ECLI:NL:TGZRSHE:2024:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5328
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:30 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-04-2024 |
Datum publicatie: | 25-04-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/5328 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht over chirurg dat zorgplicht niet is nagekomen, juiste diagnose gemist en geen aanvullend beeldvormend onderzoek gedaan. Chirurg was supervisor op afstand en heeft klaagster niet zelf gezien toen zij twee maal (overdag en ’s nachts) bij verschillende artsen-assistent op de SEH kwam wegens buikklachten. De artsen hadden voldoende ervaring om de consulten zelfstandig te doen. Chirurg is niet tekort geschoten op grond van de informatie die hem ter beschikking stond. Ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 24 april 2024 op de klacht van:
[A]
wonende in [B]
klaagster,
tegen
[C],
chirurg,
werkzaam in [D],
verweerder, hierna ook: de chirurg,
gemachtigde: mr. O.L. Nunes advocaat te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is in verband met hevige buikpijn naar de huisarts gegaan die haar doorverwees
naar de spoedeisende hulp (SEH) van het ziekenhuis. Klaagster is gezien door een arts-assistent,
onder supervisie op afstand van de chirurg. Klaagster is lichamelijk en anamnestisch
onderzocht. Ook is laboratoriumonderzoek gedaan. Er is geen beeldvormend onderzoek
gedaan. Klaagster is vervolgens met een terugkomadvies en een afspraak voor een poliklinisch
bezoek de volgende dag naar huis gestuurd.
1.2 In de daaropvolgende nacht is klaagster opnieuw naar de SEH gegaan. Hier is zij
gezien door een andere arts-assistent, eveneens onder supervisie op afstand van de
chirurg. Klaagster werd met medicatie naar huis gestuurd en zou zich de volgende dag
op de polikliniek moeten melden.
1.3 Enkele dagen later werd in een ander ziekenhuis een darmobstructie vastgesteld
en geopereerd.
1.4 Klaagster meent dat bij haar bezoeken bij de SEH de zorgplicht niet is nagekomen
doordat de juiste diagnose is gemist en er aanvullend beeldvormend onderzoek gedaan
had moeten worden.
1.5 Het college komt tot het oordeel dat de chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 2 februari 2023;
- de brief van 14 april 2023 van de secretaris aan klaagster;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage(n);
- de brief van 23 mei 2023 van de secretaris aan klaagster;
- het verweerschrift met de bijlage(n);
- de pleitaantekeningen zijdens klaagster;
- de pleitaantekeningen zijdens de chirurg.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 1 maart 2024. De partijen zijn
verschenen. Klaagster werd begeleid door haar echtgenoot. De chirurg werd bijgestaan
door zijn gemachtigde. Klaagster en de gemachtigde van de chirurg hebben pleitnotities
voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd. De zaak is gelijktijdig
– maar niet gevoegd – behandeld met de zaak met zaaknummer H2023/5346.
3. Wat is er gebeurd?
Citaten uit het medisch dossier worden weergegeven inclusief typ- of taalfouten.
3.1 Op 11 januari 2023 is klaagster door de huisarts verwezen naar de SEH van het
ziekenhuis in verband met acute progressieve buikpijn. In de verwijsbrief van de huisarts
is genoteerd:
“”Reden + context verwijzing Zoals telefonisch gesproken acute, progressieve buikpijn,
zonder evidente focus, zie journaalregels voor uitgebreide verslaglegging en diagnostiek.
Ingestelde behandeling: (…) -> beoordeling SEH onbegrepen bovenbuikspijn.”Een werkdiagnose
is in de verwijsbrief niet gesteld, wel zijn de onderzoeksbevindingen genoteerd.
3.2 Op 11 januari 2023 is klaagster bij de SEH gezien door een arts-assistent onder
supervisie van de chirurg op afstand. In het medisch dossier is bij dit contact genoteerd:
“SEH CHI WD gastritis en UWI.
57-jarige patiente met blanco voorgeschiedenis (nooit maaglast of brandend maagzuur
gehad) komt met plots ontstane buikpijn sinds de middag. Deze lokaliseert ze in de
regio epigastrio. Ook bij klinisch onderzoek een drukpijnlijk epigastrium en in mindere
mate drukpijn in de linkeronderbuik. Goede vitale parameters. Biochemisch geruststellend.
