ECLI:NL:TGZRSHE:2024:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5049
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:136 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2024 |
Datum publicatie: | 20-11-2024 |
Zaaknummer(s): | H2022/5049 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klagers zijn bij praktijkverpleegkundige in AZC geweest met 6-jarige dochter, die drie dagen koorts en keelpijn had. Dag later urinetest en nieuw onderzoek, dat geen bijzonderheden opleverde. Gedacht werd aan virale infectie, huisarts heeft beleid verpleegkundige goedgekeurd. Vijf dagen later bij HAP geweest, Hb-controle geadviseerd, maar gezin is overgeplaatst. Twee weken later is lymfoblastaire leukemie vastgesteld. Klacht tegen huisarts ongegrond, omdat hij geen aanleiding had om ander beleid in te zetten en geen indicatie om andere diagnose te overwegen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 20 november 2024 op de klacht van:
[A],
[B],
wonende in [C], klagers
gemachtigde: mr. M. Delnoy-Garske werkzaam in Maastricht,
tegen
[D],
huisarts,
destijds werkzaam in [E], verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. L. Greebe, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Deze zaak gaat over de behandeling door de huisarts van de jongste dochter
van klagers,
destijds zes jaar oud. Klagers verbleven vanaf juni 2012 met hun twee minderjarige
dochters in een
AZC. In oktober en november zijn de ouders en hun jongste dochter verschillende
keren bij de
praktijkverpleegkundige van het AZC geweest en eenmaal bij de huisartsenpost. Op
13 en 14 november
2012 heeft de praktijkverpleegkundige over het ingezette beleid contact gehad met
de huisarts. De
dag na het bezoek aan de huisartsenpost is het gezin overgeplaatst naar een detentiecentrum
in
verband met uitzetting. Nadat het gezin is uitgezet naar [F] bleek zeer kort na
aankomst de jongste
dochter aan lymfoblastaire leukemie te lijden, waaraan zij in 2014 is overleden.
Klagers verwijten
de arts - kort weergegeven - dat hij tekort is geschoten in de zorg aan de jongste
dochter door
onvoldoende onderzoek te hebben verricht, ten onrechte niet doorverwezen te hebben
en niet de
juiste diagnose gesteld te hebben.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 oktober 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift;
- het proces-verbaal van het op 11 januari 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2024, gelijktijdig
met de zaak
H2022/5050. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden.
De partijen
en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde
van klagers heeft
een pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klagers zijn op 13 juni 2012 met hun twee minderjarige dochters naar Nederland
gekomen om
asiel aan te vragen. In afwachting van de beoordeling van de asielaanvraag verbleven
zij in een
AZC. Aldaar was verweerder werkzaam als huisarts.
3.2 Op 3 september 2012 heeft een verpleegkundige intake van de jongste dochter
(hierna: de
dochter) plaatsgehad. Op 6 september 2012 heeft een onderzoek door een JGZ- arts
plaatsgevonden. In
het dossier van de dochter zijn geen bijzonderheden genoteerd.
3.3 Op 23 oktober 2012 is de dochter met haar moeder voor een consult bij de
praktijkverpleegkundige (hierna: de verpleegkundige) geweest. Dit consult is abusievelijk
genoteerd
in het dossier van de andere dochter. Er was sprake van keelpijn, de dochter zag
wat witjes en had
een temperatuur van 37,1 graden.
3.4 Op 13 november 2012 werd de dochter gezien door de verpleegkundige. De verpleegkundige
heeft
haar bevindingen in het medisch dossier genoteerd en een aantekening gemaakt voor
de huisarts
(eerste P in navolgend citaat). De huisarts heeft daarop gereageerd met zijn aantekening
in het
dossier (tweede P in het navolgend citaat). De aantekeningen luiden (alle citaten
zijn letterlijk
overgenomen, inclusief type- en schrijffouten):
“S Tolk russisch: Het kind heeft hoge koorts. De temp was 39- 40 C afgelopen nacht
en rode keel.
Wanneer voor laatst gemeten? Een uur geleden, toen was het 38 C. Ze heeft pcm gekregen
en had ook
hoofdpijn en kreeg daarom pcm. Ze heeft ook een rode keel. Dit is al 3 dagen. Wat
duurt al 3 dagen?
Hoge Koorts en keelpijn. Ze slaapt de hele nacht niet. Dit mogelijk ivm de temp.
Ze is heel zwak,
thuis ligt ze gewoon.
O Keel niet bijzonder, wel rechts opgezette keellymfe. Zit er stilletjes bij, geen
hoest.
P Tel HA: ik leg uit mogelijk virale infectie. Nu doorgaan met pcm, als temp blijft
en
keelklachten nemen toe, retour su en overleg met HA of consult.
P Akkoord. Bij koorts zonder duidelijke oorzaak 3-4 dagen afwachten en bij meisjes
urine nakijken.
(…)
S Tolk russisch: ik leg uit bericht [naam van de huisarts] P Urine potje mee,
morgen retour su.”
3.5 Een dag later is het urineonderzoek uitgevoerd. Dat liet geen bijzonderheden
zien. In het
medisch dossier is op 14 november 2012 genoteerd (ook hier is de eerste P een aantekening
van de
verpleegkundige en de tweede P van de huisarts):
“S Tolk russisch: Moeder brengt urine. Vannacht weer weer temp 39,6. Ze is net
opgestaan. Hoeveel
pcm: volgens de voorschriften. Niet goed geslapen vannacht, onrustig. Veel pijn
in de keel. Drinken
gaat goed. Laatste pcm is gegeven om 05.00 uur.
O Keelinspectie: nauwelijks nog rood, echter moeilijk te zien, halslymfe niet meer
opgezet.
Ziet nog iets bleek, maar kind lacht al wel. Zie verder urine: gb.
P Temp nu oke, mijn advies: mogelijk toch virale infectie. Doorgaan met pcm, goed
blijven drinken
en als temp toch blijft, dan retour su, HA akkoord?
P. Akkoord.
(…)
Temperatuur patië;nt (oraal gemeten) 36,7 (…)”
3.6 Op 19 november 2012 is in het medisch dossier genoteerd:
“S Vader + tolk: 4 dgn bloedneus, naar gca [college: Gezondheidscentrum Asielzoekers]
geweest
hiervoor en hebben pcm geadviseerd voor bloedneus? Zie hieronder geen aantekeningen
staan van een
bloedneus. Elke avond bloedneus, overdag niet. Kan niet slapen en niet ademen door
de neus. Ong 7/8
uur ’s avonds begonnen. Dik bloed dat eruit komt. Vader maakt zich heel erg bezorgd.
[De dochter]
ziet erg bleek, dit wordt bevestigd door beveiliging.
P Iom ha pl: beoordeling HAP om 1.00u & taxi geregeld voor 30 min”
3.7 Op 20 november 2012 ’s nachts is de dochter gezien bij de huisartsenpost. In
het medisch
dossier staat genoteerd:
“S (…) Vanwege de ongerustheid een consult, overlegd met huisarts GCA praktijklijn.
(B) GCA
Praktijklijn: sinds 4 dagen een bloedneus, met name ’s avonds, krijgt het overdag
wel gestelpt, nu
sinds 19:00 aan het bloeden, zou bleek zien, vader is erg bezorgd, temp niet gemeten.
Heeft verder
keelklachten en koorts. De laatste klachten een paar dagen geleden bij medische
dienst besproken.
(…)
O (…) geen neusbloeding op dit momnent, geen zichtbare laesie of thrombus bij inspectie.
ouders
ongerust omdat [de dochter] bleek ziet. Inderdaad maakt zij een anaemische indruk,
is verder wel
vrolijk, alert, geen collapsneiging of andere red flags.
P (…) Hb-controle morgen bij eigen h.a.”
3.8 Een afspraak met de huisarts is niet tot stand gekomen. Klaagster en de dochter
zijn op 20
november 2012 nog wel bij de verpleegkundige geweest, met wie een afspraak voor
de volgende dag
werd gemaakt om bloed te prikken.
3.9 Op 21 november 2012 zijn klagers en hun twee dochters staande gehouden en overgebracht
naar
een cellencomplex en vervolgens naar een detentiecentrum in verband met een voorgenomen
uitzetting.
3.10 Op 26 november 2012 zijn klagers en hun dochters uitgezet naar [F]. In [F] is
de dochter naar
een ziekenhuis gebracht. Bij bloedonderzoek waren de bloedwaardes: 475,72 K/microL
witte
bloedcellen, 2,07 M/microL rode bloedcellen en 30,0 K/microL bloedplaatjes. Na een
beenmergpunctie
werd de diagnose lymfoblastaire leukemie gesteld. In 2014 is de dochter overleden.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klagers verwijten de huisarts dat hij:
1. onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de klachten van de dochter en haar
klachten niet
serieus heeft genomen dan wel klagers niet serieus heeft genomen, waardoor een (ernstige)
diagnose
is gemist, de dochter een kans op (tijdige) behandeling is ontnomen en zij uiteindelijk
is
overleden;
2. als zorgverlener niet de zorg heeft verleend die van hem als redelijk handelend
en redelijk
bekwaam arts mocht worden verwacht en onzorgvuldig heeft gehandeld;
3. tekort is geschoten in zijn zorgplicht als behandelaar/zorgverlener en specifiek,
dat hij niet
(tijdig) de juiste diagnose heeft gesteld, onvoldoende regie heeft gevoerd ten aanzien
van het
medische beleid, onvoldoende heeft geluisterd, een verkeerde diagnose heeft gesteld
en de dochter
onjuist en onvolledig heeft behandeld;
4. heeft gehandeld op basis van de door de Inspectie vastgestelde kwetsbare huisartsenzorg,
met
tekortkomingen in verslaglegging en dossiervorming, met een tekortschieten in de
informatieoverdracht bij overplaatsing en uitgaande van beperkte informatie hetgeen
gefragmenteerde
zorgverlening opleverde. Hierdoor heeft verweerder ondeskundig en onprofessioneel
gehandeld,
waarbij de inhoud van de medische feiten, het medisch dossier en het rapport van
de Inspectie
uitgangspunt zijn;
5. de dochter ten onrechte niet heeft doorverwezen naar een andere beroepsbeoefenaar
of specialist.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het
college gaat
hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 Wat klagers hebben doorgemaakt, is onvoorstelbaar verdrietig. Zij hebben huis
en haard met
hun gezin moeten verlaten om elders asiel te zoeken. Daarbij werden zij ook nog
geconfronteerd met
een ziek kind en heeft het lang geduurd voordat de ernst van haar ziekte werd onderkend
en met een
behandeling kon worden gestart. Ter zitting was duidelijk dat zij hier dagelijks
nog pijn van
ondervinden. Dat het psychisch zeer zwaar is voor klagers is invoelbaar en daar
komt nog de
pijnlijke gedachte bij dat de diagnose eerder zou kunnen zijn gesteld. Het college
heeft ook
kennisgenomen van de overgelegde rapportages van de onderzoeken die hebben plaatsgevonden
naar de
toedracht en waarin geconcludeerd wordt dat het in ieder geval geschort heeft aan
continuïteit in
de zorg voor de dochter door de overplaatsing en later de uitzetting van het gezin.
5.2 In deze tuchtrechtelijke procedure is echter alleen het handelen en/of nalaten
van de
huisarts aan de orde. Dat betekent onder meer dat de beoordeling van de klacht beperkt
is tot wat
er ten tijde van de behandeling door de huisarts bij hem bekend was en bekend kon
zijn over de aard
en de ernst van de aandoening van de dochter. Met de wetenschap achteraf over het
verloop van haar
ziekte en haar overlijden kan het college bij de beoordeling van de klacht geen
rekening houden.
Ook geldt als uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor hun
eigen handelen.
5.3 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden.
Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor
een
tuchtrechtelijk verwijt.
5.4 Het missen van de juiste diagnose is niet doorslaggevend voor het slagen van
de klacht. De
klacht is pas gegrond, als vast komt te staan dat de wijze waarop de huisarts tot
de onjuiste
diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame
beroepsgenoot
mag worden verwacht.
Klachtonderdeel 1 – klachten niet serieus genomen
5.5 De huisarts is op 13 en 14 november 2012 bij de behandeling van de dochter
betrokken geweest.
