ECLI:NL:TGZRSHE:2024:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5711
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:143 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-12-2024 |
Datum publicatie: | 11-12-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/5711 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Gz-psycholoog. Klacht over een in een krant vermeld citaat van beklaagde over bepaald gedrag. Klager meent dat beklaagde zijn gedrag becommentarieert zonder hem ooit te hebben gesproken. Het college oordeelt dat de geciteerde uitlatingen algemeen van aard zijn en geen oordeel over het gedrag van klager bevatten. Klacht ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 11 december 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
tegen
[C],
gz-psycholoog,
(destijds) werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de gz-psycholoog,
gemachtigde: mr. N. Desloover, werkzaam in Rotterdam.
1.Waar gaat de zaak over?
1.1 In een regionaal dagblad van [datum] 2023 is een artikel gepubliceerd met de
titel: “Wat moet er gebeuren voordat je een auto op je schuur zet?”. De vraag die
de journalist van dit artikel opwerpt is wat de mensen drijft om buitensporig te reageren
als ze geen gelijk of gehoor krijgen van instanties. Ter beantwoording van die vraag
heeft hij de gz-psycholoog naar de drijfveren van dergelijk gedrag bevraagd. De gz-psycholoog
heeft duiding aan dergelijk gedrag gegeven. Klagers gedrag wordt beschreven en hij
wordt daarbij met zijn naam en woonplaats in het krantenartikel genoemd. Klager verwijt
de gz-psycholoog dat zij hem nooit heeft gesproken en toch een diagnose over hem heeft
gesteld en zich hierover in de krant heeft uitgelaten.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
-het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 juni 2023;
-de brief van 7 juli 2023 van de secretaris aan klager;
-het aanvullende klaagschrift;
-het verweerschrift met de bijlagen;
-de brief van 29 november 2023 van de secretaris aan klager;
-de brief van 5 december 2023 van de secretaris aan klager;
-de brief van 5 december 2023 van de secretaris aan de gemachtigde van verweerster.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2024. Klager is, hoewel goed opgeroepen, niet verschenen. De gz-psycholoog is samen met haar gemachtigde verschenen.
3.Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is in 2019 in hongerstaking gegaan omdat hij geen gehoor kreeg bij de
gemeente [B.]. Over deze actie en acties van drie andere personen heeft een journalist
van [dagblad] een artikel geschreven dat op [datum] 2023 is gepubliceerd. De kop van
dit artikel luidde: “Wat moet er gebeuren voor je een auto op je schuur zet?” en de
subkop: “In hongerstaking omdat een plan voor hoogbouw je niet bevalt, in een bushokje
gaan wonen omdat alle instanties tegen je zijn of een auto op je dak zetten omdat
de woningbouwcorporatie niet reageert. Waarom gaan mensen zóver?”
3.2 De journalist wilde het gedrag van de in het artikel benoemde personen toelichten
en de drijfveren van deze mensen uitleggen. Daartoe benaderde hij de gz-psycholoog,
die antwoorden heeft gegeven op vragen. De antwoorden zijn in het artikel verwerkt.
Hierna zijn enkele passages uit het artikel letterlijk overgenomen.
“Het lijkt er volgens [de gz-psycholoog] in elk geval sterk op dat mensen als [klager
, F. en A.] door hun coping heen zijn/waren. Dat is de term die psychologen gebruiken
voor de manier waarop je geneigd bent om om te gaan met stressvolle omstandigheden
en tegenslagen. Voor de een is dat alcohol, voor een ander intensief sporten of erover
praten.”
Daarna wordt de gz-psycholoog geciteerd, waarbij het citaat in het artikel tussen
aanhalingstekens is geplaatst.
“Ze hebben waarschijnlijk eerst de gewone wegen bewandeld – bellen, mailen naar
de instantie – maar voelen zich zo in het nauw gedreven dat ze voorbij hun eigen grenzen
gaan. Overwegen wat de gevolgen zijn als ze dit of dat doen is er dan niet meer bij.
Het is een soort spits toelopende weg waar ze op zitten; hetzelfde zie je ook bij
mensen die suïcidaal zijn.”
…
"Wat ook heel goed kan is dat het een blauwe plek op hun levenslijn is om zich niet
gehoord te voelen. Als ze dan een gemeente of bedrijf treffen dat niet reageert, of
niet zoals zij dat willen, klikt dat vast aan die eerdere levenservaring. Dat is een
pijnpunt, een trigger.”
...
"Het kan zeker dat ze ergens gelezen of gehoord hebben over zo’n opvallende actie.
En als je dan zo in het nauw zit, kán het in je opkomen om ook zoiets te proberen."
…
"Soms zit het in het individu, hoe hij gevormd is als persoon, maar de wisselwerking
met de omgeving kan ook een factor zijn. Soms heb je van die organisaties die zo stug
en autoritair zijn en als die dan iemand treffen voor wie dat als een rode lap werkt,
dan kan dat dus goed mis gaan."
