ECLI:NL:TGZRSHE:2024:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7006
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:147 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-12-2024 |
Datum publicatie: | 11-12-2024 |
Zaaknummer(s): | H2024/7006 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Gz-psycholoog. Beklaagde heeft de echtgenote van klager behandeld. In de afsluitbrief aan de huisarts van haar patiënte heeft zij onvoldoende zorgvuldig en terughoudend informatie over klager opgenomen. Met name het ontbreken een verificatie van de door de patiënte verstrekte informatie vormde een beletsel voor deze wijze van informatieverstrekking aan de huisarts. De klacht hierover is gegrond. Ongegrond is het klachtonderdeel dat de brief aan de huisarts een disclaimer had moeten bevatten met een verbod aan de patiënte de brief in een andere context te gebruiken. Een zorgverlener kan dit recht van een patiënt niet beperken. Klacht deels gegrond, waarschuwing en geanonimiseerde publicatie. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 11 december 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
tegen
[C],
gz-psycholoog
werkzaam in [B],
verweerster, hierna ook: de gz-psycholoog,
gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort/Waar gaat de zaak over?
1.1 De gz-psycholoog is de behandelaar geweest van de echtgenote van klager. Nadat
de behandeling was beëindigd heeft de gz-psycholoog in een brief aan de huisarts van
de echtgenote uitlatingen gedaan over klager. Dit betrof onder andere uitlatingen
over (vermeend) disfunctioneel en destructief gedrag van klager, dat klager zijn echtgenote
(emotioneel) zou mishandelen en dat klager een persoonlijkheidsstoornis zou hebben.
De echtgenote heeft deze brief ingebracht in de echtscheidingsprocedure tegen klager.
Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij in deze brief informatie over hem heeft opgenomen,
zonder dat zij die informatie objectief heeft geverifieerd en zonder hoor- en wederhoor
toe te passen. Ook verwijt hij de gz-psycholoog dat zij in deze brief niet heeft opgenomen
dat deze brief zonder hoor en wederhoor tot stand is gekomen, dat die brief niet aan
derden ter hand mocht worden gesteld en niet gebruikt mocht worden in een juridische
procedure.
1.2 De gz-psycholoog heeft erkend dat de informatie die zij over klager in de brief heeft opgenomen niet heeft geverifieerd en dat deze informatie afkomstig was van haar patiënte, de echtgenote van klager. De brief was bedoeld voor de huisarts en niet om gebruikt te worden in een juridische procedure. Zij betreurt dat dat is gebeurd en heeft daarvoor aan klager haar excuses aangeboden. Zij erkent dat zij terughoudender had kunnen zijn en in de brief duidelijker had kunnen maken dat het ging om informatie van patiënte. Daarom heeft de gz-psycholoog verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is. Hierna licht
het college dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
-het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen door het Regionaal Tuchtcollege voor
de Gezondheidszorg (RTG) te Zwolle op 14 maart 2024, dat is doorgestuurd naar het
RTG te ’s-Hertogenbosch en daar op 29 maart 2024 ontvangen;
-de aanvulling op de klacht, ontvangen door het RTG te Zwolle op 21 maart 2024 en
gelijktijdig met het klaagschrift doorgestuurd naar het RTG te ‘s-Hertogenbosch, waar
het op 29 maart 2024 is ontvangen;
-De brief van 10 april 2024 van de secretaris aan klager, waarbij een door klager
ingediend stuk is teruggestuurd;
-het verweerschrift.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2024. Partijen zijn beiden verschenen. Klager en de gemachtigde van verweerster hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De echtgenote van klager (hierna: de echtgenote) is onder behandeling geweest
van de gz-psycholoog. De behandeling heeft bestaan uit vijf behandelconsulten. Op
22 maart 2022 heeft de gz-psycholoog aan de huisarts van echtgenote de volgende afsluitbrief
gestuurd (inclusief eventuele taal- en spelfouten):
“Geachte collega,
Hierbij informeer ik u dat per 0912-2021 builLyck is afgemeld, uw client (echtgenote
klager)
Aanleiding
Mevrouw meldde zich per mail met de volgende hulpvrazig. Haar partner is begin vorig
jaar
gediagnosticeerd bij topggz Scelta met dwangmatige persoonlijkheidsstoornis met
kenmerken van pathologisch verborgen narcisme als gevolg van complex trauma in zijn
jeugd. Hij heeft een goede functie, Hij wordt inmiddels individueel behandeld met
schematherapie.
Ze geeft aan dat ze de laatste jaren veel heeft meegemaakt en steun zoekt omdat
zijn gedrag voor haar niet te doen is en wil weten waar haar partner in schematherapie
staat om aan te kunnen sluiten.
Diagnostisch beeld
Mevrouw is (xx) jaar, getrouwd en moeder van 2 volwassen kinderen. Haar dochter
is getrouwd en haar zoon woont nog thuis. Mevrouw legt uit hoe het gedrag van haar
partner
thuis is. Zijn gedrag kenmerkt zich door emotionele mishandeling waarbij wordt gestreefd
naar macht en controle, door middel van negeren, polariseren, gaslighting, chanteren,
vernederen, manipuleren, saboteren, pesten, treiteren, aantrekken en afstoten. Mevrouw
ervaart door de situatie spanning, ze komt geïsoleerd te staan en het vergt veel energie
er tijd. De interactie zorgt voor een gevoel van onveiligheid bij mevrouw. Mevrouw
laat haar eigen denkkaders los om het denken en gedrag van haar man te kunnen begrijpen
en zo nodig te reageren.
Mevrouw is in 2007/2008 behandeld voor borstkanker. Zij is 2 maanden na de behandeling
aan het werk gegaan. Haar contract was voor haar ziekzijn voor onbepaalde tijd verlengd.
Bij terugkomst op het werk is ze ontslagen. Dat voelde als een dolk in de rug. Hierna
heeft mevrouw een tijdelijke functie van 2 jaar in Utrecht gehad en kwam daarna helaas
door leeftijd en parttime werken niet meer aan het werk.
Beschermende factoren: mevrouw ervaart steun van kennissen en lotgenoten, ze heeft
veel
ingelezen over de problematiek van haar man er is gemotiveerd voor steun voor haarzelf.
Verloop gesprekken
De gesprekken hebben zich gericht op het zorgen voor zichzelf in deze moeilijke
thuissituatie, waarbij het niet bekend is of en in hoeverre er verandering door behandeling
valt te verwachten. Ze is blij dat ze haar verhaal kwijt kon. Ondanks het disfunctionele
en destructieve gedrag van haar partner, dat voor haar heel zwaar is, staat mevrouw
haar mannetje, Ze gebruikt haar intelligentie, optimisme, humor en nuchterheid om
de situatie vol te houden en te blijven denken in mogelijkheden. Ze is hierin erg
wijs. Ze creëert tijd en ruimte voor zichzelf zover als mogelijk, stelt grenzen, neemt
verantwoordelijkheid en probeert uit destructieve patronen met haar man te blijven,
maar soms zit ze erin voordat ze erg in heeft.
Mevrouw mist ondersteuning van lotgenoten of professionals die specifiek kennis
hebben van
mensen die een partner hebben bij wie sprake is van een persoonlijkheidsstoornis
in cluster B. Ook in de gesprekken in deze praktijk merkt mevrouw dat er onvoldoende
kennis is over deze problematiek, waardoor mevrouw niet de steun heeft gekregen waar
zij om heeft gevraagd. Zij ervaart dat door onkunde er weinig echt begrip is voor
haar situatie,
Reden van uitschrijving en advies
De 5 gesprekken zijn afgesloten. Gezien wordt dat er in de relatie van mevrouw met
haar man sprake is van onveiligheid op psychisch vlak en ook zorgen over verdere onveiligheid,
Hier dient oog voor te zijn. Mevrouw kan baat hebben bij gesprekken met een professional
met een helder zicht op de mechanismen en de gevolgen en hoe hiermee om te gaan. Deze
professionele hulp is moeilijk te vinden, helaas.”
3.2 De echtgenote heeft deze brief ingebracht in de echtscheidingsprocedure tegen
klager, waar klager voor het eerst kennis nam van deze brief. Volgens klager heeft
dit grote gevolgen gehad, zowel voor hem persoonlijk als voor zijn procespositie in
deze procedure.
4.De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
4.1 Klager verwijt de gz-psycholoog dat:
a. Zij in de patiëntbrief over de echtgenote van klager informatie over klager heeft
opgenomen die zij had ontvangen van zijn echtgenote, zonder enige feitelijke onderbouwing,
zonder objectief verifieerbare informatie en zonder hoor- en wederhoor toe te passen;
b. in de patiëntbrief niet heeft opgenomen dat de brief zonder hoor- en wederhoor
tot stand was gekomen, dat de brief niet aan derden ter hand mocht worden gesteld
en dat de brief niet mocht worden gebruikt in een juridische procedure. Als verweerster
dat in de brief had opgenomen, had kunnen worden voorkomen dat de echtscheidingsadvocaat
van de echtgenote van klager de betreffende patiëntbrief als processtuk kon inbrengen
in de echtscheidingsprocedure.
4.2 De gz-psycholoog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
Zij erkent dat zij terughoudender had kunnen zijn en duidelijker had kunnen maken
dat de informatie over klager in de bewuste brief afkomstig was van haar patiënte
en niet door haar was geverifieerd, en zij voert aan dat zij hier lering uit heeft
getrokken. De brief was echter bedoeld voor een medebehandelaar en niet bedoeld om
in de echtscheidingsprocedure te worden gebruikt. De gz-psycholoog meent niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar te hebben gehandeld.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen. Het college zal zich daarbij beperken tot de klacht zoals hierboven is omschreven en op de zitting aan partijen voorgehouden. Het college zal dan ook niet ingaan op al hetgeen klager heeft aangevoerd over de gevolgen die de brief voor hem persoonlijk heeft gehad, het verloop van de echtscheidingsprocedure en de verhouding tussen klager en zijn echtgenote. Deze omstandigheden zijn voor de beoordeling van de klacht niet van belang.
5.De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De zogenoemde eerste tuchtnorm – die kort gezegd betrekking heeft op de behandelrelatie
tussen een zorgverlener en een patiënt of cliënt – is hier niet van toepassing. De
zogenoemde tweede tuchtnorm, neergelegd in artikel 47 lid 1, aanhef en onder b, van
de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), houdt in dat een
BIG-geregistreerde zorgverlener ook aan tuchtrecht is onderworpen ter zake van ander
handelen of nalaten in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Een
klacht daarover kan – volgens artikel 65 lid 1 aanhef en onder a van de Wet BIG –
worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. Verder geldt het uitgangspunt
dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Dat klager aan te merken is als rechtstreeks belanghebbende is niet weersproken
en staat vast.
5.3 De gz-psycholoog is gebonden aan de Beroepscode voor psychologen van het NIP
(Nederlands Instituut van Psychologen). Ten tijde van het schrijven van de brief gold
de Beroepscode 2015. Bij de beoordeling van de klachten zijn de volgende artikelen
uit deze beroepscode van belang:
Artikel 2 Zorgvuldigheid Psychologen nemen in de uitoefening van hun beroep de zorgvuldigheid in acht door
te handelen naar de Beroepscode.
Artikel 28 (in de huidige beroepscode artikel 26) Voorkómen van onbedoeld gebruik
en misbruik van rapportages Psychologen treffen maatregelen om te voorkómen dat een rapportage wordt gebruikt
voor een ander doel dan waarvoor deze is opgesteld. Daartoe dient in de rapportage
te worden vermeld dat deze van vertrouwelijke aard is. Bovendien wordt vermeld dat
de conclusies alleen betrekking hebben op de aan de rapportage ten grondslag liggende
doel- of vraagstelling en niet zonder meer kunnen dienen voor de beantwoording van
andere vragen. Ook wordt in de rapportage vermeld na verloop van welke termijn de
conclusies redelijkerwijs hun geldigheid verloren kunnen hebben.
Artikel 96 (in de huidige beroepscode artikel 97) Rapporteren over anderen dan de
cliënt Bij het uitbrengen van rapportages beperkt de psycholoog zich bij het geven van oordelen
en adviezen alleen tot die aangaande de cliënt en geeft hij geen oordelen of adviezen
met betrekking tot een ander dan de cliënt. Indien het voor het doel van de rapportage
noodzakelijk is over een ander dan cliënt gegevens te verstrekken, dan beperkt de
psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij uit eigen waarneming of onderzoek
heeft verkregen. Voor het verstrekken van dergelijke gegevens is gerichte toestemming
van betrokkene noodzakelijk. Indien de psycholoog het noodzakelijk acht in een rapportage
gegevens over een ander dan de cliënt te vermelden, die hij niet uit eigen waarneming
of onderzoek heeft verkregen, dan is hij daarin uiterst terughoudend en geeft steeds
de bron en relevantie van de gegevens aan. Klachtonderdeel a) niet geverifieerde informatie
over klager in de brief aan de huisarts 5.4 Het college is van oordeel dat de wijze
waarop de gz-psycholoog informatie over klager in de brief aan de huisarts heeft opgenomen,
in strijd is met de door haar te betrachten uiterste terughoudendheid en zorgvuldigheid.
De brief is een rapportage als bedoeld in de hiervoor omschreven artikelen in de beroepscode.
