ECLI:NL:TGZRSHE:2024:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6823

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:138
Datum uitspraak: 04-12-2024
Datum publicatie: 04-12-2024
Zaaknummer(s): H2024/6823
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft van de huisarts eenmalig de prikpil voorgeschreven gekregen en zich nadien veelvuldig met onder meer buikklachten bij de huisarts gemeld. De verwijten dat ze door de prikpil gezondheidsklachten heeft gekregen en dat ze onheus bejegend is, zijn kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 4 december 2024 op de klacht van:

[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: [C], werkzaam in [B],

tegen

[D],
Huisarts
werkzaam in [B],
verweerder, hierna ook: de huisarts
gemachtigde: mr T. Schouten, werkzaam in Leusden.

1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster heeft van de huisarts in januari 2020 eenmalig de prikpil (Depo Provera) voorgeschreven gekregen en zich sindsdien veelvuldig met onder meer buikklachten bij de huisarts gemeld. Zij verwijt de huisarts dat de prikpil ongeschikt voor haar was, waardoor zij gezondheidsklachten heeft gekregen. Ook klaagt ze over een onheuse bejegening door de huisarts.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de machtiging, ontvangen op 12 januari 2024;
- de brief van de secretaris van 2 februari 2024 aan de gemachtigde van klaagster;
- de aanvulling op het klaagschrift;
- het verweerschrift met het medisch dossier;
- de aanvulling op het verweerschrift;
- de brief van de secretaris van 15 maart 2024 aan de gemachtigde van verweerder; de brief van de gemachtigde van
de huisarts van 20 maart 2024 met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 30 mei 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Op 3 januari 2020 is klaagster bij de huisarts geweest. Van dat consult heeft de huisarts onder meer in het medisch dossier genoteerd (alle citaten zijn letterlijk overgenomen inclusief type- en spelfouten):
“wil graag anticonceptie starten mogelijkheden besproken, pte wil graag de prikpil”.
Op 6 januari 2020 heeft klaagster een injectie met Depo Provera in de rechterbil gekregen.

3.2 Op 31 maart 2020 heeft de huisarts klaagster verwezen naar de gynaecoloog en onder meer in het medisch dossier genoteerd:
“wilt verwijzing voor een vaginale echo ivm klachten na abortus, pijnlijke menstruatie na de abortus, heeft klachten van de prikpil
Misselijkheid, onderbuikpijn”.

3.3 Naast de afspraken die klaagster bij de gynaecoloog had, is zij verschillende keren bij de huisarts en op de huisartsenpost (hierna: HAP) geweest vanwege het uitblijven van haar menstruatie en buikklachten. De huisarts heeft haar onder meer verwezen voor laboratoriumonderzoek en het maken van een echo, wat geen bijzonderheden heeft opgeleverd.

3.4 Op 7 oktober 2020 heeft de huisarts klaagster op haar verzoek voor een second opinion verwezen naar een gynaecoloog in een ander ziekenhuis.

3.5 Op 25 februari 2021 heeft de huisarts klaagster naproxen voorgeschreven, omdat zij sinds een week last had van buikpijn met misselijkheid.

3.6 Op 3 mei 2021 heeft de huisarts in het medisch dossier genoteerd:
“S sinds een jaar spriaal, last van buikpijn hierbij
P R/90 st zoely tabl omh(1.1T)
P spriaal verwijderd”
Op 24 mei 2021 is in het medisch dossier genoteerd:
“S zoely geen baat, kan zij hiermee stoppen? heeft erge hoofdpijn
P kan in principe stoppen hiermee, wil zij andere anticonceptie?”

3.7 Uit het medisch dossier blijkt verder dat klaagster op 4 augustus 2022 een blindedarmoperatie heeft gehad in [E]. In augustus en september 2022 is klaagster meerdere malen bij de huisarts, op de HAP en op de spoedeisende hulp (SEH) geweest met pijnklachten na deze operatie. Voor de klachten werd geen oorzaak gevonden en klaagster heeft pijnmedicatie gekregen.

3.8 In de periode tussen januari en mei 2023 heeft klaagster zich wederom regelmatig met buikklachten bij de huisarts en de HAP/SEH gemeld. De huisarts heeft klaagster op 16 januari 2023 verwezen voor een echo van de buik. Op 25 januari 2023 heeft hij bloed laten prikken. Op 1 februari 2023 is klaagster gezien door de gynaecoloog. Op 9 februari 2023 heeft de huisarts klaagster verwezen naar de pijnpoli vanwege een verdenking van ACNES (beknelde zenuw in de buikwand). Op 24 maart 2023 heeft de huisarts klaagster verwezen naar de chirurg. Zij was op de pijnpoli geweest, waar men een behandeling had voorgesteld waar zij weinig vertrouwen in had.

3.9 De chirurg heeft in zijn verslag aan de huisarts van 28 april 2023 gemeld dat er een triggerpunt zit “midden onder het litteken echter te veel uitstraling naar beneden en de vraag of dit ook de klachten van misselijkheid eten . drinken en toch aankomen kan verklaren.” De chirurg heeft klaagster verwezen voor manuele fysiotherapie en de huisarts voorgesteld klaagster naar de MDL-arts te verwijzen. De MDL-arts heeft de huisarts in zijn verslag van 26 mei 2023 bericht dat bij onderzoek (een gastroduodenoscopie) geen afwijkingen zijn gevonden.

4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat hij:
a) klaagster de prikpil heeft voorgeschreven terwijl deze ongeschikt was voor klaagster waardoor zij blijvende
gezondheidsklachten heeft gekregen;
b) klaagster onheus heeft bejegend door haar te beledigen, te vernederen in het bijzijn van andere patienten en weg te
sturen met de opmerking dat klaagster niks mankeert.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college gaat hieronder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Klachtonderdeel a) de prikpil
5.2 Het college overweegt dat het klachtenpatroon van klaagster, zoals dat uit de feiten blijkt, niet past bij de (mogelijke bijwerkingen van de) prikpil. Bekende bijwerkingen zijn met name onregelmatig bloedverlies, het wegblijven van de menstruatie, hoofdpijn en en het vasthouden van vocht, waardoor een toename van het gewicht plaatsvindt. Daarbij komt dat die bijwerkingen verdwijnen als de prikpil niet meer wordt gebruikt. Klaagster heeft de prikpil slechts één keer gekregen, wat het voortbestaan van de gezondheidsklachten gedurende meerdere jaren niet kan verklaren. Toen klaagster zich op 31 maart 2020 bij de huisarts meldde met (onder andere) klachten over de prikpil, heeft hij adequaat gehandeld door haar naar de gynaecoloog te verwijzen. Anders dan klaagster heeft gesteld, is de prikpil geen ongeschikt anticonceptiemiddel voor vrouwen onder de 40 jaar. Dit klachtonderdeel is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b) bejegening
5.3 Het is voor het college moeilijk om verwijten over inhoud en wijze van communicatie (bejegening) te beoordelen, omdat het college van die communicatie natuurlijk geen getuige is geweest. Als partijen elkaar over de wijze van communicatie tegenspreken, kan het college niet goed vaststellen wat er feitelijk is gebeurd en kan dus ook niet vastgesteld worden of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.4 Klaagster heeft niet concreet onderbouwd wat er in de communicatie precies misgegaan is. Bij het mondelinge vooronderzoek heeft haar gemachtigde gezegd dat de huisarts haar twee keer zou hebben gemeld dat ze niet meer terug hoefde te komen, waarvan één keer na het indienen van de klacht is geweest. De huisarts heeft bestreden dat hij klaagster niet met respect heeft bejegend. Voor de stelling dat de huisarts klaagster heeft weggestuurd met de opmerking dat zij niets mankeerde, biedt het dossier ook geen aanknopingspunt. Integendeel: de huisarts heeft klaagster aan de hand van haar klachten veelvuldig doorverwezen voor verder onderzoek. Het feit dat die onderzoeken geen of onvoldoende resultaat hebben opgeleverd, kan de huisarts echter niet worden verweten. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 4 december 2024 door E.C.M. de Klerk, voorzitter,
H.J. Weltevrede en E. Jansen leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.A.M. Sinjorgo, secretaris.