ECLI:NL:TGZRSHE:2024:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5586

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:121
Datum uitspraak: 06-11-2024
Datum publicatie: 06-11-2024
Zaaknummer(s): H2023/5586
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen huisarts. Ook is klaagster gedeeltelijk niet-ontvankelijk voor zover de klacht gaat over handelingen die plaatsvonden in 2000-2005 (verjaring). De klacht gaat over het voorschrijven van een te hoge dosis tramadol, over het verhogen van de dosis zonder uitleg, over het niet goed handelen na een val van klaagster en over het vernietigen van het medisch dossier. Volgens het college is tramadol volgens de richtlijnen voorgeschreven. Dat de huisarts zonder uitleg de medicatie heeft verhoogd is onvoldoende onderbouwd/niet komen vast te staan. Huisarts had geen bemoeienis bij of verantwoordelijkheid voor het digitaliseren van het medisch dossier.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 6 november 2024 op de klacht van:

[A]
wonende in [B],
klaagster,

tegen

[C],
huisarts
werkzaam in [B],
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam in Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1 Klaagster was patiënt in de praktijk van de huisarts. Vanwege chronische pijnklachten kreeg zij in de loop der jaren pijnmedicatie voorgeschreven. Eind 2021 is klaagster van de trap gevallen, in verband waarmee zij diverse keren contact met de praktijk heeft gehad. Klaagster verwijt de huisarts dat hij een te hoge dosis morfine en tramadol heeft voorgeschreven en dat hij de dosering van tramadol steeds heeft gewijzigd zonder medeweten van en uitleg aan klaagster. Ook verwijt zij de huisarts dat haar medisch dossier is vernietigd en dat hij na de val van klaagster niet goed gehandeld heeft.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht voor zover deze het voorschrijven van morfine in de periode 2000-2005 betreft. Voor het overige is klaagster ontvankelijk in haar klacht, maar is deze kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 28 april 2023;
- de twee aanvullingen op het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- de brief van 28 juni 2023 van de secretaris aan klaagster;
- de brief van 1 november 2023 van de secretaris aan klaagster;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 25 maart 2024;
- het huisartsendossier van klaagster, ontvangen op 24 mei 2024;
- de reactie van de gemachtigde van verweerder, ontvangen op 21 juni 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klaagster was sinds 2011 patiënt in de huisartsenpraktijk waar de huisarts als
praktijkhouder werkzaam is (hierna: de praktijk).

3.2 In verband met chronische pijnklachten werd aan klaagster pijnmedicatie voorgeschreven, waaronder tramadol.

3.3 Op zaterdag 4 december 2021 is klaagster van de trap gevallen. Zij nam daarover op maandag 6 december 2021 telefonisch contact op met de praktijk. In het dossier staat hierover genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“S tel: is zaterdagmiddag van trap gevallen door de duizeligheidsklachten. Gestopt met de amitriptyline en lorazepam op verzoek van [initialen huisarts], dit zou veel te snel zijn. Heeft op internet gelezen dat dit niet zomaar ineen keer mag. Is nu extreem duizelig en daardoor van trap gevallen. Voet is nu dik en pijnlijk, kan er niet op lopen. (…) Heeft FT gebeld voor afspraak maar wilt dat FT aan huis komt voor li enkel in te tapen. (…) mw vraagt of ze een tel C kan krijgen, ivm duizeligheid.”
Op 8 december 2021 belde klaagster opnieuw naar de praktijk:
“S (…) Moeder gisteren overleden, vanmiddag staat TC gepland met [initialen huisarts] maar dan niet bereikbaar want moet dan naar crematorium, wilt liefst dat huisarts langskomt, harde klap op het hoofd gehad door val van trap, voelt zich helemaal niet goed, dikke bult op het hoofd.
P iom [initialen huisarts]: pt door laten geven wanneer zij wel telefonisch bereikbaar is.Pt geef aan morgen>TC naar morgen verplaatst.”
Op 9 december 2021 vond een telefonisch consult met de huisarts plaats. In het dossier staat genoteerd:
“S TC: is afgelopen zaterdag v trap gevallen. internet gelezen dat stakenv nortryptiline duizeligheid laat toenemen. bewusteloos geweest. voetonder zich geklapt. geheugen problemen, voelt dronken aan. concentratie slecht. denkt aan hersenschuddig.
(…)
P hersenschuddig gaat vanzelf over/geen behandeling voor. afspraak praktijk ivm hartritme en ONO.(…)”

