ECLI:NL:TGZRSHE:2024:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5312
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-04-2024 |
Datum publicatie: | 12-04-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/5312 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Bedrijfsarts: Verweerder wordt verweten dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zonder toestemming van klaagster medische informatie met klaagster te bespreken in video-driegesprekken waaraan ook haar werkgever heeft deelgenomen. Gegrond. Maatregel: waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 11 april 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: mr. L.H.G. Pelzer, werkzaam in Echt-Susteren,
tegen
[C],
bedrijfsarts,
werkzaam in [D],
verweerder,
gemachtigde: mr. K.S. Waldron, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door
zonder toestemming van klaagster medische informatie met klaagster te bespreken in
verschillende video-driegesprekken waaraan ook haar toenmalige werkgever (hierna:
leidinggevende) heeft deelgenomen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld en dat de klacht gegrond is en legt een waarschuwing op. Hierna licht het
college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende relevante stukken:
- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 26 januari 2023;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 28 juni 2023;
- brief van de gemachtigde van verweerder met bijlage, ontvangen op 29 juni 2023.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 16 februari 2024. De partijen
zijn verschenen en zij zijn bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden
hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klaagster heeft pleitnotities
voorgelezen en aan het college en aan de andere partij overgelegd.
3. De feiten
3.1 Op 7 oktober 2020 heeft klaagster zich ziek gemeld bij haar toenmalige leidinggevende.
Op 11 november 2020 heeft klaagster een gesprek gevoerd met een collega van verweerder.
Op 22 december 2020, op 9 februari 2021 en op 9 maart 2021 heeft klaagster consulten
met verweerder gevoerd via video driegesprekken. De leidinggevende van klaagster heeft
ook aan deze video driegesprekken deelgenomen.
3.2 Verweerder heeft over het gesprek van 22 december 2020 het volgende in het medisch
dossier (hierna: medisch verslag) genoteerd (alle citaten voor zover relevant met
overname van eventuele stijl- en schrijffouten): “(…) Driegesprek: Telefonisch arbeidsverzuim
(Arts) (…) Spanningskl. Stress gevoel. Veel meegemaakt afgelopen jaar. Schoonmoeder
verzorgd en overleden. Buurman overleden (…). Moeder: terminale longkanker en in hospice.
Betrokkene vindt het heel lastig om met de situatie van haar moeder om te gaan. Moeilijk
om op bezoek te gaan. (…). Kan het lastig opbrengen. Voelt zich daar ook weer schuldig
onder. Psycho somatiek: Verdenking hartkl . Is onderzocht en er zijn geen cardiale
problemen uitgekomen. Sinds 1 wk maagkl. Med omeprazol helpt niets. Behandeling via
psycholoog (verwijzing HA). (…)” .
3.3 Van het gesprek van 9 februari 2021 heeft verweerder het volgende medische verslag
gemaakt: “(…) Driegesprek: Telefonisch arbeidsverzuim (Arts) (…) Moeder 6-2 gecremeerd.
Heftige periode en emotionele begrafenis. Moeder wilde niet sterven en vocht er tegen
tot het eind. Was voor betrokkene zeer emotioneel. Nu wel vrede met overlijden van
moeder en het gevoel dat ze hebben gedaan wat nodig was voor haar. Is zwaar om terug
te kijken naar het lijden. (…) Blijft verder last van maagkl houden en regelmatig
braken. Kan maar kleine beetjes eten. Pijn snel direct na de maaltijd (…) Onderzoek
maag afw (aangemeld voor gastroscopie). Als uitslag bekend is een nieuwe su afspraak
plannen. (…)” .
3.4 Na het gesprek van 9 maart 2021 heeft verweerder het volgende genoteerd in het
medisch verslag: “(…) Driegesprek: Telefonisch arbeidsverzuim (…) Heeft de dood van
moeder (…) verwerkt. Traject bij psycholoog afgesloten. Kan (…) evalueren met de psycholoog
(…). Buikklachten zijn ook beter. Oorzaak buikklachten? (…)”
3.5 Naast de genoemde medische verslagen heeft verweerder ook het ‘Advies werknemer-werkgever’
(hierna: advies) opgemaakt. Daarin is geen medische informatie opgenomen. Verweerder
heeft aangegeven deze adviezen aan klaagster en de leidinggevende te hebben overgelegd.
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klaagster verwijt verweerder zijn beroepsgeheim te hebben geschonden door medische
informatie van klaagster te bespreken in aanwezigheid van de leidinggevende van klaagster.
4.2 Verweerder stelt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Hij heeft
na de video driegesprekken alleen de adviezen zonder medische informatie (zoals genoemd
in alinea 3.5) aan de leidinggevende overgelegd. Verweerder stelt, niet de medische
verslagen (zoals geciteerd in alinea 3.2 tot en met 3.4) aan de leidinggevende te
hebben overgelegd. Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder voor zover nodig verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 Het college stelt voorop dat de vraag moet worden beantwoord of verweerder als
bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor
is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat verweerder beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg
voor een tuchtrechtelijk verwijt. Ook geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen
tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna:
Wet BIG) verplicht verweerder om: “(…) geheimhouding in acht te nemen ten opzichte
van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele
gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd of (…) waarvan hij het vertrouwelijke karakter
moest begrijpen.”
5.3 In artikel 7:457 lid 1 Burgerlijk Wetboek is het volgende bepaald: “(…) draagt
de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt
dan wel inzage in of afschrift van de gegevens uit het dossier worden verstrekt dan
met toestemming van de patiënt.”
Beoordeling
Was de leidinggevende vanaf het begin en gedurende de video driegesprekken aanwezig,
zodat zij ook de medische informatie kon vernemen?
5.4 Klaagster stelt dat zij telkens na het inbellen in het driegesprek de leidinggevende
direct zag.
5.5 Verweerder heeft geen herinnering aan de genoemde gesprekken met klaagster. Hij
weet daarom niet of de leidinggevende vanaf de aanvang aan deze video driegesprekken
heeft deelgenomen. Verweerder heeft in het verweerschrift het volgende aangegeven
over de gebruikelijke werkwijze: “Nadat iedereen was ingelogd gaf de leidinggevende
aan dat ze de microfoon en het geluid zou uitzetten, zodat de werknemer en de bedrijfsarts
eerst alleen in gesprek konden gaan. Op het teken van verweerder sloot de leidinggevende
dan weer aan bij het consult.” Op de zitting heeft verweerder erkend dat hij niet
heeft gecontroleerd of de leidinggevende niets van het gesprek kon horen, nadat de
leidinggevende de microfoon en het geluid uit zou hebben gezet.
5.6 Met vorenstaande staat voor het college voldoende vast dat de leidinggevende klaagster
en verweerder in ieder geval kon blijven zien. Voor het college staat ook vast dat
niet kan worden uitgesloten dat de leidinggevende de rest van de video driegesprekken
kon horen, ondanks dat de leidinggevende had aangegeven haar microfoon en geluid te
hebben uitgezet.
Is er tijdens de gesprekken medische informatie gedeeld?
5.7 Vervolgens is van belang of in deze gesprekken medische informatie van klaagster
met de leidinggevende is gedeeld. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de inhoud
van de medisch verslagen van de gesprekken, zoals is weergegeven in alinea’s 3.2 tot
en met 3.4, is besproken. Voor het college staat daarmee vast dat er in deze gesprekken
medische informatie is besproken, dat verweerder onvoldoende heeft geborgd dat medische
informatie vertrouwelijk kon worden besproken en dat de leidinggevende dit gesprek
in ieder geval visueel heeft kunnen volgen.
Heeft klaagster toestemming gegeven om medische informatie te delen?
5.8 Tenslotte is relevant of klaagster toestemming heeft gegeven om de medische informatie
met haar leidinggevende te delen. Klaagster stelt dat zij noch voorafgaand aan het
gesprek, noch bij aanvang ervan door verweerder is geïnformeerd dat zij geen medische
informatie hoefde te delen met de leidinggevende. Klaagster ontkent dat verweerder
haar om toestemming heeft gevraagd om medische informatie aan de leidinggevende te
verstrekken of te mogen delen in aanwezigheid van de leidinggevende. Zij heeft die
toestemming niet gegeven. Klaagster voegt daaraan toe dat zij direct na het inbellen
in het video driegesprek zich overrompeld voelde omdat de leidinggevende direct zichtbaar
werd. Zij had verwacht dat het consult eerst zou worden gevoerd zonder de leidinggevende,
maar durfde over de gang van zaken niets te zeggen.
