
een juiste weergave van de haar ter inzage gegeven documenten heeft gegeven. Het advies
dat verweerster heeft opgesteld is in dat licht begrijpelijk en consistent. Ter zitting
heeft verweerster nog aangegeven dat zij haar advies heeft besproken met een psychiater,
alvorens het vast te stellen. Het is het college niet gebleken dat verweerster buiten
de grenzen van haar vakgebied is gegaan.
Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat het klachtonderdeel over het inzage-,
correctie- en blokkeringsrecht gegrond is en het klachtonderdeel over het advies (inhoudelijk)
ongegrond.
Maatregel
5.13 Hiervoor is vastgesteld dat verweerster in strijd met een wettelijke bepaling
het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht niet actief aan klager heeft voorgehouden.
Gezien de aard van dit tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zou de maatregel van waarschuwing
in beginsel op zijn plaats zijn. In deze zaak is echter sprake van een uitzonderlijke,
eenmalige gang van zaken. De werkwijze bij de rechtsbijstandsverzekeraar, de afdeling
Speciale zaken en het medisch secretariaat, was niet ingericht op een advies als hier
aan de orde. Verweerster heeft op de wijze die voor de standaardprocedure geldt en
waarin het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht tot zijn recht zouden komen, het
rapport doorgezonden, zonder zich voldoende te realiseren dat de situatie niet standaard
was. Verweerster heeft er blijk van gegeven lering te hebben getrokken uit de klacht.
De rechtsbijstandsverzekeraar heeft - mede naar aanleiding van deze procedure - besloten
deze gang van zaken in de toekomst niet meer te zullen volgen. Het college is alles
bijeengenomen van oordeel dat hier een maatregel niet op zijn plaats is.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- legt verweerster geen maatregel op;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door P.J.M. Rouwen, voorzitter, W.G.H. Corté, lid-jurist,
M.A.L. Piegza, E.G. van der Jagt en A.T.C. Ouwehand, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door M. van der Hart, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 1 mei 2024.