Op 10 december 2021 werd klaagster op de praktijk gezien door een collega van de huisarts:
“O RR 130/80 pols 100 ra sat 98% Geen drukpijn CWK. ONO: normaal, geen diplopie, normale oogvolgbewegingen. Sensibiliteit en kracht intact. Coordinatie intact. Romberg en Barre normaal. Hematoom links occipitaal.Kan enkel belasten.
P TRAMADOL HCL CF 100MG ZETP / 30,00 ST / 1-4D1S
(…)
Nu afwachten, commotio cerebri. Uitleg.”
Omdat klaagster op 17 december 2021 opnieuw naar de praktijk kwam vanwege aanhoudende klachten, werd door een collega-huisarts beeldvormend onderzoek (X-voet links) aangevraagd.
3.4 Op 22 december 2021 heeft klaagster zich uit de praktijk laten uitschrijven. Op verzoek van klaagster is haar digitale medisch dossier aan de nieuwe huisarts toegestuurd.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat hij:
a) tussen 2000 en 2005 een te hoge dosis morfine heeft voorgeschreven;
b) een te hoge dosis tramadol heeft voorgeschreven;
c) de dosering van tramadol steeds heeft verhoogd, zonder dat klaagster dit in de gaten had en zonder uitleg te geven over de risico’s;
d) het medisch dossier van klaagster heeft vernietigd;
e) na de val van klaagster niet goed heeft gehandeld.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren en de
klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de huisarts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid
5.1 De huisarts heeft naar voren gebracht dat klaagster niet-ontvankelijk is in de klacht, omdat zij haar klacht niet met feiten en gronden heeft onderbouwd en niet duidelijk is wat klaagster hem precies verwijt. Het college is van oordeel dat klaagster wat betreft de klachtonderdelen b) tot en met e) ontvankelijk is. Uit het klaagschrift, de aanvullingen op het klaagschrift en uit het proces-verbaal van het gehouden mondelinge vooronderzoek is voldoende duidelijk geworden wat klaagster de huisarts precies verwijt en wat de onderbouwing van haar klacht is. Het college zal de klacht in zoverre daarom verder inhoudelijk bespreken. Wat betreft klachtonderdeel a) is het college van oordeel dat klaagster op grond van verjaring niet-ontvankelijk is.

De criteria voor de beoordeling
5.2 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

5.3 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Uitleg Klachtonderdeel a) te hoge dosis morfine tussen 2000 en 2005

5.4 De bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift vervalt na tien jaar na de dag van het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd. Dit is vastgelegd in artikel 65 lid 5 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De tekst van dit artikellid is slechts voor één uitleg vatbaar; de wetgever heeft hier een fatale termijn in het leven geroepen, die het college ambtshalve moet beoordelen. Aangezien klaagster het klaagschrift op 28 april 2023 heeft ingediend, kan uitsluitend het handelen van de huisarts vanaf 28 april 2013 worden beoordeeld. Voor het handelen dat heeft plaatsgevonden vóór 28 april 2013 is de klacht verjaard. Omdat klaagster klaagt over het handelen in de periode tussen 2000 tot 2005 moet zij in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Klachtonderdelen b) en c) te hoge dosis tramadol en verhoging dosering zonder uitleg

5.5 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster stelt dat zij veel last heeft gehad van de gevolgen van een te hoge dosis tramadol, aangezien zij daardoor meerdere keren gevallen is. De heftigste val was die van 4 december 2021. Ook stelt zij dat de huisarts zonder haar medeweten of gegeven uitleg, de dosering heeft verhoogd. De huisarts betwist deze stellingen en wijst erop dat de voorgeschreven dosering volgens de leidraad Farmacotherapeutisch Kompas en NHG-standaard ‘pijn’, binnen de normaalwaarde valt.

