ECLI:NL:TGZRAMS:2024:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6174
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:88 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2024 |
Datum publicatie: | 16-04-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/6174 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Deels gegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster was onder behandeling bij een GGZ instelling in verband met PTSS. Voor de medicamenteuze ondersteuning kwam zij bij de psychiater in behandeling. Naast de medicatie heeft klaagster ook een (geneeskundige) verklaring gevraagd over haar behandeling/medicatie in verband met een lopende strafzaak waarin zij benadeelde partij is. Over deze verklaring is tussen klaagster en de psychiater wrijving ontstaan. Zij heeft hierover een klacht ingediend bij GGZ instelling. Daarna is de behandeling beëindigd tegen de wil van klaagster. Klaagster verwijt de psychiater onder meer onheuse bejegening ten aanzien van de gevraagde brief en onrechtmatige opzegging van de behandelovereenkomst. De klacht over de beëindiging van de behandelovereenkomst is gegrond verklaard. Het college begrijpt dat op medisch-inhoudelijke gronden de behandelingsovereenkomst met klaagster is beëindigd, maar de wijze waarop de psychiater de beëindiging van de behandelovereenkomst heeft vormgegeven is niet voldoende zorgvuldig. Het had op de weg van de psychiater, tevens regiebehandelaar, gelegen om hierover zelf een persoonlijk gesprek met klaagster te organiseren. De overige klachtonderdelen worden afgewezen. Klacht deels gegrond verklaard, waarschuwing. |
A2023/6174
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 16 april 2024 op de klacht van:
A,
wonende in B, klaagster,
gemachtigde: mr. T. Schouten, werkzaam in Leusden,
tegen
C,
psychiater,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de psychiater
gemachtigde: mr. N.J.I.A. Nuijten, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is onder behandeling geweest bij E, in verband met PTSS, onder andere
bij een
GZ-psycholoog in opleiding. Zij is op enig moment voor medicamenteuze ondersteuning
bij de
psychiater in behandeling gekomen. Naast de medicatie heeft klaagster ook een (geneeskundige)
verklaring gevraagd over haar behandeling/medicatie in verband met een lopende strafzaak
waarin zij
benadeelde partij is. Over deze verklaring is tussen klaagster en de psychiater wrijving
ontstaan.
Zij heeft hierover een klacht ingediend bij E. Daarna is de behandeling beëindigd
tegen de wil van
klaagster.
1.2 Klaagster heeft over de behandeling en de beëindiging van de behandelovereenkomst
klachten
ingediend bij het tuchtcollege. Eén van de klachtonderdelen over de beëindiging van
de
behandelovereenkomst wordt gegrond verklaard; de overige klachtonderdelen worden afgewezen.
1.3 Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht
het college de
beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 september 2023
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van (de gemachtigde van) de psychiater van 19 februari 2024 met één bijlage.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij
geen gebruik
gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 5 maart 2024. De partijen met
hun
gemachtigden zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigden
hebben
pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klaagster was sinds 21 februari 2021 onder behandeling bij E, in verband met
PTSS. Omdat
EMDR-therapie en psychotherapie niet het beoogde, positieve effect hadden is met klaagster
begin
2023 besproken dat zij gezien zou worden door de psychiater om de mogelijkheden te
bespreken voor
een medicamenteuze behandeling. Daarnaast zou zij onder behandeling blijven bij de
GZ-psycholoog in
opleiding.
3.2 Op 22 maart 2023 was het eerste consult bij de psychiater. Besloten werd, in
overleg met
klaagster, dat gestart zou worden met topiramaat, specifiek gericht op het voorkomen
en/of
verminderen van nachtmerries als gevolg van de PTSS; daarnaast bleef klaagster Citalopram
30 mg
gebruiken dat zij van de huisarts kreeg voorgeschreven. Er is gestart met 1 dd 25
mg topiramaat.
3.3 Op 12 april 2023 is zij weer gezien door de psychiater. In het medisch dossier
staat onder
meer dat klaagster geen last had van bijwerkingen, veel slaapt en verder: “Zij weet niet of zij
iets positiefs van topiramaat merkt. Maar het is zo gegaan dat als zij wakker wordt
dat zij niet
meer herinnert wat de dromen waren.” De dosering is verhoogd naar 2 dd 25 mg.
3.4 Op 19 april 2023 is klaagster door de GZ-psycholoog in opleiding gezien. Die
schrijft onder
meer: “Pte geeft aan dat de vermoeidheid blijft aanhouden. Nachtmerries zijn een stuk minder
geworden. Pte is afgelopen periode meer onder mensen geweest; pte zoekt contact op
met haar
vrienden. Positieve ontwikkeling.”
3.5 Op 3 mei 2023 is klaagster weer door de psychiater gezien. Hij schrijft onder
meer: “Zij
merkt een positief effect van de topiramaat, zij droomt weliswaar nog weleens maar
de frequentie
van de dromen en de intensiteit zijn beiden minder geworden. Zij is blij daarmee.
Ze is moe maar
deze heeft zij nu lang. (…) Desgevraagd over haar concentratie (…) zegt voor het eerst
in lange
tijd kon zij een film (normale film) op TV kijken en volgen. Zij is blij met effect.”
De dosering
is verhoogd naar 75 mg. In verband met haar vakantie is de volgende afspraak gepland
over 14 dagen.
3.6 Op 17 mei 2023 is klaagster weer bij de psychiater geweest. Hij schrijft onder
meer: “Zij
merkte met verhoging van topiramaat naar 1 dd 75mg dat zij nog minder last van nachtmerries
heeft.
(…) Zij wil graag doorgaan met 1 dd 75mg.” Klaagster kreeg het advies om geen auto te rijden.
3.7 Op 12 juni 2023 is het volgende consult geweest. Er zijn toen 90 tabletten voorgeschreven.
In
het medisch dossier staat onder meer genoteerd: “Vakantie in F, (…) samen met haar dochter (…) en
kleine zoon 2,5 jaar is goed gegaan. (…) Zij hebben daar plezier. Het was relax. Het
gaat in het
algemeen goed met haar, overdag is goed. Slapen wel eens met nare dromen maar niet
meer zwetend
wakker. (…) Zij probeert sinds terugkeer vanuit F, om niet meer overdag te slapen.
Zij heeft nu
meer dagstructuur.”
Op diezelfde dag is klaagster ook gezien door Gz-psycholoog in opleiding die schrijft
onder meer:
“Pte terug van vakantie. Op dit moment is er stabiliteit bij pte. Medicatie heeft
positieve invloed
op pte. Traject geëvalueerd; pte is al een tijdje onder behandeling – op dit moment
vooral
ondersteunende gesprekken. Casus bespreken met psa C. Volgende sessie hierop terugkomen.”
3.8 Op 26 juni 2023 belt de psychiater op verzoek van klaagster met haar. Zij geeft
op verzoek
van haar advocaat aan dat zij een brief nodig heeft (over agressie-incident, zo staat
in het
medisch dossier) in verband met de aanstaande strafzitting op 19 juli 2023. De psychiater
legt uit
dat de advocaat de vragen schriftelijk moet stellen waarop dan schriftelijk (door
de
instelling/psychiater) geantwoord kan worden. De laatste brief aan de huisarts van
15 december 2022
kan klaagster wel via haar huisarts opvragen.
3.9 Op 28 juni 2023 heeft de psychiater overleg met de Gz-psycholoog in opleiding.
In het medisch
dossier staat hierover onder meer: “Pt gaf aan dat zij via andere manier de informatie had gekregen
die de advocaat nodig had. Zowel contact bij me als bij de PIOG [GZ-psycholoog in
opleiding, toev.
college] bleef niet duidelijk wat pte daadwerkelijke wilde en waarom zich niet begrepen
voelde.
Richting afsluiten. Op klachtenniveau gaf zij steeds laatste tijd duidelijk verbetering
te ervaren,
mede dankzijn de nieuwe medicatie.”
3.10 Op 5 juli 2023 heeft de Gz-psycholoog in opleiding telefonisch contact gehad
met klaagster.
Zij schrijft onder meer: “Pte wilt graag een brief met daarin de gegevens dat zij onder behandeling
is bij de psa en de medicatie die zij gebruikt. (…) Pte wilt voor nu wel een uitdraai
van haar
afspraken en medicatie. Terugkoppeling overleg psa. Pte uitgelegd dat we in september
het traject
gaan afronden.”
Diezelfde dag mailt de psychiater aan de frontoffice dat klaagster een uitdraai kan
krijgen van
haar medicatie en afspraken; op welke termijn laat hij aan de frontoffice over. Klaagster
heeft die
uitdraai ook gekregen.
