ECLI:NL:TGZRAMS:2024:98 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6571
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:98 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-05-2024 |
Datum publicatie: | 03-05-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/6571 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Gegrond, berisping |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat hij een onjuiste/zeer onzorgvuldige heeft gedaan bij Veilig Thuis, op onjuiste wijze is omgegaan met het huisartsenjournaal van zijn zoon en hem als ouder onvoldoende heeft betrokken bij de zorg aan zijn zoon. Het college oordeelt dat de huisarts geen oog heeft gehad voor de belangen van klager als ouder met ouderlijk gezag over een minderjarige zoon. Hij heeft zonder gegronde reden de regelgeving over informatieverstrekking aan gescheiden ouders van minderjarige kinderen, over dossiervoering, over het zo mogelijk betrekken van beide ouders bij belangrijke behandelbeslissingen en over het doen van een melding bij Veilig Thuis niet in acht genomen, hetgeen temeer klemt nu hij wist van de langdurige juridische strijd tussen klager en zijn ex-partner over de zorg voor hun zoon. Klacht in alle onderdelen gegrond. Berisping. Publicatie. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 3 mei 2024 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
arts, destijds huisarts,
destijds werkzaam in D
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam in Hilversum.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is ontevreden over de melding die de huisarts over klager heeft gedaan
over zijn zoon bij Veilig Thuis, de wijze waarop de huisarts is omgegaan met het huisartsenjournaal
van zijn zoon en de wijze waarop hij als vader met ouderlijk gezag door de huisarts
(niet) is betrokken bij de zorg aan zijn zoon.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 9 november 2023;
- het verweerschrift, ontvangen op 5 januari 2024;
- de brief van klager van 20 februari 2024, binnengekomen op 22 februari 2024, met
de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 5 maart 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek, waarbij
alleen klager is verschenen.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 22 maart 2024. De partijen zijn
verschenen. De huisarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen hebben
hun standpunten mondeling toegelicht. Klager heeft een pleitnotitie voorgelezen en
aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
Algemeen
3.1 Verweerder is van 1984-2023 werkzaam geweest als huisarts. Op het moment van
de zitting is hij met pensioen. Klager (geboren 1969) heeft samen met zijn ex-partner
een zoon (geboren 2014), die als patiënt in de huisartsenpraktijk van verweerder ingeschreven
heeft gestaan van mei 2016 tot en met maart 2023 (hierna: de zoon). Klager zelf is
nooit patiënt geweest bij verweerder. Zijn ex-partner (hierna: de moeder) stond wel
als patiënte ingeschreven bij de huisarts.
3.2 Toen de moeder haar zoon in 2016 inschreef bij de huisarts had zij het eenhoofdig
ouderlijk gezag over haar zoon. Klager heeft het ouderlijk gezag over zijn zoon enkele
jaren daarna, via de rechter, toegekend gekregen op 2 september 2020, na een langdurige
juridische strijd met zijn ex-partner. De huisarts was er vanuit zijn gesprekken met
de moeder van op de hoogte dat er problemen waren tussen haar en klager en dat er
diverse familierechtelijke procedures liepen.
3.3 Op 20 april 2021 heeft de moeder met de zoon (toen 7 jaar oud) het spreekuur van
de huisarts bezocht nadat zij in de nacht daarvoor met de zoon naar de huisartsenpost
was gegaan vanwege buikpijnklachten. De huisarts heeft de zoon onderzocht, heeft in
het medisch dossier genoteerd dat hij geen zieke indruk maakte en dat er vrijwel geen
buikpijn meer was. Hij constateerde een soepele buik, geen bijzonderheden en sprak
met de moeder een expectatief beleid af, met als vangnetadvies terug te komen bij
herhaling of verergering van de klachten.