De gz-psycholoog heeft klager niet zelf onderzocht, heeft niet geverifieerd of bij
hem daadwerkelijk een diagnose is gesteld en of hij in behandeling is of was. De voorbeelden
over het gedrag van klager thuis en de geschetste onveiligheid in de thuissituatie
zijn enkel en alleen afkomstig van de echtgenote van klager en evenmin door de gz-psycholoog
geverifieerd. Het achterwege blijven van de verificatie vormt in de gesprekken met
haar cliënte/patiënte geen beletsel, maar wel in de schriftelijke verslaglegging aan
de huisarts. De door de gz-psycholoog gekozen bewoordingen in de brief zijn stellig
en ongenuanceerd en hier blijkt onvoldoende uit dat het slechts informatie is “van
horen zeggen” die door de gz-psycholoog niet zelf is waargenomen en/of geverifieerd.
5.5 Reeds daarom is dit klachtonderdeel gegrond. Dat de gz-psycholoog heeft aangevoerd
dat de brief was bedoeld voor een medebehandelaar en niet om voor andere doeleinden
te worden gebruikt, maakt dit niet anders. De gz-psycholoog had zich ervan bewust
moeten zijn dat haar brief aan de huisarts zou worden opgenomen in het medisch dossier
van haar patiënte, door haar patiënte opgevraagd kon worden en dat haar patiënte daarmee
vervolgens kon doen wat zij wilde. Juist om die reden dient een gz-psycholoog uiterste
terughoudendheid te betrachten bij het geven van informatie en oordelen over anderen
dan haar patiënten, in dit geval dus klager.
Klachtonderdeel b) vermelden “disclaimer” in de patiëntenbrief
5.6 Voor zover met dit klachtonderdeel bedoeld wordt dat de gz-psycholoog niet duidelijk
in haar brief heeft vermeld dat zij de informatie over klager niet heeft geverifieerd,
mist dit zelfstandige betekenis, nu dit al is meegenomen bij de beoordeling van klachtonderdeel
a). In dit tweede klachtonderdeel wordt echter ook aangevoerd dat de gz-psycholoog
in de brief had moeten opnemen dat die niet aan derden ter hand mocht worden gesteld
en dat de brief niet mocht worden gebruikt in een juridische procedure. Dit onderdeel
van de klacht acht het college ongegrond. Een patiënt heeft recht op inzage en afgifte
van zijn of haar medisch dossier en mag daarmee in beginsel doen wat hem of haar goeddunkt.
Dit recht kan niet door de zorgverlener worden beperkt.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht onder a) gegrond is en dat
klachtonderdeel b) ongegrond is.
Maatregel
5.8 Bij het bepalen van de op te leggen maatregel stelt het college voorop dat de
door de gz-psycholoog gekozen bewoordingen en formuleringen in de bewuste brief zodanig
zwaar zijn aangezet, dat sprake is van een schending van de beroepscode. Daar komt
bij dat zij haar fout niet meteen heeft rechtgezet toen zij daar door klager op werd
gewezen. Zij heeft daarmee de mogelijkheid niet gegrepen de gevolgen voor klager te
verkleinen. Zij heeft op 28 december 2023 een e-mail aan klager en de echtgenote geschreven
waarin staat dat zij klager niet heeft ontmoet, dat het niet haar bedoeling is geweest
om over hem een oordeel te geven, dat zij geen medische informatie over hem heeft
ingezien en dat zij niet betrokken wenst te worden in een juridische procedure tussen
klager en zijn echtgenote. Ook heeft zij heeft op 15 maart 2024 aan klager een brief
gestuurd waarin zij schrijft dat het haar betreurt welke gevolgen haar brief voor
hem heeft gehad, maar zij heeft – kennelijk – nagelaten meteen de huisarts te informeren
of op zijn minst te trachten haar eerdere brief in te trekken en deze te vervangen
door een andere brief, die wel voldeed aan artikel 96 (thans 97) van de Beroepscode.
5.9 Dit alles maakt dat naar het oordeel van het college niet volstaan kan worden
met een waarschuwing, maar dat een berisping op zijn plaats is. Het college ziet geen
aanleiding om tevens de publicatie van deze berisping in het BIG
-register te gelasten.
Publicatie
5.10 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere gz-psychologen mogelijk iets van deze zaak kunnen
leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
-verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
-legt de gz-psycholoog de maatregel op van berisping;
-verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
-bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Medisch
Contact en De Psycholoog (NIP).
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. A.H.M.J.F.
Piëtte, lid-jurist, M.J.E. Lemmens,
C.H. Oele en E.H. Muste, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.F. Schouwink, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op
11 december 2024.