Op deze data is de dochter gezien door de verpleegkundige en die heeft haar bevindingen
teruggekoppeld aan de huisarts. Buiten de informatie van 13 november 2012 dat de
dochter sinds
ongeveer drie dagen hoge koorts en keelpijn had, was haar medisch dossier op dat
moment blanco.
Gelet op de informatie die de huisarts had op grond van de aantekeningen van de
verpleegkundige
(zie bij 3.4 hiervoor), heeft hij naar het oordeel van het college correct en volgens
de geldende
richtlijnen gehandeld door zich akkoord te verklaren met het door de verpleegkundige
op 13 november
2012 voorgestelde beleid. Helemaal volgens de richtlijn heeft hij daarnaast opdracht
gegeven de
urine van de dochter nog te controleren.
5.6 Bij controle op 14 november 2012 (zie bij 3.5 hiervoor) had de dochter geen
koorts, zag de
keel er beter uit en leek haar gezondheid wat verbeterd te zijn. Het urineonderzoek
had geen
bijzonderheden laten zien. De huisarts had dan ook geen aanleiding om niet akkoord
te gaan met het
voorstel van de verpleegkundige om het ingezette beleid voort te zetten of iets
anders voor te
stellen.
5.7 Dat de huisarts na 14 november 2012 nog bij de behandeling van de dochter betrokken
is
geweest, kan het college niet vaststellen. De huisarts heeft aangevoerd dat hij
het bericht van de
huisartsenpost van 20 november 2012 nooit gezien heeft, omdat dat bericht is gezonden
naar de
medische dienst van het AZC en niet rechtstreeks naar hem. Hij had ook geen rechtstreekse
toegang
tot de medische dossiers van het AZC. Alleen voor een consult en wanneer de verpleegkundige
hem (via de wel gemeenschappelijke agenda) benaderde kon hij in deze dossiers werken.
De huisarts heeft ook aangevoerd dat de verpleegkundige hem normaal gesproken het
bericht van de huisartsenpost zou hebben doorgeleid, maar dat dit om onduidelijke
redenen niet is gebeurd. Het dossier biedt het college geen aanknopingspunt voor het
oordeel dat de
huisarts anders had moeten handelen dan hij heeft gedaan. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.
Klachtonderdeel 2 – onderzoeken onzorgvuldig verricht
5.8 Ook klachtonderdeel 2 is ongegrond. De huisarts heeft zelf geen onderzoeken
verricht, maar
slechts op basis van de bevindingen van de verpleegkundige getoetst of hij het door
haar
voorgestelde beleid kon accorderen. Daarbij heeft hij zorgvuldig gehandeld.
Klachtonderdeel 3 – diagnose gemist
5.9 Zoals hiervoor bij 5.4 is vermeld, betekent het feit dat achteraf een andere
diagnose is
gesteld niet zonder meer dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Gelet op
de informatie die
bij de huisarts bekend was (sinds drie dagen koorts en keelpijn), was er voor hem
op dat moment
geen indicatie om een andere diagnose dan een virale infectie te overwegen. Dit
klachtonderdeel is
eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel 4 – dossiervoering en informatieoverdracht onvolledig
5.10 De dossiervoering door de huisarts is beperkt tot de beide notities, die hij
heeft gemaakt in
vervolg op de berichten van de verpleegkundige. Die notities zijn duidelijk en volledig.
De
huisarts heeft geen enkele bemoeienis gehad met de overplaatsing van het gezin van
klagers en was
daarvan ook niet op de hoogte. Het overdragen van (medische) informatie lag dan
ook niet op zijn
weg en dat dit niet gebeurd is kan de huisarts niet worden verweten. Ook dit klachtonderdeel
is
ongegrond.
Klachtonderdeel 5 – ten onrechte niet doorverwezen
5.11 Ook dit klachtonderdeel is ongegrond, omdat de huisarts op 13 en 14 november
2012 op basis
van de bevindingen van de verpleegkundige geen indicatie had voor enige doorverwijzing.
Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond
zijn.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.H.M.J.F. Piette, voorzitter, I.M.E.A. van Eldonk,
lid-jurist,
H.J. Weltevrede, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en E. Jansen, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door
N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 20 november 2024.