5.9 Verweerder heeft aangevoerd dat klaagster al op de hoogte was van de wijze van
het voeren van driegesprekken, waarbij de leidinggevende doorgaans aansloot. Klaagster
had een eerste gesprek immers al met een collega van verweerder gevoerd. Verweerder
heeft toegelicht dat hij altijd eerst de werknemer om toestemming vraagt voordat er
medische informatie met de leidinggevende wordt gedeeld.
5.10 Het college overweegt als volgt. Uit niets blijkt dat klaagster toestemming heeft
gegeven om medische informatie met de leidinggevende te delen. In het (medisch) dossier
van klaagster is niets genoteerd over toestemming voor het mogen delen van de medische
informatie met de leidinggevende. Op basis van de stukken blijkt niet dat verweerder
eerst is nagegaan of de leidinggevende op de hoogte was van de medische toestand van
klaagster. Gelet op al het voorgaande staat voor het college dan ook vast dat er in
het gesprek medische informatie is besproken en mogelijk is gedeeld met de leidinggevende
zonder dat klaagster hiervoor in vrijheid toestemming heeft gegeven.
5.11 Het college oordeelt op basis van het voorgaande dat verweerder niet de op hem
rustende zorgplicht in acht heeft genomen. Verweerder heeft immers medische informatie
besproken terwijl de leidinggevende dit gesprek in ieder geval visueel kon volgen.
Verweerder heeft het risico genomen dat de leidinggevende dit gesprek ook zou kunnen
horen, zonder eerst na te gaan of klaagster hiervoor toestemming heeft gegeven. De
omstandigheid dat klaagster al eerder dergelijke gesprekken had gevoerd, ontslaat
verweerder niet van zijn zorgplicht. Het college acht de klacht gegrond.
Maatregel
5.12 Omdat de klacht gegrond is bevonden, moet het college beoordelen of een maatregel
op zijn plaats is en zo ja, welke maatregel. Het college meent dat het beroepsgeheim
de kern raakt van de zorgplicht van de (bedrijfs)arts. Het college realiseert zich
dat dit onderdeel van de zorgplicht bij de uitvoering van de taken van een bedrijfsarts
onder spanning kan staan. Werknemer en werkgever kunnen immers verschillende belangen
hebben. Echter een bedrijfsarts dient deze kerntaak te bewaken.
5.13 Het college weegt mee dat verweerder zich voorafgaand aan de zitting toetsbaar
en leerbaar heeft opgesteld, door deze klacht anoniem te bespreken met collegae (intercollegiale
toetsing) en met de visitatiebespreking op 14 juni 2023. Verweerder heeft verbetermaatregelen
getroffen. In het vervolg zal hij het eerste gesprek met de werknemer voeren zonder
(een afgevaardigde van) de werkgever. Voorafgaand aan elk gesprek met (een afgevaardigde
van) de werkgever, heeft hij eerst een overleg met de werknemer, buiten aanwezigheid
van (een afgevaardigde van) de werkgever. Ook zal hij een duidelijker onderscheid
aanbrengen in de verslaglegging tussen het gesprek met en zonder de werkgever.
5.14 Vanwege de ernst van de schending van de geheimhoudingsverplichting van verweerder,
heeft het college overwogen om de maatregel berisping op te leggen. Vanwege hetgeen
onder 5.13 is overwogen en vanwege de houding van verweerder op de zitting, volstaat
het college met het opleggen van een waarschuwing. Daarbij betrekt het college dat
verweerder niet eerder een tuchtmaatregel opgelegd heeft gekregen.
Publicatie in vaktijdschriften
5.15 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere artsen die werkzaam zijn in de bedrijfsgeneeskunde
mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding
van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens (artikel 71 Wet
BIG).
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond; - legt verweerder de maatregel op van waarschuwing;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift
voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven door E.C.M. de Klerk, voorzitter, H.J.C. Smink, lid-jurist,
R.P.J. Ansem, R.P. Dammer en G. Koster, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
F.A.C. Bergervoet, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M. van
den Berg Jeths-van Meerwijk op 11 april 2024.