ECLI:NL:TGZRSHE:2024:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6601
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:146 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-12-2024 |
Datum publicatie: | 18-12-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/6601 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat zij de re-integratie van klager niet (goed) heeft begeleid, geen eigen onderzoek heeft gedaan en medische gegevens van klager met zijn werkgever heeft besproken terwijl zij daarvoor geen toestemming had gekregen. College: beroep op niet-ontvankelijkheid slaagt niet. Het aanhouden van het oordeel over de arbeids(on)geschiktheid in afwachting van medische informatie is zorgvuldig om tot een goede beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid te kunnen komen. Er is wel degelijk onderzoek gedaan. De bedrijfsarts heeft bij een verplicht contact een beperkt beroepsgeheim. Die gegevens die de werkgever nodig heeft in het kader van de re-integratie en om het recht op loondoorbetaling vast te stellen, mag de bedrijfsarts zonder toestemming van de werknemer verstrekken. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 18 december 2024 op de klacht van:
[A]
wonende in [B],
klager,
gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer, werkzaam in Eindhoven,
tegen
[C],
bedrijfsarts,
werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. dr. L.A.P. Arends en mr. R.H. Burm, werkzaam in Arnhem.
1.Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager heeft zich bij zijn werkgever ziekgemeld na een auto-ongeval. Verweerster
heeft de verzuimbegeleiding van klager op zich genomen. Klager verwijt verweerster
dat zij de re-integratie van klager niet (goed) heeft begeleid, geen eigen onderzoek
heeft gedaan, medische gegevens van klager met zijn werkgever heeft besproken terwijl
zij daarvoor geen toestemming had gekregen, niets heeft gedaan met de bevindingen
van de psycholoog van klager en de dreiging van de werkgever met een loonstop en onterecht
een arbeidsconflict als oorzaak van de arbeidsongeschiktheid heeft aangemerkt.
1.2 De bedrijfsarts heeft een beroep op niet-ontvankelijkheid gedaan. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de bedrijfsarts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De bedrijfsarts stelt zich op het standpunt dat zij heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend bedrijfsarts.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat het beroep op niet-ontvankelijkheid niet
slaagt en dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet
nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing
is gekomen.
2.De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
-het klaagschrift, ontvangen op 10 november 2023;
-de brief van 27 december 2023 van de secretaris aan de gemachtigde van klager;
-de brief van 25 januari 2024, ontvangen van de gemachtigde van klager op 30 januari
2024;
-de brief met bijlage van 29 januari 2024, ontvangen van de gemachtigde van klager
op 1 februari 2024;
-de brief van 5 februari 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van klager;
-de brief van 28 februari 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van klager;
-de stukken, ontvangen van de gemachtigde van klager op 12 april 2024;
-het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 24 april 2024;
-het machtigingsformulier, ontvangen op 3 juni 2024;
-de brief van 21 juni 2024, ontvangen van de gemachtigde van verweerster op 25 juni
2024;
-het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek gehouden op 24 september 2024;
-de brief van 30 september 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van klager;
-de brief van 17 oktober 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van klager;
-het e-mailbericht van 14 oktober 2024 van klager;
-de brief van 28 oktober 2024, ontvangen van de gemachtigde van verweerster op diezelfde
datum.
2.2 De gemachtigde van klager heeft op 5 november 2024 een e-mail naar het secretariaat
van het tuchtcollege gestuurd. Het college heeft kennisgenomen van deze
e-mail. De gemachtigde van klager heeft met het toesturen van de e-mail kennelijk
beoogd te bewerkstelligen dat de laatste stukken die aan het dossier zijn toegevoegd
uit het dossier worden gehaald. Omdat het toevoegen van de stukken niet in strijd
is geweest met de beginselen van een behoorlijke procesorde, ziet het college hiervoor
geen aanleiding.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3.Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is als general manager werkzaam bij een bedrijf. Op 8 februari 2023 is
hij betrokken geweest bij een auto-ongeval. Als gevolg van dit ongeval heeft hij zich
bij zijn werkgever ziekgemeld.
3.2
Verweerster (hierna: de bedrijfsarts) is als bedrijfsarts werkzaam bij de arbodienst
waarmee de werkgever van klager (hierna: de werkgever) een contract heeft. Op 21 juli
2023 heeft zij de verzuimbegeleiding van klager op zich genomen. Daarvoor heeft een
bedrijfsarts in opleiding de verzuimbegeleiding van klager verzorgd. Dit heeft de
bedrijfsarts in opleiding onder supervisie van de bedrijfsarts gedaan.
3.3 Op 2 augustus 2023 heeft de bedrijfsarts klager een e-mail gestuurd. Daarin
heeft zij geschreven (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“(…) Op basis daarvan zou ik graag een vervolgafspraak inplannen om de reintegratie
verder op te pakken.
Wellicht is het om medische informatie op te vragen bij uw behandelaar voor de uitslag
van het MRI-onderzoek.
En eventueel overleg met uw psycholoog om te evalueren hoe het herstel verloopt.
Het is van belang om de medische situatie duidelijk te krijgen om een goed advies
te kunnen geven over uw belastbaarheid.
Als het spoedig wordt opgevraagd kunnen we deze gegevens meenemen tijdens het spreekuur.
Zou u de gegevens van uw psycholoog en specialist kunnen doorsturen via de mail
dan kan ik een brief/machtiging opstellen en naar u mailen ter ondertekening.
Ik begreep tevens van uw werkgever dat u met vakantie gaat.
Zou u mij kunnen doorgeven tot wanneer uw vakantieperiode duurt zodat we hiermee
rekening kunnen houden bij het inplannen van het spreekuur?’’
3.4 Op 13 september 2023 is klager in een e-mail verzocht om de gegevens van zijn huisarts en cardioloog door te geven, zodat de bedrijfsarts medische informatie kon opvragen. Op 15 september 2023 heeft klager per e-mail gereageerd dat de gemachtigde van klager “is gemachtigt betreft mijn medische dossier” en dat hij voor vragen graag naar hem verwijst. In zijn e-mail heeft klager niet de gegevens van zijn huisarts en cardioloog vermeld. Daarom is op 20 september 2023 klager bericht dat hij ook aan zijn gemachtigde mag vragen of hij de naam van de behandelaren kan doorgeven.
3.5 Op 26 september 2023 is klager voor het eerst op het verzuimspreekuur van de bedrijfsarts
geweest. Op dat moment heeft de bedrijfsarts niet de beschikking over de informatie
van de behandelaren van klager. Tijdens het spreekuur zijn de voorgeschiedenis van
klager, zijn lichamelijke, psychische en slaapklachten en zijn werk/de werksituatie
besproken. In het dossier van klager heeft de bedrijfsarts naar aanleiding van het
spreekuur genoteerd:
“Wn begint meteen over [naam arbodienst] en werkgever en dat daar een probleem ligt.
Hij voelt zich ziek en zijn ziekte wordt niet gehonoreerd. Zijn ziekte en klachten
zouden in twijfel worden getrokken.
ik geef meneer aan dat ik nu met hem het ga oppakken voor medisch deel en werkfactor
terugleg bij wn en wg.
(…) Med info opgevraagd bij ha en verpleegkundige.
B:
gesprek tussen wn en wg om te komen tot een oplossing en de
stressfactor werk laten verdwijnen.
su over 2 weken als med info bekend is en dan starten met reintegratie.
Conclusie:
Meneer ervaart klachten zowel fysiek als mentaal.
Omdat de medische situatie van meneer op dit moment niet geheel bekend is kan er
geen duidelijke beoordeling worden gegeven over de belastbaarheid en geschiktheid
voor werk.
Derhalve is er informatie opgevraagd bij zijn behandelaars.
Tijdens het komende spreekuur wordt de informatie besproken en zal beoordeeld worden
waar mogelijkheden liggen voor reintegratie.
(…)
Tevens is er sprake van een werk gerelateerde stresscomponent. Deze speelt mee in
het klachtenpatroon en kan het herstel belemmeren. Derhalve adviseer ik meneer en
zijn werkgever om samen in gesprek te gaan, de stressfactor te evalueren en te komen
tot een oplossing. Zodat dit de reintegratie niet in de weg zal staan.
Dit is tevens met de werkgever besproken.’’
3.6 Op 29 september 2023 heeft de bedrijfsarts medische informatie over klager ontvangen van de instelling waar klager psychische begeleiding van een verpleegkundig specialist kreeg. Op 6 oktober 2023 heeft de huisarts de bedrijfsarts medische informatie over klager toegestuurd. Deze medische informatie heeft de bedrijfsarts opgenomen in het dossier van klager, waarbij zij aantekeningen heeft gemaakt.
3.7 Op 9 oktober 2023 heeft de bedrijfsarts klager een e-mail gestuurd. Daarin heeft zij een aantal vragen aan klager gesteld over een mogelijk doorgemaakt hartinfarct en een MRI van het hoofd/de nek. De bedrijfsarts heeft geschreven dat zij klager kan doorverwijzen voor revalidatie als uit de MRI geen letsel naar voren komt en dat haar verwijzing meestal iets sneller gaat dan die van de huisarts vanwege de wachttijden.
3.8 Op 12 oktober 2023 heeft er een telefonisch spreekuur plaatsgevonden, omdat klager
te ziek was om fysiek naar het spreekuur te komen. In het dossier van klager heeft
de bedrijfsarts naar aanleiding van het spreekuur genoteerd:
“B:
(…)
ba gaat ha bellen voor ontbrekende info.
ba gaat wg bellen ivm deelname su en geen loonstop.
Conclusie:
Op 12-10-2023 heeft het telefonisch spreekuur plaatsgevonden met meneer.
Tijdens het gesprek werd duidelijk dat de klachten en beperkingen vrijwel volledig
werk gerelateerd zijn. Er zou sprake zijn van een arbeidsconflict. Hij ervaart veel
druk vanuit zijn werkgever en vanuit de eerder plaatsgevonden reintegratie.
Tevens zou hij nog restklachten ervaren uit het auto-ongeval wat eerder heeft plaatsgevonden.
(…)
De ontvangen medische informatie is besproken tijdens spreekuur. Meneer geeft aan
dat deze niet compleet zou zijn en derhalve zal opnieuw contact worden opgenomen met
de behandelaar.
Als hierover meer bekend is zal meneer op de hoogte worden gebracht en zal een vervolgafspraak
worden ingepland, uiterlijk over 3 weken.
Dan zal opnieuw gekeken worden naar mogelijkheden voor reintegratie in passend,
gekaderd werk.
Ik adviseer de medewerker en werkgever om in de tussenliggende periode samen te
komen tot een oplossing van het arbeidsconflict zodat dit het verdere herstel niet
in de weg staat.’’
3.9 Op 24 oktober 2023 heeft de bedrijfsarts aanvullende informatie van de huisarts ontvangen over het slaaponderzoek, het onderzoek door de cardioloog en de uitslag van de MRI.
3.10 Op 30 oktober 2023 is klager bij de bedrijfsarts op het spreekuur geweest. Klager heeft toen aangegeven dat volgens hem de arbodienst de oorzaak is van al zijn problemen en niet de werkgever. Volgens klager was er geen sprake van een arbeidsconflict of van werk gerelateerde problematiek. Hij wilde een andere arbodienst. De bedrijfsarts heeft uitgelegd dat de keuze voor een andere arbodienst bij de werkgever ligt en dat klager een second opinion kan aanvragen bij een andere bedrijfsarts. Het formulier daarvoor is tijdens het spreekuur ingevuld. Ook is tijdens het spreekuur het deskundigenoordeel van het UWV besproken. Dit oordeel had klager op 5 juli 2023 aangevraagd. Het oordeel van de verzekeringsarts was met betrekking tot de functionele mogelijkheden andersluidend. De bedrijfsarts heeft het oordeel van de verzekeringsarts overgenomen en klager vier weken rust aanbevolen. Verder heeft zij klager en de werkgever geadviseerd om na deze periode de samenwerking en re-integratie weer op te pakken en te kijken naar de mogelijkheden voor passend werk.