3.4 Op 21 april 2021 heeft klager contact opgenomen met de praktijk van de huisarts
en
heeft hij gesproken met diens assistente. Klager wilde een afspraak op de praktijk
om persoonlijk kennis te maken met de huisarts, maar vanwege het toen geldende Covid-19-beleid
werd gekozen voor een telefonische afspraak. De assistente heeft een afspraak met
klager gemaakt voor het telefonisch spreekuur van de huisarts van 23 april 2021. In
het huisartsenjournaal is daarover dit genoteerd:
"S: vader maakt zich zorgen over [naam zoon], echtscheiding, verdenkt moeder van kindermishandeling...
vindt moeder 'ziek', staat op tel. su vrijdag > zucht
P: gesprek van vrijdag afwachten”
3.5 Tijdens het telefonisch spreekuur op 23 april 2021 heeft de huisarts aan klager
laten weten dat hij geen aanwijzingen heeft voor een vermoeden van kindermishandeling
door de moeder. Klager heeft zijn boosheid geuit over het feit dat de huisarts 4,5
jaar daarvoor, in 2017, het medisch dossier van de zoon aan diens moeder heeft verstrekt
en dat zij vervolgens delen daarvan in het geding heeft gebracht in lopende familierechtelijke
procedures en deze heeft aangewend ten nadele van klager (hierna het ‘incident 2017’).
Over dit telefoongesprek is het volgende vermeld in het dossier:
“S: graag even bellen met [naam en telefoonnummer klager] (heeft ouderlijk gezag sinds
september, staat nog niet in dossier maar heeft bewijs), maakt zich veel zorgen over
zijn zoon. vader gebeld, hem verteld dat ik geen vermoeden van mishandeling heb, wordt
gelijk boos, of ik wel weet wat er is gebeurd nadat ik 4,5 jaar geleden dossier van
[naam zoon] aan moeder heb gegeven (nee). Wil nu ook afschrift.”
3.6 Naar aanleiding van het telefoongesprek van de huisarts met klager op 23 april
2021
heeft (de assistente van) de huisarts, bij de moeder geverifieerd of het klopte dat
klager het ouderlijk gezag over de zoon toegekend had gekregen. Nadat zij dit bevestigd
had, heeft de assistente een kopie van het medisch dossier van de zoon naar klager
gestuurd. Het telefoongesprek van de huisarts met klager op 23 april 2021 is het enige
persoonlijke contact dat er (ooit) tussen hen is geweest.
Incident 2017
3.7 Het gedeelte van het huisartsenjournaal van de zoon dat de moeder in het geding
heeft gebracht in een familierechtelijke procedure over de omgang van klager met zijn
zoon, heeft betrekking op een incident op 24 februari 2017. De zoon was toen bijna
3 jaar oud en is bij klager thuis van een krukje of kinderstoel gevallen. Moeder heeft
op die dag nog contact gezocht met de huisartsenpost en heeft vervolgens op 27 en
28 februari 2017 telefonisch contact gehad met de praktijk van de huisarts, hetgeen
als volgt in het medisch dossier is opgenomen:
“Datum: 24-02-2017
S: (SOK) (C) Moeder belt, vraagt om advies. E komt van zijn vader vandaan, blijkt
dat hij daar van zijn kinderstoel gevallen is. Heeft een bult op zijn hoofd, is erg
stiller dan normaal. Heeft hoofdpijn, niet gebraakt, wil niet eten of drinken. Niet
benauwd. M:-V:-(M) (V) (B)
P: (SOK) I.o.m. dr F: koelen, pcm geven en in de gaten houden. Als het slechter gaat
opnieuw bellen.
Datum: 28-02-2017
S: moeder overstuur, verwijt van advocaat dat ze niet haar hapa is geweest met [naam
zoon].
S: komt met kinderen binnen
O: nog geringe zwelling boven R oor
P: printje mee”
3.8 Het 'printje' dat de huisarts vervolgens (op 28 februari 2017) heeft meegegeven
aan
A2023/6571
Beslissing van 3 mei 2024
4
de moeder is een uitdraai van het bericht van de huisartsenpost d.d. 24 februari 2017,
zoals hierboven weergegeven, met handgeschreven daaronder vermeld: '28/2 nog lichte
zwelling boven R oor', voorzien van de handtekening van de huisarts en een stempel
van zijn praktijkadres. Daarop is, kortom, de zin weggelaten dat moeder overstuur
is omdat haar advocaat haar zou hebben verweten dat zij niet met haar zoon naar de
huisartsenpost toe is geweest.
Medisch dossier
3.9 Nadat klager van de huisarts eind april 2021 een kopie van het medisch dossier
van
zijn zoon had ontvangen, heeft hij klager op 1 juni 2021 per e-mail verzocht om aanpassing
van het dossier. Klager wilde verwijderd hebben dat hij zijn ex-vrouw “ziek” zou hebben
genoemd en dat hij haar zou verdenken van kindermishandeling. De huisarts heeft klager
daarop per mail nog diezelfde dag laten weten het medisch dossier niet aan te passen
omdat hij “het dossier feitelijk wil houden”.
3.10 Verder heeft de huisarts op die datum op verzoek van moeder een verwijzing van
de
zoon naar een psycholoog afgegeven. Dit staat niet aangetekend in het huisartsenjournaal.
3.11 Op 6 mei 2022 heeft klager opnieuw een kopie van het medisch dossier van zijn
zoon
opgevraagd. De huisarts heeft dit geweigerd.
Melding Veilig Thuis
3.12 Op 2 februari 2022 heeft de moeder een Veilig Thuis-melding gedaan ten behoeve
van de zoon. Op 4 februari 2022 heeft de huisarts ook een melding gedaan bij Veilig
Thuis ten behoeve van de zoon. De huisarts heeft klager hierbij niet betrokken. In
deze melding staat onder meer vermeld:
‘Situatieomschrijving van de melding
Schriftelijke melding ontvangen vanuit de huisarts op 4-2-2022:
Zoon [naam zoon] zit klem tussen vader en moeder (al jarenlange vechtscheiding) heeft
daar veel last van, huilen, angstig, hoofdpijn. Vader vindt hem te dik, moet dus gedwongen
heel veel sporten, mag geen snoepje of niks, krijgt dan weer wel een stroopwafel als
hij goed gepresteerd heeft met sporten. Dit is vorig jaar met mij en [naam zoon] en
moeder besproken. Ik had gezegd dat af en toe een snoepje van mij best mag. Heeft
hij aan zijn vader in de auto verteld, zet auto stil en gaat huilen waar zoon bij
is, die schrikt, durft niks meer te zeggen. [Naam zoon] iom moeder naar psycholoog
verwezen, vader blokkeert dat, uiteindelijk na rechterlijke uitspraak wel… Deze (G)
wordt echter zeer tegengewerkt door vader. Therapie hierdoor weer gestopt.
Verwachting melder
ingrijpen, moeder staat redelijk machteloos. Met vader (die in B woont) heb ik ook
la de nodige aanvaringen gehad…
Reactie van de directbetrokkene(-n) op de melding
de moeder van [naam zoon] is op de hoogte van mijn meld’
3.13 In het Triagebesluit van 4 februari 2022 heeft Veilig Thuis ter onderbouwing
van het
genomen besluit onder meer de volgende passages opgenomen:
‘Volgens huisarts heeft vader de kindertherapeut onheus bejegend. De huisarts geeft
aan al de nodige aanvaringen met vader te hebben gehad. Niet alleen moeder heeft gemeld,
ook de huisarts. Huisarts is degene geweest die [naam zoon] heeft doorverwezen naar
een psycholoog en schat dit in als noodzakelijk voor [naam zoon]. Huisarts maakt zich
zorgen over emotionele schade bij [naam zoon].
(…)
VT medewerker heeft op 4-2 telefonisch contact gehad met moeder om aan te geven dat
de melding werd opgepakt. Moeder vroeg VT medewerker om vader niet te bellen voor
het weekend, omdat [naam zoon] dit weekend naar vader ging en zij niet goed weet hoe
vader zal reageren (in ieder geval van slag) als hij hoort dat moeder heeft gemeld
bij VT. Moeder wilde niet dat [naam zoon] daar dit weekend mee belast zou worden.
VT medewerker heeft na lezen van de melding van de huisarts besloten om dit inderdaad
niet te doen voor het weekend, gezien de zorg van moeder hierin en de inhoud van de
meldingen. De melding vanuit de huisarts bekrachtigd de zorgen die moeder eerder geuit
heeft.’
3.14 Op 15 en 23 juni 2022 heeft Veilig Thuis telefonisch contact opgenomen met (de
assistente van) de huisarts met het verzoek diens melding over de zoon van klager
te bespreken, maar de huisarts heeft beide keren geen gehoor gegeven aan de terugbelverzoeken
van Veilig Thuis. Op 27 juni 2022 heeft Veilig Thuis opnieuw verzocht om telefonisch
contact met de huisarts. Dit telefonisch contact heeft op 29 juni 2021 ook plaatsgevonden,
maar is door de huisarts vroegtijdig verbroken. Veilig Thuis heeft over dit gesprek
onder meer het volgende opgenomen:
‘Gespreksverslag gesprek met huisarts 29-06-2022
(…)
Onderstaande vragen niet kunnen stellen omdat meneer het gesprek vroegtijdig verbreekt.
(…)
De huisarts is in het gesprek geïrriteerd, verheft meerdere malen zijn stem en praat
door VT-medewerker heen.
(…)
Huisarts belt terug n.a.v. een terugbelverzoek van Veilig Thuis. Over de informatie
uit de melding geeft de huisarts aan dat hem alle informatie via moeder ter ore is
gekomen. Moeder komt alleen naar de praktijk of bespreekt dit telefonisch met de huisarts.
[Naam zoon] is al lang niet gezien door de huisarts, dus over hem kan de huisarts
niets zeggen. Er is geen contact met vader of met [naam zoon] geweest over de zorgen.
De lichamelijke klachten die omschreven staan in de melding zijn ook niet gezien bij
[naam zoon], maar dit heeft de moeder als zorg geuit bij de huisarts. De huisarts
wil verder geen dingen aangeven over de melding en wenst niet verder in gesprek te
gaan met Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft om deze reden niet alle vragen aan de huisarts
kunnen stellen.’
3.15 De huisarts heeft hierop aan Veilig Thuis laten weten dat dit een correcte weergave
van het gesprek is en dat hij hiermee akkoord gaat.
4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klager verwijt de huisarts, waarbij de 7 door klager geformuleerde klachtonderdelen
door het college zijn samengevat tot 3 klachtonderdelen, dat hij:
a) een onjuiste/zeer onzorgvuldige melding heeft gedaan bij Veilig Thuis;
b) op onjuiste wijze is omgegaan met het patiëntendossier van zijn zoon;
c) hem als ouder met gezag onvoldoende heeft betrokken bij de zorg aan zijn zoon.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) onjuiste melding Veilig Thuis
5.2 Het eerste klachtonderdeel luidt dat de huisarts een onjuiste dan wel zeer onzorgvuldige
melding heeft gedaan bij Veilig Thuis. Op deze melding is de Meldcode kindermishandeling
en huiselijk geweld (KNMG 2018) van toepassing (hierna: ‘de Meldcode’). Daarin zijn
aan de hand van een Stappenplan een aantal zorgvuldigheidseisen geformuleerd voor
het doen van een melding. Per 1 januari 2019 is elke arts verplicht het afwegingskader
zoals dat is vastgelegd in de Meldcode te volgen. Met de Meldcode wordt beoogd aan
hulpverleners houvast te bieden bij signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld
en hen te beschermen tegen klachten over hun optreden. Deze Meldcode is gebaseerd
op de Wet verplichte meldcode (2013).
5.3 Stap 1 van het Stappenplan schrijft voor dat de arts bij een vermoeden van kindermishandeling
de signalen nader onderzoekt en deze zo feitelijk en volledig mogelijk vastlegt in
het dossier van de patiënt. Daarbij staat aangetekend: “Beschuldigt de ene ouder de
andere van kindermishandeling, dan is het extra belangrijk dat u ook de andere ouder
bij het onderzoek betrekt, ook als die geen patiënt van u is.”
5.4 Het college stelt vast dat de huisarts geen nader onderzoek heeft gedaan naar
de signalen van kindermishandeling, dat hij heeft nagelaten deze signalen zo feitelijk
en volledig mogelijk vast te leggen in het dossier en dat hij niet de andere ouder
van het kind, zijnde klager, heeft betrokken bij het onderzoek. In zijn melding bij
Veilig Thuis heeft de huisarts vermeld dat hij de zoon al lange tijd niet heeft gezien,
dat hij geen contact met de vader heeft opgenomen en dat hij de lichamelijke klachten
niet zelf heeft vastgesteld bij het kind, maar dat hij dit enkel van horen zeggen
heeft van de moeder (randnummer 3.14).
5.5 Stap 2 van het Stappenplan schrijft voor dat de arts advies vraagt over zijn vermoedens
en bevindingen aan een of meer ter zake deskundige collega’s en aan Veilig Thuis,
waarbij de casus anoniem moet worden gepresenteerd. De huisarts heeft deze stap, zonder
nadere motivering hiervoor te geven, nagelaten.
5.6 Stap 3 van het Stappenplan schrijft voor dat de arts de aanwijzingen en signalen
van kindermishandeling met de betrokkenen bespreekt, ook met het kind zelf, tenzij
dit niet mogelijk is vanwege de jonge leeftijd (jonger dan 3-4 jaar) of specifieke
problematiek van het kind. De arts dient in deze gesprekken uit te leggen waarom de
signalen en aanwijzingen zorgen oproepen, hij dient stil te staan bij de visie van
de betrokkenen op de problematiek, bij de handelingen die zij mogelijk al zelf hebben
gedaan om de risico’s te verlagen en bij de wensen en mogelijkheden om tot een oplossing
te komen. Dit heeft de huisarts niet gedaan.
5.7 De arts mag blijkens de Meldcode alleen van een gesprek afzien: 1. als dit gesprek
een ernstig risico oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt of van
andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt; 2. als de arts vreest voor
zijn eigen veiligheid of die van zijn collega’s; of 3. als de arts – na redelijke
inspanningen daartoe – geen contact met de betrokkene heeft kunnen krijgen. Deze uitzonderingsgronden
zijn hier niet van toepassing.
5.8 Volgens stap 4 van het Stappenplan dient overleg met andere professionals te worden
gepleegd. De huisarts heeft ter zitting verklaard dat hij met een collega heeft gesproken.
Over de inhoud van dat intercollegiale overleg is in het journaal niets vastgelegd.
Op basis van de beschikbare informatie kan het college niet vaststellen of op dit
punt aan het stappenplan is voldaan.
5.9 Stap 5 van het Stappenplan schrijft voor dat de arts aan de hand van een nader
uitgewerkt ‘Afwegingskader’ moet bepalen of hij een melding doet bij Veilig Thuis.
Het afwegingskader omvat de volgende vijf afwegingsvragen: 1. Heb ik op basis van
stap 1-4 nog steeds een vermoeden van (dreigende) kindermishandeling? 2. Schat ik
op basis van stap 1-4 in dat er sprake is van acute of structurele onveiligheid? 3.
Ben ik in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren om (dreigende) kindermishandeling
af te wenden en te monitoren? 4. Aanvaarden de betrokkenen hulp om (dreigende) kindermishandeling
af te wenden en zijn zij bereid en in staat om zich hiervoor in te zetten? 5. Leidt
de hulp binnen aanvaardbare of afgesproken tijd tot (herstel van) duurzame veiligheid
en/of (herstel van) welzijn van de betrokkene(n)? De huisarts heeft nagelaten aan
de hand van dit afwegingskader inzicht te geven in zijn beslissing een melding over
klager inzake kindermishandeling te doen bij Veilig Thuis.
5.10 Het college komt tot het oordeel dat de huisarts geen gevolg heeft gegeven aan
de zorgvuldigheidseisen die gelden voor een melding bij Veilig Thuis, zoals die zijn
vormgegeven via het in de Meldcode voorgeschreven Stappenplan. Ter zitting heeft de
huisarts naar voren gebracht dat negatieve ervaringen bij een casus in het verleden
van invloed is geweest op zijn handelen in deze casus. Het college is van oordeel
dat juist bij negatieve ervaringen de Meldcode structuur en richting kan geven aan
het te volgen beleid. Klachtonderdeel a) is gegrond.
Klachtonderdeel b) onjuiste omgang patiëntendossier zoon
5.11 Het tweede klachtonderdeel was oorspronkelijk door klager als volgt geformuleerd:
klager verwijt de huisarts misbruik van zijn positie als huisarts om ouderverstoting
te faciliteren, onjuiste noteringen in het patiëntendossier en misbruik van het patiëntendossier
om juridisch relevant bewijsmateriaal te genereren. Deze klachtonderdelen zijn door
het college samengenomen en geherformuleerd als: een onjuiste wijze van omgang met
het patiëntendossier van de zoon van klager.
5.12 Het college leest de verwijten van klager zo dat hij de huisarts verwijt dat
deze eenzijdig informatie van de ex-partner van klager over klager in het huisartsenjournaal
van de minderjarige zoon heeft opgenomen, zonder open te staan voor informatie van
de zijde van klager. Dit terwijl de huisarts wist dat de ouders in een jarenlange
juridische (familierechtelijke) strijd over gezag en omgang omtrent hun zoon waren
verwikkeld en terwijl de huisarts er vanaf 23 april 2021 van op de hoogte was dat
klager ook het ouderlijk gezag over zijn zoon had.
5.13 De huisarts heeft in zijn verweerschrift erkend dat hem uit zijn gesprekken met
moeder bekend was dat er problemen waren tussen haar en klager en dat er diverse familierechtelijke
procedures tussen hen liepen. De huisarts heeft naar voren gebracht dat hij ervoor
heeft gewaakt in het ouderlijk conflict te worden betrokken en dat hij steeds het
belang van de zoon voorop heeft willen stellen.
5.14 Uit het medisch dossier en uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt
evenwel dat de huisarts steeds eenzijdig informatie van moeder over de zoon in het
medisch dossier van de zoon heeft genoteerd, veelal zonder eigen onderzoek van of
contact met de zoon. Voorts blijkt dat de huisarts heeft geweigerd informatie van
de zijde van klager in het dossier van de zoon op te nemen en klager op diens verzoek
te voorzien van een kopie van het medisch dossier van zijn zoon, ook nadat hem bekend
was geworden dat klager het ouderlijk gezag over zijn zoon toegekend had gekregen.
Het college volstaat hier met het noemen van een drietal incidenten.
5.15 Toen de moeder de huisarts op 28 februari 2017 verzocht haar een uitdraai van
het dossier van haar zoon mee te geven, heeft deze haar een 'printje' meegegeven,
een uitdraai van het huisartsenjournaal d.d. 24 februari 2017, met handgeschreven
daaronder vermeld: '28/2 nog lichte zwelling, boven R oor'. Op dat printje heeft de
huisarts de zin weggelaten dat moeder overstuur is omdat haar advocaat haar zou hebben
verweten dat zij niet met haar zoon naar de huisartsenpost is geweest. Dit is cruciale
informatie. Het printje is daarmee een bewerking van het huisartsenjournaal en niet
een afschrift ervan. Het feit dat het printje is voorzien van de handtekening van
de huisarts en een stempel van zijn praktijkadres, versterkt temeer de indruk dat
dit een getrouwe uitdraai van het dossier is.
5.16 Toen klager op 1 juni 2021 per e-mail verzocht om aanpassing van het dossier
van zijn zoon ten aanzien van hetgeen hij tegen de assistente van de arts over zijn
ex-partner gezegd zou hebben, heeft de huisarts dit geweigerd. Klager wilde verwijderd
hebben dat hij zijn ex-vrouw “ziek” zou hebben genoemd en dat hij haar zou verdenken
van kindermishandeling. De huisarts heeft klager daarop per mail nog diezelfde dag
laten weten het medisch dossier niet aan te passen omdat hij “het dossier feitelijk
wil houden”.
5.17 Deze handelwijze is niet juist. De huisarts had klager in ieder geval de mogelijkheid
moeten bieden diens e-mail (en daarmee diens zienswijze) aan het dossier van zijn
zoon toe te voegen. Een patiënt kan een verklaring afgeven over de stukken die in
het medisch dossier zijn opgenomen (art. 7:454 lid 2 BW). Op verzoek van de patiënt
voegt de arts deze verklaring aan het medisch dossier toe. Ook als de arts het niet
eens is met de verklaring van de patiënt, moet die verklaring opgenomen worden in
het medisch dossier. Zie daarover nader de Handreiking Omgaan met medische gegevens
(KNMG 2024, p. 32).
5.18 Op 6 mei 2022 heeft klager (nogmaals) een kopie van het medisch dossier van zijn
zoon opgevraagd. De huisarts heeft dit geweigerd met als redenen dat er op medisch-inhoudelijk
gebied tussentijds weinig was gebeurd, dat het een herhaaldelijk gedaan verzoek was
en gelet op het doel waarmee het medisch dossier werd opgevraagd althans werd gebruikt
in het conflict tussen de ouders. De door de huisarts aangevoerde argumenten, wat
daarvan ook zij, zijn niet relevant. Klager had als ouder belast met ouderlijk gezag
recht op een afschrift van het huisartsenjournaal van zijn destijds 8-jarige zoon.
5.19 Op grond van art. 7:456 BW heeft een patiënt recht op inzage in en een afschrift
van zijn medisch dossier; en dit recht geldt onverkort voor een wettelijke vertegenwoordiger
ten opzichte van het medisch dossier van zijn minderjarige kind van onder de 12 jaar
oud. Het recht van de patiënt om kennis te nemen van gegevens die over hem worden
opgeslagen, heeft een fundamenteel karakter. Dit betekent onder andere dat – uitzonderingen
daargelaten – een arts een verzoek van de patiënt om zijn medisch dossier in te zien
en/of daarvan een kopie te krijgen, niet mag weigeren (Handreiking Omgaan met medische
gegevens, KNMG 2024, p. 45).
5.20 Alles overziende, is het college van oordeel dat de huisarts wist, dan wel had
moeten weten/beseffen, dat de medische informatie in het huisartsenjournaal van de
zoon door moeder gebruikt zou worden in familierechtelijke procedures tegen klager,
hetgeen ook blijkt uit diverse noteringen in het huisartsenjournaal over deze procedures
en uit hetgeen klager heeft verteld aan de huisarts over het ‘incident 2017’ tijdens
het telefonisch consult van 23 april 2021. De huisarts heeft zich op geen enkele wijze
rekenschap gegeven van de impact van zijn notities in het medisch dossier, terwijl
hij wist van de juridische strijd.
5.21 Het gaat het college te ver te spreken van ‘ouderverstoting’ door de huisarts,
zoals klager stelt, maar wel is vast komen te staan dat zeker in deze gevoelige familiaire
context de huisarts veel zorgvuldiger had moeten omgaan met zijn notities in en zijn
omgang met het medisch dossier van de zoon van klager en zijn ex-partner.
5.22 Klachtonderdeel b) is gegrond.
Klachtonderdeel c) onvoldoende betrekken van klager bij de zorg aan zijn zoon
5.23 Aan dit klachtonderdeel liggen oorspronkelijk de volgende klachtonderdelen, zoals
geformuleerd door klager, ten grondslag: slechte communicatie, het negeren van mij
als ouder met ouderlijk gezag en het niet informeren van mij als ouder met ouderlijk
gezag.
5.24 De huisarts heeft daartegen aangevoerd dat toen de zoon werd ingeschreven in
zijn praktijk, klager nog niet het ouderlijk gezag over hem had. De huisarts is pas
in april 2021 op de hoogte gesteld van het feit dat klager in september 2020 het ouderlijk
gezag had verkregen. De huisarts heeft toen een telefoongesprek met klager gevoerd
en hem, op zijn verzoek, een afschrift van het medisch dossier van zijn zoon toegezonden.
Dat de huisarts klager niet heeft uitgenodigd voor een gesprek op de praktijk acht
hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.25 De huisarts moet de ouders die met het gezag zijn belast van een minderjarige
tot 12 jaar in beginsel alle informatie over de behandeling van het kind verstrekken
en beide ouders bij het behandelbeleid betrekken. Als na een echtscheiding beide ouders
het ouderlijk gezag houden, blijven beiden vertegenwoordiger. Dat betekent dat als
er op grond van de wet toestemming van de ouders nodig is voor de behandeling van
een kind tot 16 jaar oud, beide ouders die toestemming moeten geven. Ouders die gezamenlijk
gezag hebben, moeten over die toestemming met elkaar overleggen, ook na een scheiding
(Handreiking omgaan met medische gegevens, KNMG 2024, p. 73-75).
5.26 Het college stelt vast dat de huisarts inderdaad een telefoongesprek heeft gevoerd
met klager in april 2021 en hem kort daarna een afschrift van het dossier van zijn
zoon heeft gezonden. Dit is het enige persoonlijke contact geweest tussen klager en
de arts voordat zij elkaar drie jaar later op de zitting van het Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg hebben ontmoet.
5.27 Gezien het Covid-19-beleid in de periode rondom april 2021 is het begrijpelijk
dat de huisarts destijds zo min mogelijk fysieke afspraken met patiënten in zijn praktijk
maakte. Dat neemt niet weg dat het in een zo explosieve, conflictueuze relatie zoals
die (kenbaar voor de huisarts) bestond tussen klager en zijn ex-partner en de weerslag
hiervan op hun minderjarige zoon, op de weg van de huisarts had gelegen op enige wijze
met klager periodiek contact te onderhouden over de zorg aan diens zoon, telefonisch,
via beeldbellen, per mail, of fysiek. Het minder prettig verlopen telefoongesprek
tussen klager en de huisarts op 23 april 2021 had geen reden voor de huisarts mogen
zijn om klager verder te negeren.
5.28 De huisarts heeft klager niet betrokken bij belangrijke behandelbeslissingen over diens zoon, zoals het laten verrichten van laboratoriumonderzoek op 25 september 2021 of de verwijzing naar een psycholoog op 1 juni 2021. Het verweer van de huisarts dat die verwijzing in werkelijkheid niet voor de zoon, maar voor zijn moeder was en om verzekeringstechnische redenen op naam van het kind is gedaan acht het college ongeloofwaardig, nu de verwijsbrief, die op naam van de zoon is geschreven, betrekking heeft op een kindertherapeut en de zoon de psychologische zorg van deze kindertherapeut ook daadwerkelijk ontvangen heeft. Bovendien heeft de huisarts in de VT-melding zelf verklaard dat hij de zoon, in overleg met moeder, naar de psycholoog heeft verwezen en dat klager zich ten onrechte tegen de behandeling van de zoon verzette.
5.29 Uit de stukken blijkt dat de huisarts klager structureel en zonder goede reden niet heeft betrokken bij de behandeling van diens zoon en hierover uitsluitend met de andere met het gezag belaste ouder overleg heeft gevoerd. De huisarts heeft zijn behandelbeleid van de zoon gebaseerd op inlichtingen van de moeder, doorgaans zonder eigen onderzoek van de zoon en zonder overleg te plegen met de vader of hem in te lichten over het beleid. Dit geldt zowel voor de periode waarin de vader niet als wel het ouderlijk gezag over zijn zoon had.
5.30 Klachtonderdeel c) is gegrond.
Slotsom
5.31 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in alle onderdelen gegrond is.
Maatregel
5.32 Het college legt de maatregel van berisping op. De huisarts heeft geen oog gehad
voor de belangen van klager als ouder met ouderlijk gezag over een minderjarige zoon.
Hij heeft zonder gegronde reden de regelgeving over informatieverstrekking aan gescheiden
ouders van minderjarige kinderen, over dossiervoering, over het zo mogelijk betrekken
van beide ouders bij belangrijke behandelbeslissingen en over het doen van een melding
bij Veilig Thuis niet in acht genomen, hetgeen temeer klemt nu hij wist van de langdurige
juridische strijd tussen klager en zijn ex-partner over de zorg voor hun zoon.
Publicatie
5.33 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere artsen mogelijk iets van deze zaak kunnen leren.
De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de huisarts de maatregel op van berisping;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch
Contact.
Deze beslissing is gegeven door J.F. Aalders, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, A.
Medema, G.J. Dogterom en J.C. van der Molen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
E.A. Weiland, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.