3.11 Op 10 juli 2023 heeft de psychiater telefonisch contact gehad met klaagster.
In dit
telefoongesprek gaat het onder meer over de brief die klaagster wil hebben voor de
aanstaande
strafzitting. Er staat onder meer in het medisch dossier geschreven: “Zegt dat zij geen brief nodig
heeft, zij heeft een bevestiging nodig dat zij onder mijn behandeling is, voor dit
en dat, en welke
medicatie zij gebruikt. (…) Wat we gebruikelijk doen is een tussentijd brief naar
de huisarts en
zij kan een kopie van de brief ontvangen. (…) Pte zegt bij herhalingen dat zij geen
tussentijd
brief nodig heeft, zij wil een brief van mij.” Dan volgt er een verslag van een discussie hierover
tussen klaagster en de psychiater, waarbij hij onder andere de (kennelijk KNMG-) regels
voor
brieven noemt. Het verzoek van klaagster valt volgens de psychiater buiten de regels
en wordt door
hem niet gehonoreerd. De psychiater benoemt ook dat hij als regiebehandelaar de
verantwoordelijkheid hiervoor draagt. Klaagster vindt de antwoorden onbevredigend
en voelt zich in
de steek gelaten (door E,). Uiteindelijk spreekt de psychiater met klaagster af dat
zij toch een
tussentijdse huisartsenbrief krijgt en dat die naar haar wordt gemaild. Het telefonisch
gesprek is
door klaagster opgenomen (zonder dat de psychiater dit wist).
3.12 Daarna heeft de psychiater een mail naar Gz-psycholoog in opleiding gestuurd
om deze
tussentijdse huisartsenbrief op te stellen. Gz-psycholoog in opleiding heeft die brief
opgesteld en
die is door de psychiater gecontroleerd, aangevuld en definitief gemaakt. In die brief
van 10 juli
2023 staat onder meer de diagnose vermeld van een posttraumatische stressstoornis
en onder het
kopje “beloop tot op heden” staat onder meer: “Zij gaf aan dat zij vooral last heeft van de
nachtmerries en herbelevingen overdag. Er is afgesproken om naast de citalopram met
topiramaat te
starten, deze (offlabel indicatie) gericht op de nachtmerries en hopelijk hiermee
verbetert de
kwaliteit van het slapen. Topiramaat wordt verhoogd (…) Zij gaf steeds aan dat het
in het algemeen
goed met haar gaat, overdag gaat goed. Zij heeft minder last van de nachtmerries.
Zij heeft weleens
tijdens slapen last van nare dromen maar niet meer zwetend wakker.”
3.13 Op 12 juli 2023 heeft klaagster (telefonisch) contact gehad met Gz-psycholoog
in opleiding.
Klaagster kon niet akkoord gaan met de tussentijdse huisartsenbrief en wilde dat die
brief werd
aangepast. Dit verzoek is doorgegeven aan de psychiater die voorstelde om een drie-gesprek
in te
plannen; de brief zou niet worden aangepast. De Gz-psycholoog in opleiding heeft dit
voorstel van
de psychiater aan klaagster teruggekoppeld. Zij schrijft: “Pte geeft aan dat ze het voor nu even
parkeert en dat ze op een later moment er op terug gaat komen.”
De psychiater meldt in zijn verslag van die datum dat klaagster niet akkoord gaat
met de brief, met
name over de zin dat het in het algemeen goed met klaagster gaat. De psychiater ziet
dat het
contact hierover tot onenigheid heeft geleid en wil dat in een persoonlijk gesprek
met klaagster
bespreken. Hij koppelt dit terug aan de frontoffice om dit te regelen.
3.14 De psychiater is op vakantie geweest van 22 juli tot en met 4 augustus 2023.
In het medisch
dossier van 7 augustus 2023 schrijft hij onder andere dat klaagster in zijn vakantieperiode
een klacht bij E, tegen hem heeft ingediend en dat klaagster een bandopname heeft
gemaakt van hun telefoongesprek van 10 juli 2023 (zie onder 3.11). De klacht van klaagster
zag onder meer op het feit dat zij een aantal dagen zonder Topiramaat had gezeten.
Volgens de aantekening van de psychiater in zijn verslag kwam dat omdat klaagster
de vervolgafspraak die stond
gepland had afgezegd. Hij schrijft ook dat het dossier wordt afgesloten, zoals al
eerder met
klaagster is besproken.
3.15 Op 9 augustus 2023 kwam klaagster bij de Gz-psycholoog in opleiding op consult
en op 11
augustus 2023 heeft klaagster telefonisch contact gehad met de Gz-psycholoog in opleiding.
Over het
contact op 11 augustus 2023 schrijft zij onder meer: “Pte is het niet eens met de afsluiting. Pte
spreekt haar onvrede uit over de gang van zaken. Pte uitgelegd dat we het traject
na twee jaar niet
kunnen verlengen. Het dossier wordt afgerond en de afsluitbrief wordt opgesteld. Pte
geeft geen
toestemming dat psa C, de afsluitbrief aanvult.”
3.16 Op 14 augustus 2023 heeft de psychiater overleg met de Gz-psycholoog in opleiding.
Daarin
wordt onder meer besloten dat er een afsluitende brief aan de huisarts zal worden
gestuurd, zonder
inhoudelijke informatie. Ook bleek dat klaagster geen persoonlijk gesprek met de psychiater
wilde.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klaagster heeft vier verwijten geformuleerd die het handelen van de psychiater
betreffen:
1. De psychiater heeft klaagster onheus bejegend in zijn houding en handelen betreffende
de door
haar gevraagde brief voor de strafzitting.
2. Het medicatiebeleid van de psychiater was onzorgvuldig omdat klaagster enige dagen
zonder
Topiramaat zat.
3. De psychiater heeft zijn informatieplicht geschonden door klaagster niet tijdig
te vertellen dat
hij regiebehandelaar was geworden.
4. De behandelovereenkomst is onrechtmatig en zonder enige toelichting opgezegd.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht in al haar onderdelen ongegrond
te
verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Klachtonderdeel 1: onheuse bejegening ten aanzien van de gevraagde brief
5.1 Dit klachtonderdeel bevat twee onderdelen: een verwijt naar de instelling E,
dat haar klacht
van 28 juli 2023 niet netjes is afgewikkeld en een verwijt naar de psychiater dat
hij na veel
discussie wel een brief heeft opgesteld, maar dat daarin onjuiste informatie was opgenomen.
5.2 Wat betreft het eerste onderdeel van deze klacht kan de psychiater geen verwijt
worden
gemaakt, omdat het een verwijt betreft jegens E, voor wiens handelen de psychiater
niet
verantwoordelijk is. Wel merkt het college ten overvloede op dat de motivering in
de mail van 1
augustus 2023 wel erg kort is (zie tweede alinea) zonder nadere uitleg over onder
meer de
KNMG-regels.
5.3 Wat betreft het tweede onderdeel van de klacht geldt het volgende: ter zitting
hebben beide
partijen een andere lezing gegeven van het telefonisch verzoek van klaagster op 26
juni 2023.
Volgens klaagster heeft ze alleen maar gevraagd om een uitdraai van haar medicatielijst
en de
gemaakte afspraken/consulten; de psychiater heeft een ander verzoek van klaagster
gehoord en dat zo
ook opgeschreven (klaagster wilde informatie van hem over het agressie-incident).
Uit zijn verslag
leidt het college af dat de psychiater voorzichtig was om enige informatie te geven
in een brief
voor zover dat zou kunnen lijken op een geneeskundige verklaring. Omdat hij behandelaar
was van
klaagster past dan volgens de KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens” de nodige
terughoudendheid. Klaagster had immers verteld dat zijn brief gebruikt zou worden
in de
strafprocedure en dat dit verzoek van haar advocaat was gekomen. Het is begrijpelijk
dat de
psychiater hierin terughoudend was maar kennelijk heeft hij dit niet goed genoeg aan
klaagster
kunnen uitleggen. Wat er toen precies is besproken, kan het college achteraf niet
vaststellen nu
het gaat om het woord van de een tegen het woord van de ander. Het college gaat er
wel van uit dat
de psychiater op die bewuste dag een verslag heeft gemaakt van het verzoek van klaagster
zoals hij
dat toen begreep. Voor het college is het aannemelijk geworden dat het misverstand
over de vraag
van klaagster op miscommunicatie berust. Dat als gevolg daarvan de terughoudende boodschap
van de
psychiater niet bij klaagster over kwam, kan de psychiater niet tuchtrechtelijk worden
verweten.
5.4 Uiteindelijk heeft de psychiater op 10 juli 2023 een tussentijds verslag/brief
voor de
huisarts opgesteld, als compromis voor het verzoek van klaagster; zie onder 3.12.
De samenvatting
is conform het medisch dossier zoals dat door de psychiater en de Gz- psycholoog in
opleiding is
bijgehouden. Klaagster valt vooral over de zin “zij gaf steeds aan dat het goed met haar ging,
overdag gaat goed”. Voor klaagster is volstrekt onduidelijk waar die zin vandaan komt en waarop die
is gebaseerd. Zij heeft dit niet gezegd en voelt zich ook niet zo, aldus klaagster.
5.5 Het college kan die laatste zin wel plaatsen gezien de verslaglegging in het
medisch dossier,
zoals hierboven weergegeven onder 3.4-3.9. Uit die verslaglegging blijkt genoegzaam
dat de
medicatie aansloeg en dat klaagster zich daardoor beter voelde. Die medicatie was
gericht op het
verminderen van de nachtmerries en daarvan was sprake. Zowel de psychiater als de
Gz-psycholoog in
opleiding beschrijven een positieve ontwikkeling bij klaagster: zij zoekt weer vrienden
op, kan
zich beter concentreren, heeft een dagstructuur en meer stabiliteit. De vakantie in
F, was relaxed.
Of klaagster letterlijk heeft gezegd dat het goed met haar ging, doet niet zo ter
zake; de
psychiater heeft dat in ieder geval geconstateerd of geconcludeerd tijdens het consult
van 12 juni 2023. Dat die zin in de huisartsenbrief is gekomen, is daarom niet onjuist.
Ook de Gz-psycholoog in opleiding meldt een
positieve ontwikkeling. Klachtonderdeel 1 slaagt niet.
Klachtonderdeel 2: medicatiebeleid Topiramaat
5.6 Klaagster verwijt de psychiater dat zij niet voldoende medicatie had gekregen,
want op 24
juli 2023 was deze op. Zij heeft toen gebeld met E, (frontoffice) en volgens klaagster
zou dit
verzoek om medicatie aan de psychiater worden doorgegeven/gemaild. Dat is niet gebeurd
en zij moest
uiteindelijk via haar huisarts deze medicatie bestellen.
5.7 De psychiater was op 24 juli 2023 op vakantie. Ter zitting verklaarde de psychiater
dat er op
E, altijd een psychiater-achterwacht aanwezig is (er werken daar meerdere psychiaters
voor enkele
dagen per week). Hij verklaarde dat hij zijn vakantie heeft doorgegeven (er waren
in die periode
ook geen consulten bij hem gepland).
5.8 Het college kan niet vaststellen wat de frontoffice toen tegen klaagster heeft
gezegd. De
psychiater was met vakantie dus enig verzoek zal hem niet hebben bereikt. Dat er altijd
een
psychiater-achterwacht aanwezig is voor bijvoorbeeld het uitschrijven van recepten
is aannemelijk
en gebruikelijk. Klachtonderdeel 2 slaagt niet.
Klachtonderdeel 3: schending informatieplicht
5.9 Klaagster verwijt de psychiater dat zij pas later in de behandeling hoorde dat
hij de
regiebehandelaar was. Zij klaagt niet over zijn rolvervulling. Ter zitting verklaarde
de psychiater
dat hij de rol van regiebehandelaar van de klinisch psycholoog had overgenomen, maar
dat dit niets
veranderde in de gewone gang van zaken: klaagster bleef onder behandeling van de Gz-psycholoog
in
opleiding en zij was voor klaagster het vaste aanspreekpunt; hij was ingeschakeld
voor de
medicatieverstrekking en -begeleiding. Verder had hij regelmatig overleg met de Gz-psycholoog
in
opleiding over de behandeling van klaagster.
5.10 Strikt genomen had de psychiater klaagster moeten vertellen dat hij haar regiebehandelaar
was
geworden. Hij deed dat pas toen er onenigheid ontstond over het opstellen van de door
klaagster
gewenste brief (dat was op 10 juli 2023). Naar het oordeel van het college is dit
late melden over
het regiebehandelaarschap niet zodanig ernstig dat dit een tuchtrechtelijk verwijt
oplevert;
klaagster heeft hiervan geen nadeel ondervonden, en haar behandeling wijzigde ook
niet hierdoor.
Klachtonderdeel 3 slaagt dan ook niet.
Klachtonderdeel 4: beëindiging behandelovereenkomst
5.11 Klaagster was al geruime tijd onder behandeling bij E, voor psychologische begeleiding
(EMDR
en psychotherapeutische gesprekken) en voor de medicatie was zij korte tijd onder
behandeling bij
de psychiater. Uit het medisch dossier blijkt wel dat er tussen de behandelaren is
gesproken over
beëindiging van de behandelrelatie, maar daaruit blijkt niet zonneklaar dat dat toen
ook besproken
is met klaagster. De eerste keer dat dit volgens het medische dossier net klaagster
wordt besproken, is op 5 juli 2023 tijdens een afspraak bij de Gz-psycholoog in opleiding.
Vrij snel daarna is er (10 juli 2023) onenigheid/frictie ontstaan over het verzoek
van klaagster om een brief over de behandeling. Tijdens de vakantie van de psychiater
heeft klaagster een klacht ingediend bij E. Bij terugkomst van zijn vakantie schrijft
de psychiater
op 7 augustus 2023 over een overleg met de Gz-psycholoog in opleiding waarin als beleid
is
besproken dat “het dossier wordt afgesloten, zoals eerder met klaagster is besproken.” Op 11
augustus 2023 krijgt klaagster dit te horen in een telefoongesprek met de Gz-psycholoog
in
opleiding.
5.12 Het college begrijpt wel dat op medisch-inhoudelijke gronden de behandelingsovereenkomst
met
klaagster beëindigd wordt: zij was al twee jaar onder behandeling, maar er werd geen
vooruitgang
meer geboekt, mogelijk omdat de strafzaak nog steeds liep. Deze twee elementen: een
lopende
strafzaak (waarbij je als benadeelde partij nog “ziek” moet zijn) en een lopende behandeling
(waarbij je “beter” gemaakt moet worden) lopen niet goed samen. Vandaar dat werd besloten
dat de
behandeling weer opgepakt zou kunnen worden na afloop van de strafzaak. In het medisch
dossier
wordt al op 21 februari 2023 door de toenmalige regiebehandelaar G, geschreven dat
de begeleiding
niet langer voortgezet kan worden. “Als medicatie verder geen ingang geeft voor verbetering dan in
verbinding afronden.” Iets dergelijks schrijft ook de psychiater al op 1 maart 2023 en hij herhaalt
dat (in het medisch dossier) op 28 juni 2023. Uit het medisch dossier blijkt niet
dat aan klaagster
toen ook al is verteld dat de behandeling zou worden afgesloten (zolang de strafzaak
liep), ook als
de medicatie wel zou aanslaan.
5.13 Op 5 juli 2023 kreeg klaagster weliswaar te horen van de Gz-psycholoog in opleiding
dat in
september de behandeling zou worden beëindigd, maar niet is gebleken dat er daarna
hierover verder
is gesproken. Pas na terugkomst van de psychiater en na het indienen van de klacht
krijgt klaagster
telefonisch van de Gz-psycholoog in opleiding te horen op 11 augustus 2023 dat de
behandeling zal
worden gestopt. Het is begrijpelijk dat klaagster deze beëindiging heeft opgevat als
een reactie op
haar klacht bij E. Het had op de weg van de psychiater, tevens regiebehandelaar gelegen
om na
terugkomst van de vakantie zélf een persoonlijk gesprek met klaagster te organiseren
– al dan niet
in aanwezigheid van de Gz- psycholoog in opleiding – over de beëindiging van de behandelrelatie.
Tijdens de zitting heeft de psychiater ook aangegeven dat dat beter was geweest. Maar
het is niet
door hem gedaan en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel 4 slaagt dan
ook.
Slotsom
5.14 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond
zijn en dat
klachtonderdeel 4 gegrond is.
Maatregel
5.15 De wijze waarop de psychiater de beëindiging van de behandelovereenkomst heeft
vormgegeven is
niet voldoende zorgvuldig. Dat had beter gekund door klaagster uit te nodigen voor
een persoonlijk gesprek en haar de redenen hiervoor uit te leggen. De psychiater is
niet eerder met het tuchtrecht in aanraking gekomen. Voor zijn handelen, of eigenlijk
nalaten, past een zakelijke terechtwijzing, namelijk een waarschuwing.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel 4 gegrond;
- legt de psychiater de maatregel op van een waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, L.A.B.M. Wijntjens, lid-jurist,
J.M.C van Dam, C.M. Sonnenberg en F.M.J Bruggeman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door Y.M.C.
Bouman, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.