3.11 Op 10 november 2023 heeft klager onderhavige klacht bij het tuchtcollege ingediend. Op 22 november 2023 heeft hij de bedrijfsarts per e-mail meegedeeld dat hij een andere bedrijfsarts van een andere arbodienst wil. De bedrijfsarts heeft daarop gereageerd dat klager hiervoor naar de werkgever moet gaan, omdat de bedrijfsarts een medewerker niet naar een andere bedrijfsarts/arbodienst kan verwijzen en het dossier niet kan overdragen. De bedrijfsarts heeft aangegeven dat zij tot die tijd de verzuimbegeleiding zal voortzetten volgens de Wet verbetering poortwachter. Na 22 november 2023 heeft klager nog meerdere spreekuren bij de bedrijfsarts gehad.
3.12 Op 29 november 2023 heeft de bedrijfsarts die de second opinion heeft verricht
zijn rapport uitgebracht. Daarin is het volgende opgenomen:
“12) Samenvatting
(…) General Manager bij [naam van een bedrijf]. Op 08-02-2023 aangereden, waarna
klachten ontstonden die mogelijk ten gevolge van het trauma neurologische aard zijn.
De gepresenteerde klachten doen denken aan het beeld van een passen bij het beeld
van naverschijnselen bij een hersenkneuzing, een mate van traumatisch hersenletsel.
De tot heden gepleegde diagnostiek geeft geen duidelijk antwoord. Een specialistisch
onderzoek hierna is geindiceerd.
Daarnaast speelt een verstoorde arbeidsrelatie. De door werknemer (ervaren) methodiek
van reintegratie begeleiding zou niet herstel bevorderend werken. (De second opinion
bedrijfsarts heeft niet de bevoegdheid tot verder objectivering en wederhoor.)
(…)
18) Advies
Er is sprake van een te objectiveren mate van ziekte en/of gebrek. Zowel fysiek
als mentaal spelen er bij onderzoek serieuze problemen. Gezien de complexiteit is
een medische expertise op de diverse gebieden aan te bevelen. Een prognose op herstel
of deelherstel is op basis van huidige medische diagnostische gegevens niet te stellen.
De verstoorde arbeidsrelatie is inmiddels gejuridiseerd. (…) juist ook dit conflict
belemmert het herstel en werkt daarmee re-integratie belemmerend. Er dient gezocht
te worden naar een andere vorm van re-integratie, mits uit de onderzoeken blijkt dat
dit en in welke mate dit mogelijk is. (…) Daarmee is ook uit een ander perspectief
een re-integratie in de bedongen arbeid nu niet aan de orde.’’
4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij:
a) de re-integratie van klager niet (goed) heeft begeleid, zij heeft haar eigen
taak niet serieus genomen;
b) geen eigen onderzoek heeft gedaan;
c) medische gegevens van klager zonder zijn toestemming met zijn werkgever heeft
besproken;
d) niets heeft gedaan met de bevindingen van de psycholoog van klager;
e) onterecht een arbeidsconflict als oorzaak van de arbeidsongeschiktheid heeft
aangemerkt;
f) niets heeft gedaan toen de werkgever dreigde met een loonstop.
4.2 De bedrijfsarts heeft een beroep op niet-ontvankelijkheid gedaan. Zij heeft aangevoerd dat het klaagschrift door de gemachtigde van klager is ondertekend en niet door klager zelf, dat een machtiging dan wel uitleg waarom klager niet zelf in staat is om een klacht in te dienen of een machtiging af te geven ontbreekt en de gemachtigde niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt. De bedrijfsarts betwijfelt ook of de gemachtigde van klager de wil van klager vertegenwoordigt. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de bedrijfsarts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De bedrijfsarts is van mening dat zij heeft gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend bedrijfsarts. Zij heeft klager naar haar beste kunnen begeleid, aandacht gehad voor zijn fysieke en mentale klachten, zich flexibel opgesteld en steeds samen met klager gezocht naar mogelijke manieren om zijn klachten te verminderen.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 Aangezien een machtigingsformulier is overgelegd waaruit blijkt dat klager zijn
gemachtigde machtigt om namens hem bij het tuchtcollege een klacht tegen de bedrijfsarts
in te dienen, oordeelt het college dat het beroep op niet-ontvankelijkheid niet slaagt.
Het college zal de klacht daarom inhoudelijk beoordelen. Welke criteria gelden bij
de beoordeling?
5.2 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) het niet (goed) begeleiden van de re-integratie en het niet serieus
nemen van haar taak
5.3 Klager stelt zich op het standpunt dat de bedrijfsarts nauwelijks de mogelijkheden
van een re-integratie heeft onderzocht en haar taak niet serieus heeft genomen.
5.4 De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat zij heeft gedaan wat tot haar taken behoort. Zij betwist dat zij de re-integratiemogelijkheden onvoldoende heeft onderzocht. Er kon nog geen oordeel over de belastbaarheid en de geschiktheid voor werk worden gegeven, omdat zij nog niet beschikte over alle daarvoor noodzakelijke informatie.
5.5 Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts klager adequaat heeft begeleid. De bedrijfsarts kon de belastbaarheid van klager niet vaststellen en heeft daarom nadere informatie opgevraagd. Het aanhouden van het oordeel over de arbeids(on)geschiktheid in afwachting van medische informatie is naar het oordeel van het college zorgvuldig om tot een goede beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid te kunnen komen. Eerst daarna kan worden beoordeeld welke mogelijkheden er zijn voor een re-integratietraject. Het college heeft geen aanwijzingen gevonden dat de bedrijfsarts haar taak niet serieus heeft genomen. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Klachtonderdelen b) en d) het niet doen van eigen onderzoek en niets doen met de bevindingen van de psycholoog
5.6 Volgens klager kan van een onderzoek door de bedrijfsarts moeilijk worden gesproken. Hij heeft meerdere keren aangegeven dat hij onder behandeling van een psycholoog stond. De psycholoog heeft zich meerdere keren gemeld en een rapport overgelegd met haar bevindingen. Daarmee heeft de bedrijfsarts niets gedaan.
5.7 De bedrijfsarts is van mening dat zij voldoende onderzoek heeft verricht om zich een oordeel te kunnen vormen over de gezondheidssituatie en de belastbaarheid van klager. Zij heeft aangegeven dat klager werd begeleid door een verpleegkundig specialist en niet door een psycholoog. Zij heeft dan ook geen informatie van een psycholoog kunnen betrekken bij haar oordeel. Met de informatie van de verpleegkundig specialist heeft zij wel degelijk iets gedaan. Zij heeft de informatie bestudeerd en vervolgens zowel een samenvatting als haar eigen analyse van het verslag opgenomen in het dossier van klager. Deze informatie is vervolgens met klager besproken. Ook heeft zij deze informatie betrokken bij het bepalen van de belastbaarheid van klager.
5.8 De klachtonderdelen b) en d) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Een bedrijfsarts
moet aan de hand van de klachten van een werknemer vaststellen of sprake is van ziekte
of gebrek en zo ja, of die ziekte of dat gebrek rechtstreeks en medisch objectiveerbaar
leidt tot beperkingen. Dat vraagt van de bedrijfsarts dat hij de klachten van de werknemer
goed uitvraagt en dat hij zo nodig eigen lichamelijk en/of observerend
psychisch onderzoek uitvoert en (aanvullende) medische informatie bij de behandelend
sector opvraagt.
5.9 Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij geen eigen onderzoek heeft verricht. Voor zijn verwijt heeft hij geen nadere onderbouwing gegeven. Het college stelt vast dat de bedrijfsarts meerdere spreekuurcontacten met klager heeft gehad. Daarbij heeft zij aandacht gehad voor zijn fysieke en mentale klachten. De klachten die klager met de bedrijfsarts heeft besproken, heeft zij expliciet in het dossier benoemd. De bedrijfsarts heeft medische informatie bij de huisarts en verpleegkundig specialist opgevraagd. Zij heeft ook nader onderzoek gedaan naar (de stand van) de behandeling van klager door nadere informatie op te vragen bij de huisarts en klager per e-mail een aantal vragen te stellen over een mogelijk doorgemaakt hartinfarct en een MRI van het hoofd/de nek. Voor zover klager heeft bedoeld aan te voeren dat de bedrijfsarts geen medisch onderzoek heeft verricht, overweegt het college dat het onderzoek bij mentale problematiek bestaat uit luisteren, observeren en het beoordelen van het gedachtegoed van de patiënt. Uit het dossier van klager blijkt dat de bedrijfsarts dit onderzoek heeft verricht. Lichamelijk onderzoek voor de fysieke klachten was niet noodzakelijk nu daarover voldoende informatie was gegeven door de huisarts. Naar het oordeel van het college heeft de bedrijfsarts – in tegenstelling tot hetgeen klager beweert – dus wel degelijk onderzoek verricht. Aangezien niet uit het dossier blijkt dat klager onder behandeling stond van een psycholoog, kan de bedrijfsarts niet worden verweten dat zij geen informatie van de psycholoog bij haar oordeel heeft betrokken. De informatie van de verpleegkundig specialist heeft zij niet terzijde geschoven. De klachtonderdelen b) en d) zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c) het zonder toestemming bespreken van medische gegevens met de werkgever
5.10 Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij zonder klager daarvan in kennis te stellen
de medische gegevens die zij van de huisarts heeft ontvangen met de werkgever heeft
besproken. Van de werkgever heeft hij moeten vernemen dat er sprake zou zijn van een
arbeidsconflict.
5.11 De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat zij in het contact met de werkgever steeds heeft gehandeld in overeenstemming met de geldende beroepsnormen. Zij heeft geen informatie met de werkgever gedeeld anders dan waartoe zij gezien haar taak gehouden is.
5.12 De bedrijfsarts is adviseur voor zowel de werknemer als de werkgever. In het
kader van de ziekteverzuimbegeleiding moet de werkgever in staat worden gesteld om
passende maatregelen te nemen om op verantwoorde wijze de re-integratie van de werknemer
vorm te geven. Een bedrijfsarts mag daarom bepaalde gegevens aan de werkgever doorgeven
die van belang zijn voor de inzetbaarheid van de werknemer. De bedrijfsarts is, wanneer
sprake is van een verplicht contact, ten aanzien van de informatieverstrekking aan
de werkgever dan ook gebonden aan het beperkte beroepsgeheim ingevolge artikel 7:457
van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in verbinding met artikel 7:464 BW.
Van een verplicht contact is sprake als de werknemer de bedrijfsarts bezoekt in
opdracht van de werkgever, zoals bij ziekteverzuimbegeleiding. Dat de bedrijfsarts
gebonden is aan het beperkte beroepsgeheim betekent dat de bedrijfsarts zonder toestemming
van zijn patiënt, zijnde de werknemer, alleen die gegevens mag verstrekken die de
werkgever nodig heeft in het kader van de re-integratie en om het recht op loondoorbetaling
vast te stellen. Het voorgaande is vastgelegd in de Leidraad Bedrijfsarts en privacy
anno 2019 van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (de NVAB).
5.13 Klager heeft voor zijn verwijt dat de bedrijfsarts zonder zijn toestemming de medische gegevens die zij van de huisarts heeft ontvangen met de werkgever heeft besproken geen nadere onderbouwing gegeven. Het is het college dan ook niet duidelijk welke medische gegevens de bedrijfsarts met de werkgever zou hebben gedeeld. Het college vindt in het dossier geen verdere aanwijzingen die het verwijt van klager zouden ondersteunen. In zoverre is het klachtonderdeel dan ook kennelijk ongegrond. Voor zover klager heeft bedoeld dat de bedrijfsarts informatie aan de werkgever heeft doorgegeven die van belang is voor de inzetbaarheid van klager, overweegt het college dat deze informatie niet onder het medisch beroepsgeheim valt. De bedrijfsarts mag immers, zo is hiervoor overwogen, informatie in het kader van de verzuimbegeleiding met de werkgever delen. Voor zover klager heeft bedoeld dat de bedrijfsarts met de werkgever heeft gedeeld dat er sprake is van een arbeidsconflict, geldt eveneens dat deze informatie niet onder het medisch beroepsgeheim valt en dat de bedrijfsarts deze informatie zelfs met de werkgever behoort te delen. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e) het onterecht aanmerken van een arbeidsconflict als oorzaak van
de arbeidsongeschiktheid
5.14 Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij een arbeidsconflict als oorzaak van
de arbeidsongeschiktheid heeft aangemerkt. Volgens hem was er geen sprake van een
arbeidsconflict.
5.15 De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat zij klager arbeidsongeschikt heeft verklaard voor zijn eigen werkzaamheden door de klachten die na het ongeval zijn ontstaan. Zij heeft steeds duidelijk onderscheid gemaakt tussen de klachten die klager ervaart door het ongeval en de werk gerelateerde stressoren waardoor de klachten kunnen toenemen en het herstel kan worden belemmerd. De bedrijfsarts heeft in lijn gehandeld met de NVAB-richtlijn Conflicten in de werksituatie en de STECR-werkwijzer Arbeidsconflicten door de werk gerelateerde problemen te adresseren, te adviseren om met de werkgever in gesprek te gaan en de mogelijkheid tot mediation te bespreken. De bedrijfsarts heeft het arbeidsconflict nooit als oorzaak aangemerkt van de arbeidsongeschiktheid van klager.
5.16 Volgens de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten uit 2022 (hierna: de STECR Werkwijzer)
hebben twee individuen binnen de grenzen van een arbeidsorganisatie een arbeidsconflict
als tenminste één van de
ze individuen vindt dat het andere individu haar dwarsboomt of ergert. Klager heeft
tijdens de spreekuren aan de bedrijfsarts onder meer verteld dat zijn ziekte en klachten
door de werkgever in twijfel werden getrokken, dat de werkgever zich niet aan het
protocol hield en dat de werkgever druk op hem legde. Er is gesproken over een loonstop.
Gelet hierop en op de definitie van arbeidsconflict in de STECR Werkwijzer heeft de
bedrijfsarts op goede gronden geoordeeld dat sprake was van een arbeidsconflict. In
dat geval is, wanneer ook sprake is van arbeidsongeschiktheid, een tweesporenbeleid
aangewezen. Dit beleid betekent dat naast het volgen van de in de Wet verbetering
poortwachter beschreven aanpak toepassing van de in de STECR Werkwijzer beschreven
aanpak en de in de NVAB-richtlijn Conflicten in de werksituatie beschreven aanpak
dienen te worden ingezet. Naar het oordeel van het college heeft de bedrijfsarts volgens
dit te volgen beleid gehandeld. Zij heeft dan ook terecht het arbeidsconflict als
een re-integratie belemmerende factor beschouwd en een gericht advies gegeven om het
arbeidsconflict op te lossen ten gunste van de re-integratie. Het college stelt vast
dat de bedrijfsarts het arbeidsconflict niet als oorzaak van de arbeidsongeschiktheid
heeft aangemerkt. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f) niets gedaan toen de werkgever dreigde met een loonstop
5.17 Volgens klager zijn er een aantal besprekingen geweest waarin de werkgever
heeft gedreigd met een loonstop. Hij verwijt de bedrijfsarts dat zij niets heeft gedaan
toen de werkgever daarmee dreigde.
5.18 De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat zij niet betrokken is bij de beslissing van een werkgever om de loonbetaling stop te zetten. Omdat er voor haar als bedrijfsarts geen rol is weggelegd bij deze afweging kan zij tegen een voorgenomen loonstop niets doen. De bedrijfsarts heeft naar voren gebracht dat zij de werkgever wel heeft laten weten dat klager voornemens was om consequent op het spreekuur te verschijnen, waarna de werkgever van de loonstop heeft afgezien.
5.19 Het college oordeelt als volgt. Het al dan niet opleggen van een loonstop is een aangelegenheid tussen klager en zijn werkgever. De bedrijfsarts is daarbij niet betrokken, zodat haar daaromtrent ook geen verwijt kan worden gemaakt. In het dossier van klager heeft de bedrijfsarts naar aanleiding van het spreekuur van 12 oktober 2023 genoteerd dat zij de werkgever ging bellen over de loonstop. Het college heeft geen reden om aan te nemen dat de bedrijfsarts dit niet heeft gedaan. Het siert de bedrijfsarts dat zij contact heeft opgenomen met de werkgever en haar best heeft gedaan om een loonstop te voorkomen. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Slotsom
5.20 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6.
De beslissing
Het college:
-verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 18 december 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, R.P.J. Ansem en B. Vlogtman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door D. van Grootveld, secretaris.