Wel sterk verontreinigd urinesediment. Op basis hiervan onvoldoende aanwijzingen voor
acute chirurgische pathologie en onvoldoende argumenten op dit moment om een beeldvorming
aan te vragen.
C&B iom [de chirurg]
Ontslag naar huis, geruststelling.
Morgen co poli chi met co labo (order +)
(…)”
Voorts wordt medicatie voorgesteld. Om technische redenen kan die op dat moment niet
daadwerkelijk worden voorgeschreven.
3.3 In de nacht van 11 op 12 januari 2023 komt klaagster opnieuw bij de SEH. Daar
is zij gezien door een andere arts-assistent, wederom onder supervisie van de chirurg
op afstand. In het medisch dossier is hierbij genoteerd:
“(…)
Pijnklachten status quo. Geen verbetering. Verhaal conform SEH medisch collega [arts-assistent
die klaagster ’s middags zag]. (…) Nu geen klinische achteruitgang/alarmsymptomen.
Medicatie alhier gegeven waarna pijnklachten zo goed als weg. MEWS 0. Recept op papier
meegegeven, (…)
Verder beleid conform decursus [arts-assistent die klaagster ’s middags zag]. Eerder
retour bij alarmsymptomen/klachten.”
4. De klacht en de reactie van de chirurg
4.1 Klaagster verwijt de chirurg dat hij zijn zorgplicht niet is nagekomen, bestaande
uit het niet serieus nemen van de zorgen van de huisarts van klaagster, het stellen
van een misdiagnose en het niet uitvoeren van onderzoeken, waardoor vertraging in
de behandeling is ontstaan. Klaagster is daardoor onnodig leed aangedaan, omdat sprake
bleek te zijn van een darmobstructie.
4.2 De chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen
tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college zal de klachtonderdelen gezamenlijk bespreken.
Is de chirurg tekort geschoten in zijn zorgplicht?
5.3 De chirurg heeft klaagster niet zelf behandeld, maar is wel in zijn hoedanigheid
van supervisor bij haar behandeling betrokken geweest. Supervisie kan op verschillende
manieren plaatsvinden, zoals door telefonisch overleg, waarbij het op afstand beoordelen
van de door de arts-assistent doorgegeven informatie gebruikelijk is. Onder omstandigheden
kan het nodig zijn dat de supervisor de betrokken patiënt ook zelf ziet. Bij de beoordeling
van de vraag welke handelingen in welke fase van de opleiding overgelaten kunnen worden
aan een arts-assistent om verricht te worden onder het toeziend oog van de supervisor,
dan wel met de supervisor als achterwacht op afroep beschikbaar, moet een doorslaggevende
rol worden toegekend aan de inschatting die de supervisor mag hebben van de ervaring
en vaardigheid van de arts-assistent. Indien de arts-assistent geen of onvoldoende
ervaring heeft die is vereist voor het zelfstandig verrichten van bepaalde handelingen,
moet de supervisor met dat gemis aan bekwaamheid rekening houden door de arts-assistent
de bedoelde handelingen nog niet zelfstandig te laten verrichten of door het gemis
aan ervaring zelf op enigerlei wijze te compenseren door toezicht of tussenkomst.
De supervisor kan slechts opdracht geven tot het zelfstandig verrichten van een heelkundige
handeling in de zin van de Wet BIG, indien hij redelijkerwijs mag aannemen dat de
arts-assistent bevoegd en bekwaam is tot het verrichten van die handeling, de supervisor
indien nodig aanwijzingen kan geven en zijn toezicht en eventuele tussenkomst verzekerd
zijn. Ter zitting heeft de chirurg aangegeven dat de arts-assistenten bij het eerste
en tweede SEH-bezoek voldoende ervaring hadden om zelfstandig - met supervisie op
afstand - de consulten op de SEH te verrichten.
5.4 Op grond van de aan de chirurg doorgegeven informatie, zoals deze ook volgt uit
het medisch dossier, waren er bij het eerste bezoek aan de SEH geen zodanige signalen
dat er anders gehandeld had moeten worden dan is gedaan. Er is op basis van deze informatie
gehandeld binnen de grenzen van de richtlijn diagnostiek acute buikpijn bij volwassenen.
Daarbij is ook overeenkomstig de richtlijn zorggedragen voor een herbeoordeling de
volgende dag. Hieraan doet niet af dat de verwijsbrief van de huisarts een ernstiger
beeld liet zien, nu de verwijzing juist tot doel had door middel van verdergaande
onderzoeken - waartoe ook laboratorium onderzoeken behoren, zoals gedaan - het beeld
te objectiveren. Dat, zoals klaagster stelt, expliciet verwezen was om echografisch
onderzoek te laten verrichten blijkt niet uit de verwijsbrief. Indien dit al anders
was, dan nog was het aan de arts op de SEH om eigen beleid te bepalen binnen de kaders
van de richtlijn, die in de gegeven situatie niet noopte tot echografisch onderzoek.
Met betrekking tot dit eerste SEH bezoek is de chirurg dus zijn zorgplicht nagekomen
en heeft hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
5.5 Dit is niet anders bij het tweede bezoek. In het medisch dossier is immers aangegeven
dat er weliswaar geen verbetering van de klachten was, maar dat ze ook niet verergerd
waren en dat het verhaal (het college begrijpt dat hiermee de anamnese bedoeld is)
gelijk was aan hetgeen ’s middags genoteerd was. Op basis van die informatie waren
er dan ook geen andere signalen die de chirurg tot ander handelen noopten. Dit te
meer niet nu tevens genoteerd is dat de pijnklachten zo goed als weg waren na medicatie.
5.6 Hieraan doet niet af dat er door klaagster is aangegeven dat met name de weergave
van haar klachten bij het tweede bezoek aan de SEH niet correct is. Indien dit al
zo zou zijn, blijkt verder nergens uit dat die afwijkende informatie doorgegeven zou
zijn aan verweerder. De chirurg zelf geeft aan enkel te hebben beschikt over de informatie
zoals weergegeven in het dossier. In het licht van het feit dat sprake was van een
ervaren aios mocht de chirurg redelijkerwijs aannemen dat de aios bekwaam en bevoegd
was tot het verrichten van gedegen onderzoek en dat de in het medisch dossier weergegeven
bevindingen, juist waren.
Ook met betrekking tot dit tweede SEH bezoek is de chirurg zijn zorgplicht nagekomen
en heeft hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Is dan toch verwijtbaar een diagnose gemist?
5.7 Klaagster benoemt nadrukkelijk dat de juiste diagnose verwijtbaar gemist zou zijn.
Dat is naar het oordeel van het college niet het geval. Het missen van een diagnose,
als daarvan sprake zou zijn, leidt niet per definitie tot een gegronde klacht. Een
tuchtrechtelijk verwijt is eerst te maken als komt vast te staan dat de wijze waarop
de chirurg tot de gehanteerde diagnose is gekomen, in strijd is met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Verder wordt bij de
beoordeling uitgegaan van de kennis die de chirurg bij de bewuste consulten had of
had kunnen hebben. Wat later is gebeurd of bekend is geworden, kan daarbij niet worden
meegewogen, omdat de chirurg die wetenschap op het moment van handelen ook niet had.
5.8 Hiervoor is reeds vastgesteld dat de chirurg bij zijn optreden is gebleven binnen
de grenzen van de redelijk bekwaam en redelijk handelend chirurg, met name gelet op
voor hem geldende richtlijn. Daarmee is ook reeds komen vast te staan dat de chirurg
met de kennis van dat moment niet tot een andere conclusie had behoeven te komen of
andere onderzoeksstappen had behoeven uit te voeren dan gedaan. Voor zover dit een
zelfstandig klachtonderdeel is, is dit dan ook ongegrond.
Slotsom
5.9 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond
zijn.
6. De beslissing
Het college:
- Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.H.M.J.F. Piëtte , voorzitter, K.A.J.C.M. van den
Berg Jeths-van Meerwijk, lid-jurist, H. van Santbrink, H.W.J. Koot en M.H.M. Bender,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en in het openbaar
uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op
24 april 2024.