3.3 De journalist heeft de concept tekst van het artikel aan de gz-psycholoog gestuurd en haar de kans geboden op- en/of aanmerkingen te maken. Zij heeft geen op- of aanmerkingen gemaakt.
4. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
4.1 De gz-psycholoog wordt verweten zich in 2023 in een dagblad te hebben uitgelaten
over klager:
a)terwijl klager niet bij verweerster onder behandeling is geweest. Verweerster
heeft geen enkele vorm van behandeling aan klager gegeven en klager heeft verweerster
niet geconsulteerd;
b)terwijl verweerster voorafgaand aan de publicatie niet de juiste procedure heeft
gevolgd. Verweerster had eerst contact met klager moeten opnemen, gevolgd door een
anamnese en psychologisch testonderzoek naar het copings-mechanisme van klager. Pas
na grondig onderzoek had verweerster een diagnose mogen stellen en conclusies mogen
trekken. Verweerster had zich niet publiekelijk in de krant mogen uitlaten over klager
zonder toestemming van klager.
4.2 De gz-psycholoog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Eerste of tweede tuchtnorm?
5.1 De zogenoemde eerste tuchtnorm – die kort gezegd betrekking heeft op de behandelrelatie
tussen een zorgverlener en een patiënt of cliënt – is hier niet van toepassing. De
zogenoemde tweede tuchtnorm, neergelegd in artikel 47 lid 1, aanhef en onder b, van
de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), houdt in dat een
BIG-geregistreerde zorgverlener ook aan tuchtrecht is onderworpen ter zake van ander
handelen of nalaten in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Deze
norm is op de onderhavige zaak van toepassing. Het in het artikel geciteerde commentaar
van de gz-psycholoog heeft zijn weerslag op de individuele gezondheidszorg, omdat
de beklaagde gz-psycholoog in haar hoedanigheid van gz-psycholoog is benaderd en zij
ook vanuit die hoedanigheid heeft geantwoord.
De gz-psycholoog heeft geen diagnose gesteld.
5.2 Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij zonder hem te hebben gesproken en daarbij
de juiste vragen te hebben gesteld toch een diagnose over hem heeft gesteld en hierover
haar standpunt in de krant heeft laten optekenen. De vraag is of de gz-psycholoog
daarmee in strijd heeft gehandeld met “wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt”.
Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de gz-psycholoog ten tijde
van het klachtwaardig geachte handelen geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Het college acht dit klachtonderdeel ongegrond, omdat de uitlatingen
die de gz-psycholoog heeft gedaan niet zijn te beschouwen als “een diagnose”. De onder
3.2 geciteerde uitlatingen van de gz-psycholoog zijn namelijk te algemeen van aard
en slaan niet specifiek op de casus of de persoon van klager. Bovendien bedient de
gz-psycholoog zich van zinnen als “Ze hebben waarschijnlijk…”, “Wat ook heel goed
kan…” en tracht zij meerdere verklaringen te geven voor het in het artikel beschreven
gedrag in het algemeen. Zij pretendeert niet een diagnose te geven over klager of
over één van de andere genoemde personen en zo kan het artikel ook niet door een gemiddelde
lezer zijn begrepen. De zin dat “het er sterk op lijkt dat mensen als [klager, F en
A ] door hun coping heen zijn/waren” is geen letterlijk citaat van hetgeen de gz-psycholoog
heeft gezegd, maar een interpretatie van de betreffende journalist. Ook deze passage
is in zuke algemene bewoordingen en met zoveel slagen om de arm geformuleerd, dat
ook die niet als een door de gz-psycholoog gestelde diagnose is te beschouwen.
5.3 De gz-psycholoog heeft op de zitting nog uitgelegd dat de journalist haar niet de namen van de betreffende personen had verteld, maar dat die namen vervolgens wel in het artikel zijn genoemd. Zij vindt het vervelend dat zij daarop onvoldoende is aangeslagen toen het concept van het artikel aan haar werd voorgelegd en zegt daaruit lering te hebben getrokken. Het siert de gz-psycholoog dat zij op deze wijze op haar handelen reflecteert, maar het brengt geen verandering in het oordeel van het college. Ook al is het begrijpelijk dat klager het vervelend vindt dat zijn naam in dit artikel wordt genoemd, zijn klacht dat in het artikel door de gz-psycholoog een diagnose over hem wordt gesteld, wordt door het college niet gevolgd.
5.4 Met dit oordeel is ook een oordeel gegeven over klachtonderdeel b). Nu er geen sprake is van een diagnose, kan het de gz-psycholoog ook niet worden verweten dat zij klager eerst had moeten onderzoeken. Ook dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Slotsom
5.5
Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in zijn geheel ongegrond is.
6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, A.H.M.J.F. Piëtte,
lid-jurist, M.J.E. Lemmens, C.H. Oele en E.H. Muste, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
I.F. Schouwink, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M. van
den Berg Jeths-van Meerwijk op 11 december 2024.