5.6 De klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond. Anders dan klaagster stelt, is tramadol geen verboden middel. Het college is van oordeel dat er geen sprake is geweest van het voorschrijven van een te hoge dosering. Tramadol is volgens de geldende richtlijnen, zoals de leidraad Farmacotherapeutisch Kompas en de NHG standaard ‘pijn’ voorgeschreven. De aanbevolen dosering is nooit overschreden. Klaagster heeft tramadol in de loop der jaren ook steeds gebruikt, zonder dat van overgevoeligheid sprake was. Dat de huisarts zonder medeweten van klaagster medicatie heeft voorgeschreven en/of heeft nagelaten uitleg over de medicatie te geven, is op de eerste plaats door klaagster onvoldoende onderbouwd en voor het overige ook niet komen vast te staan.

Klachtonderdeel d) vernietiging medisch dossier
5.7 Klaagster stelt dat zij, bij haar inschrijving in de praktijk in 2011, het (papieren) dossier had meegenomen en afgegeven. De huisarts heeft toen een nieuw dossier aangemaakt dat niet volledig is. De huisarts betwist dat hij het medisch dossier van klaagster heeft vernietigd. Daar voegt hij aan toe dat hij in oktober 2011 als waarnemer in de praktijk is begonnen en destijds geen enkele bemoeienis noch verantwoordelijkheid had ten aanzien van het digitaliseren van medische dossiers.

5.8 Tijdens het mondelinge vooronderzoek heeft de secretaris klaagster in de gelegenheid gesteld om haar dossier vanaf mei 2020 over te leggen. Klaagster heeft vervolgens het gedeelte met visitegegevens vanaf mei 2020 aan het college toegezonden. Hieruit volgt reeds dat het medisch dossier van klaagster niet vernietigd is. Op pagina 2 van de overgelegde dossiergegevens staat bij de datum van 8 mei 2024 vermeld: “Tel: dossier nodig vanaf mei 2020”. Klaagster heeft op geen enkele wijze onderbouwd noch aannemelijk gemaakt dat er geen dossiergegevens meer bestaan van de periode vóór mei 2020. Het college kan evenmin vaststellen dat de huisarts enige bemoeienis bij of verantwoordelijkheid voor het digitaliseren van het medisch dossier van klaagster heeft gehad. Van een aan de huisarts te maken tuchtrechtelijk verwijt is dan ook geen sprake. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e) niet goed gehandeld na de val
5.9 Klaagster stelt dat de huisarts het na de val van klaagster niet nodig vond om naar klaagster te komen en dat haar gezegd werd dat het goed was dat klaagster na het weekend naar de praktijk kon komen. Ook stelt klaagster dat er direct een MRI-scan had moeten worden gemaakt. Voor deze stellingen van klaagster heeft het college geen aanknopingspunt in het dossier gevonden. Van enig contact met de huisarts of met de praktijk op zaterdag 4 december 2021 is niet gebleken. Uit het dossier volgt dat klaagster twee dagen na de val, op maandag 6 december 2021, telefonisch contact met de praktijk heeft opgenomen en daarbij heeft gevraagd om een telefonisch consult vanwege duizeligheid. De geplande telefonische afspraak op 8 december 2021 werd door klaagster zelf afgebeld omdat zij die dag naar het crematorium moest. Tijdens dit afbellen vroeg klaagster voor het eerst om een huisbezoek. Op 9 december 2021 vond het telefonische consult plaats waarbij de huisarts klaagster voor nader hart- en oriënterend neurologisch onderzoek (ONO) naar de praktijk heeft verwezen. Op 10 december 2021 vond dit onderzoek in de praktijk plaats. Uitgaande van deze feiten oordeelt het college dat geen sprake is van onzorgvuldig handelen. Er bestond op dat moment ook geen aanleiding om een MRI-scan van het hoofd te maken. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klaagster niet-ontvankelijk is in klachtonderdeel a). De overige onderdelen van de klacht zijn kennelijk ongegrond.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a);
- verklaart de overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 6 november 2024 door M.J.H.A. Venner-Lijten, voorzitter,
N.B. van der Maas en J.G.E. Smeets, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door C.W.M. Hillenaar, secretaris en ondertekend door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk