ECLI:NL:TGZRSHE:2024:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6736

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:115
Datum uitspraak: 16-10-2024
Datum publicatie: 16-10-2024
Zaaknummer(s): H2023-6736
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht over neuroloog na epilepsiechirurgie. De neuroloog was betrokken bij een deel van de onderzoeksfase voorafgaand aan de operatie. Verwijten over onvoldoende informatieverstrekking en opereren zonder juiste en volledige toestemming ongegrond. Echtgenoot klaagster is als zelfstandig klager niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 16 oktober 2024 op de klacht van:

[A],
wonende in [B],
klaagster,
en
[C]
wonende in [B]
klager
gemachtigde van klagers: [D] te [E]

tegen

[F],
neuroloog,
destijds werkzaam in [G]
verweerster, hierna ook: de neuroloog,
gemachtigde: mr. K.M. Volker te Heemstede.

1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster heeft in augustus 2019 epilepsiechirurgie ondergaan (een temporaalkwabresectie linkszijdig). De neuroloog is betrokken geweest bij een deel van de onderzoeken, voorafgaande aan het gegeven positieve operatieadvies. Klagers verwijten de neuroloog onvoldoende informatieverstrekking en opereren zonder juiste en volledige toestemming van klaagster.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat klager (de echtgenoot van klaagster) kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht wegens het ontbreken van een relevant eigen belang en dat de klacht van klaagster kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 oktober 2023;
- de brief van de gemachtigde van klagers, gedateerd op 8 augustus 2023, ontvangen op 27 oktober 2023;
- de brief van 5 december 2023 van de secretaris aan de gemachtigde van klagers;
- de brief van 12 december 2023 van de gemachtigde van klagers;
- de brief van 19 januari 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van klagers;
- de brief van 1 februari 2024 van de gemachtigde van klagers met bijlagen;
- de door klaagster op 29 januari 2024 aan haar gemachtigde gegeven volmacht;
- de op 29 februari 2024 van klagers ontvangen volmacht;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 9 juli 2024;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 13 augustus 2024, die aan het proces-verbaal van het vooronderzoek is gehecht.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Klaagster is bekend met een therapieresistente focale epilepsie vanuit links temporaal (vanuit de linker slaapkwab). Zij is op 4 februari 2019 door haar neuroloog doorverwezen naar het Expertisecentrum waar de de neuroloog werkzaam is, voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. Daar heeft een multidisciplinair team onderzoek en behandeling opgestart. Bij dit onderzoek en de behandeling waren specialisten van diverse disciplines vanuit het Expertisecentrum (onder wie de neuroloog) en een academisch ziekenhuis (onder wie de neurochirurg die klaagster later zou opereren) betrokken.

3.2 Van 25 maart 2019 tot en met 29 maart 2019 is klaagster voor een pre-chirurgische screening (PCS) opgenomen geweest in de kliniek van het Expertisecentrum. Een PCS is een onderzoek naar waar de aanvallen in de hersenen ontstaan, waarvan een videoregistratie wordt gemaakt. Dit onderzoek was relevant voor de vraag of klaagster een kandidaat kon zijn voor epilepsiechirurgie. Op 3 mei 2019 heeft de neuroloog de uitslag van de PCS met klaagster besproken. Het onderzoek had voldoende gegevens opgeleverd om het traject verder voort te zetten.

3.3 In het kader van de pre-chirurgische evaluatie heeft een GZ-psycholoog van het Expertisecentrum op 16 mei 2019 een neurologisch onderzoek bij klaagster gedaan. De conclusie uit dat onderzoek luidt:
“Er komt op het gebied van het geheugen een verbale opdiepstoornis uit het onderzoek naar voren, passend bij de gevonden MTS links. Overige cognitieve stoornissen of problemen worden niet gevonden. Mevrouw is psychisch stabiel en lijkt over voldoende copingstrategieën te beschikken om een operatie aan te kunnen.”

3.4 De multidisciplinaire werkgroep heeft een positief operatieadvies uitgebracht, dat op 24 juni 2019 door een Physician Assistant met klaagster is besproken, waarna klaagster is verwezen naar de neurochirurg voor de operatie. De neurochirurg heeft op 12 juli 2019 een informatiegesprek met klaagster gevoerd en het Expertisecentrum daarover onder meer het volgende bericht:
“Ik heb met patiënte en partner in aanwezigheid van collega [naam] gesproken over de voordelen en nadelen van chirurgie. Procedure, prognose en eventuele complicaties zijn aan bod gekomen waarbij er onder andere gesproken over de risico’s van de passagère oftalmoplegie, minimale kans op een contralaterale hemiparese, eventuele stemmingsstoornissen postoperatief als mede een gering risico op een taalstoornis na de ingreep. Patiënte heeft de informatie goed begrepen en opteert voor de voorgestelde ingreep.”

3.5 Klaagster is op 27 augustus 2019 geopereerd. Er hebben diverse nacontroles plaatsgevonden. Klaagster is aanvalsvrij geweest tot september 2020. Nadat zij in september opnieuw epilepsieaanvallen kreeg, is de medicatie opnieuw gestart. In november 2020 heeft klaagster het Expertisecentrum benaderd voor een mogelijk nieuw epilepsiechirurgietraject. Klaagster was na herstart van de medicatie opnieuw aanvalsvrij, maar wilde ook van de medicatie af. De multidisciplinaire werkgroep heeft daarover op 27 mei 2021 negatief geadviseerd.

4. De klacht en de reactie van de neuroloog
4.1 Klagers verwijten de neuroloog dat zij:
a) onvoldoende informatie heeft verstrekt aan klaagster over haar medische situatie en de voorgestelde behandelingen en de mogelijke gevolgen daarvan;
b) heeft geopereerd zonder de volledige en juiste toestemming van klaagster.

4.2 De neuroloog heeft het college verzocht de klagers niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de neuroloog het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid
5.1 De neuroloog heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid. Primair meent zij dat beide klagers niet-ontvankelijk zijn, omdat onvoldoende duidelijk is geworden wat klagers de neuroloog verwijten. Subsidiair stelt zij dat klager niet-ontvankelijk is, omdat hij geen eigen rechtstreeks belang op het gebied van de individuele gezondheidszorg bij de klacht heeft.

5.2 Het college verwerpt het primaire beroep op niet-ontvankelijkheid. Naar het oordeel is de klacht in de stukken van klagers voldoende duidelijk omschreven. In ieder geval heeft verweerster de klacht begrepen zoals deze (door klaagster) bedoeld is, nu klaagster de juistheid van de formulering van de klacht door verweerster heeft bevestigd bij het mondelinge vooronderzoek. Verweerster heeft zich ook inhoudelijk concreet tegen de diverse klachtonderdelen verweerd.

5.3 Het subsidiaire beroep op niet-ontvankelijkheid slaagt wel. De klacht heeft betrekking op het door klaagster ondergane operatietraject in het kader van haar epilepsie. Klager heeft in dat traject geen behandeling of begeleiding ondergaan en is in die zin dan ook geen rechtstreeks belanghebbende. Voor zover de klacht ziet op de gevolgen die de behandeling van klaagster voor klager heeft gehad, maakt dat de beslissing niet anders. Het tuchtrecht ziet immers niet op de gevolgen van medisch handelen of nalaten. Klager kan dan ook in zijn klacht tegen de neuroloog niet worden ontvangen en zal kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

De criteria voor de beoordeling

5.4 De vraag is of de neuroloog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neuroloog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de neuroloog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) onvoldoende informatie

5.5 Klaagster heeft bij het Expertisecentrum diverse gesprekken en onderzoeken gehad, waarvan de uitslagen zijn voorgelegd aan de multidisciplinaire werkgroep. Op basis van die uitslagen heeft de multidisciplinaire werkgroep een positief operatieadvies uitgebracht. De neuroloog heeft in die periode (op 3 mei 2019) met klaagster de uitslagen van de pre-chirurgische screening besproken en haar verteld dat er voldoende gegevens waren om haar aan te melden voor bespreking in de werkgroep. Zij heeft op basis van de onderzoeken vastgesteld dat klaagster (inderdaad) een mogelijke kandidaat was voor de door haar gewenste operatie. Het is de neurochirurg, die uiteindelijk beslist over de vraag of de operatie daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. Hij is ook degene die voorlichting moet geven over de operatie en de risico’s en mogelijke complicaties daarvan.

5.6 Op grond van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat de neuroloog is tekortgeschoten in haar zorg voor klaagster. Zij is betrokken geweest bij een deel van de onderzoeken in het voortraject van de operatie en heeft klaagster over de uitslagen daarvan geïnformeerd. Het lag niet op haar weg om klaagster te informeren over onderdelen van het traject waar ze niet zelf bij betrokken was. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) geopereerd zonder toestemming

5.7. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond, omdat de neuroloog bij de operatie van klaagster niet betrokken is geweest. Zij is vanuit het Expertisecentrum alleen bij het voortraject en bij een deel van de nacontroles betrokken geweest.

6. De beslissing
Het college:
- klager is niet-ontvankelijk in de klacht;
- de klacht van klaagster is in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 16 oktober 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, J. Poelen en W.P. Vandertop, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris