ECLI:NL:TGZRAMS:2024:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6174

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:88
Datum uitspraak: 16-04-2024
Datum publicatie: 16-04-2024
Zaaknummer(s): A2023/6174
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster was onder behandeling bij een GGZ instelling in verband met PTSS. Voor de medicamenteuze ondersteuning kwam zij bij de psychiater in behandeling. Naast de medicatie heeft klaagster ook een (geneeskundige) verklaring gevraagd over haar behandeling/medicatie in verband met een lopende strafzaak waarin zij benadeelde partij is. Over deze verklaring is tussen klaagster en de psychiater wrijving ontstaan. Zij heeft hierover een klacht ingediend bij GGZ instelling. Daarna is de behandeling beëindigd tegen de wil van klaagster. Klaagster verwijt de psychiater onder meer onheuse bejegening ten aanzien van de gevraagde brief en onrechtmatige opzegging van de behandelovereenkomst. De klacht over de beëindiging van de behandelovereenkomst is gegrond verklaard. Het college begrijpt dat op medisch-inhoudelijke gronden de behandelingsovereenkomst met klaagster is beëindigd, maar de wijze waarop de psychiater de beëindiging van de behandelovereenkomst heeft vormgegeven is niet voldoende zorgvuldig. Het had op de weg van de psychiater, tevens regiebehandelaar, gelegen om hierover zelf een persoonlijk gesprek met klaagster te organiseren. De overige klachtonderdelen worden afgewezen. Klacht deels gegrond verklaard, waarschuwing.

A2023/6174

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 16 april 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B, klaagster,
gemachtigde: mr. T. Schouten, werkzaam in Leusden,

tegen

C,
psychiater,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de psychiater
gemachtigde: mr. N.J.I.A. Nuijten, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1.1 Klaagster is onder behandeling geweest bij E, in verband met PTSS, onder andere bij een
GZ-psycholoog in opleiding. Zij is op enig moment voor medicamenteuze ondersteuning bij de
psychiater in behandeling gekomen. Naast de medicatie heeft klaagster ook een (geneeskundige)
verklaring gevraagd over haar behandeling/medicatie in verband met een lopende strafzaak waarin zij
benadeelde partij is. Over deze verklaring is tussen klaagster en de psychiater wrijving ontstaan.
Zij heeft hierover een klacht ingediend bij E. Daarna is de behandeling beëindigd tegen de wil van
klaagster.

1.2 Klaagster heeft over de behandeling en de beëindiging van de behandelovereenkomst klachten
ingediend bij het tuchtcollege. Eén van de klachtonderdelen over de beëindiging van de
behandelovereenkomst wordt gegrond verklaard; de overige klachtonderdelen worden afgewezen.

1.3 Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de
beslissing toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 september 2023
- het verweerschrift met de bijlagen;

- de brief van (de gemachtigde van) de psychiater van 19 februari 2024 met één bijlage.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 5 maart 2024. De partijen met hun
gemachtigden zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigden hebben
pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. De feiten

3.1 Klaagster was sinds 21 februari 2021 onder behandeling bij E, in verband met PTSS. Omdat
EMDR-therapie en psychotherapie niet het beoogde, positieve effect hadden is met klaagster begin
2023 besproken dat zij gezien zou worden door de psychiater om de mogelijkheden te bespreken voor
een medicamenteuze behandeling. Daarnaast zou zij onder behandeling blijven bij de GZ-psycholoog in
opleiding.

3.2 Op 22 maart 2023 was het eerste consult bij de psychiater. Besloten werd, in overleg met
klaagster, dat gestart zou worden met topiramaat, specifiek gericht op het voorkomen en/of
verminderen van nachtmerries als gevolg van de PTSS; daarnaast bleef klaagster Citalopram 30 mg
gebruiken dat zij van de huisarts kreeg voorgeschreven. Er is gestart met 1 dd 25 mg topiramaat.

3.3 Op 12 april 2023 is zij weer gezien door de psychiater. In het medisch dossier staat onder
meer dat klaagster geen last had van bijwerkingen, veel slaapt en verder: “Zij weet niet of zij
iets positiefs van topiramaat merkt. Maar het is zo gegaan dat als zij wakker wordt dat zij niet
meer herinnert wat de dromen waren.”
De dosering is verhoogd naar 2 dd 25 mg.

3.4 Op 19 april 2023 is klaagster door de GZ-psycholoog in opleiding gezien. Die schrijft onder
meer: “Pte geeft aan dat de vermoeidheid blijft aanhouden. Nachtmerries zijn een stuk minder
geworden. Pte is afgelopen periode meer onder mensen geweest; pte zoekt contact op met haar
vrienden. Positieve ontwikkeling.”

3.5 Op 3 mei 2023 is klaagster weer door de psychiater gezien. Hij schrijft onder meer: “Zij
merkt een positief effect van de topiramaat, zij droomt weliswaar nog weleens maar de frequentie
van de dromen en de intensiteit zijn beiden minder geworden. Zij is blij daarmee. Ze is moe maar
deze heeft zij nu lang. (…) Desgevraagd over haar concentratie (…) zegt voor het eerst in lange
tijd kon zij een film (normale film) op TV kijken en volgen. Zij is blij met effect.”
De dosering
is verhoogd naar 75 mg. In verband met haar vakantie is de volgende afspraak gepland over 14 dagen.

3.6 Op 17 mei 2023 is klaagster weer bij de psychiater geweest. Hij schrijft onder meer: “Zij
merkte met verhoging van topiramaat naar 1 dd 75mg dat zij nog minder last van nachtmerries heeft.
(…) Zij wil graag doorgaan met 1 dd 75mg.”
Klaagster kreeg het advies om geen auto te rijden.

3.7 Op 12 juni 2023 is het volgende consult geweest. Er zijn toen 90 tabletten voorgeschreven. In
het medisch dossier staat onder meer genoteerd: “Vakantie in F, (…) samen met haar dochter (…) en
kleine zoon 2,5 jaar is goed gegaan. (…) Zij hebben daar plezier. Het was relax. Het gaat in het
algemeen goed met haar, overdag is goed. Slapen wel eens met nare dromen maar niet meer zwetend
wakker. (…) Zij probeert sinds terugkeer vanuit F, om niet meer overdag te slapen. Zij heeft nu
meer dagstructuur.”

Op diezelfde dag is klaagster ook gezien door Gz-psycholoog in opleiding die schrijft onder meer:
“Pte terug van vakantie. Op dit moment is er stabiliteit bij pte. Medicatie heeft positieve invloed
op pte. Traject geëvalueerd; pte is al een tijdje onder behandeling – op dit moment vooral
ondersteunende gesprekken. Casus bespreken met psa C. Volgende sessie hierop terugkomen.”

3.8 Op 26 juni 2023 belt de psychiater op verzoek van klaagster met haar. Zij geeft op verzoek
van haar advocaat aan dat zij een brief nodig heeft (over agressie-incident, zo staat in het
medisch dossier) in verband met de aanstaande strafzitting op 19 juli 2023. De psychiater legt uit
dat de advocaat de vragen schriftelijk moet stellen waarop dan schriftelijk (door de
instelling/psychiater) geantwoord kan worden. De laatste brief aan de huisarts van 15 december 2022
kan klaagster wel via haar huisarts opvragen.

3.9 Op 28 juni 2023 heeft de psychiater overleg met de Gz-psycholoog in opleiding. In het medisch
dossier staat hierover onder meer: “Pt gaf aan dat zij via andere manier de informatie had gekregen
die de advocaat nodig had. Zowel contact bij me als bij de PIOG [GZ-psycholoog in opleiding, toev.
college] bleef niet duidelijk wat pte daadwerkelijke wilde en waarom zich niet begrepen voelde.
Richting afsluiten. Op klachtenniveau gaf zij steeds laatste tijd duidelijk verbetering te ervaren,
mede dankzijn de nieuwe medicatie.”

3.10 Op 5 juli 2023 heeft de Gz-psycholoog in opleiding telefonisch contact gehad met klaagster.
Zij schrijft onder meer: “Pte wilt graag een brief met daarin de gegevens dat zij onder behandeling
is bij de psa en de medicatie die zij gebruikt. (…) Pte wilt voor nu wel een uitdraai van haar
afspraken en medicatie. Terugkoppeling overleg psa. Pte uitgelegd dat we in september het traject
gaan afronden.”

Diezelfde dag mailt de psychiater aan de frontoffice dat klaagster een uitdraai kan krijgen van
haar medicatie en afspraken; op welke termijn laat hij aan de frontoffice over. Klaagster heeft die
uitdraai ook gekregen.

3.11 Op 10 juli 2023 heeft de psychiater telefonisch contact gehad met klaagster. In dit
telefoongesprek gaat het onder meer over de brief die klaagster wil hebben voor de aanstaande
strafzitting. Er staat onder meer in het medisch dossier geschreven: “Zegt dat zij geen brief nodig
heeft, zij heeft een bevestiging nodig dat zij onder mijn behandeling is, voor dit en dat, en welke
medicatie zij gebruikt. (…) Wat we gebruikelijk doen is een tussentijd brief naar de huisarts en
zij kan een kopie van de brief ontvangen. (…) Pte zegt bij herhalingen dat zij geen tussentijd
brief nodig heeft, zij wil een brief van mij.”
Dan volgt er een verslag van een discussie hierover
tussen klaagster en de psychiater, waarbij hij onder andere de (kennelijk KNMG-) regels voor
brieven noemt. Het verzoek van klaagster valt volgens de psychiater buiten de regels en wordt door
hem niet gehonoreerd. De psychiater benoemt ook dat hij als regiebehandelaar de
verantwoordelijkheid hiervoor draagt. Klaagster vindt de antwoorden onbevredigend en voelt zich in
de steek gelaten (door E,). Uiteindelijk spreekt de psychiater met klaagster af dat zij toch een
tussentijdse huisartsenbrief krijgt en dat die naar haar wordt gemaild. Het telefonisch gesprek is
door klaagster opgenomen (zonder dat de psychiater dit wist).

3.12 Daarna heeft de psychiater een mail naar Gz-psycholoog in opleiding gestuurd om deze
tussentijdse huisartsenbrief op te stellen. Gz-psycholoog in opleiding heeft die brief opgesteld en
die is door de psychiater gecontroleerd, aangevuld en definitief gemaakt. In die brief van 10 juli
2023 staat onder meer de diagnose vermeld van een posttraumatische stressstoornis en onder het
kopje “beloop tot op heden” staat onder meer: “Zij gaf aan dat zij vooral last heeft van de
nachtmerries en herbelevingen overdag. Er is afgesproken om naast de citalopram met topiramaat te
starten, deze (offlabel indicatie) gericht op de nachtmerries en hopelijk hiermee verbetert de
kwaliteit van het slapen. Topiramaat wordt verhoogd (…) Zij gaf steeds aan dat het in het algemeen
goed met haar gaat, overdag gaat goed. Zij heeft minder last van de nachtmerries. Zij heeft weleens
tijdens slapen last van nare dromen maar niet meer zwetend wakker.”

3.13 Op 12 juli 2023 heeft klaagster (telefonisch) contact gehad met Gz-psycholoog in opleiding.
Klaagster kon niet akkoord gaan met de tussentijdse huisartsenbrief en wilde dat die brief werd
aangepast. Dit verzoek is doorgegeven aan de psychiater die voorstelde om een drie-gesprek in te
plannen; de brief zou niet worden aangepast. De Gz-psycholoog in opleiding heeft dit voorstel van
de psychiater aan klaagster teruggekoppeld. Zij schrijft: “Pte geeft aan dat ze het voor nu even
parkeert en dat ze op een later moment er op terug gaat komen.”

De psychiater meldt in zijn verslag van die datum dat klaagster niet akkoord gaat met de brief, met
name over de zin dat het in het algemeen goed met klaagster gaat. De psychiater ziet dat het
contact hierover tot onenigheid heeft geleid en wil dat in een persoonlijk gesprek met klaagster
bespreken. Hij koppelt dit terug aan de frontoffice om dit te regelen.

3.14 De psychiater is op vakantie geweest van 22 juli tot en met 4 augustus 2023. In het medisch
dossier van 7 augustus 2023 schrijft hij onder andere dat klaagster in zijn vakantieperiode een klacht bij E, tegen hem heeft ingediend en dat klaagster een bandopname heeft gemaakt van hun telefoongesprek van 10 juli 2023 (zie onder 3.11). De klacht van klaagster zag onder meer op het feit dat zij een aantal dagen zonder Topiramaat had gezeten. Volgens de aantekening van de psychiater in zijn verslag kwam dat omdat klaagster de vervolgafspraak die stond
gepland had afgezegd. Hij schrijft ook dat het dossier wordt afgesloten, zoals al eerder met
klaagster is besproken.

3.15 Op 9 augustus 2023 kwam klaagster bij de Gz-psycholoog in opleiding op consult en op 11
augustus 2023 heeft klaagster telefonisch contact gehad met de Gz-psycholoog in opleiding. Over het
contact op 11 augustus 2023 schrijft zij onder meer: “Pte is het niet eens met de afsluiting. Pte
spreekt haar onvrede uit over de gang van zaken. Pte uitgelegd dat we het traject na twee jaar niet
kunnen verlengen. Het dossier wordt afgerond en de afsluitbrief wordt opgesteld. Pte geeft geen
toestemming dat psa C, de afsluitbrief aanvult.”

3.16 Op 14 augustus 2023 heeft de psychiater overleg met de Gz-psycholoog in opleiding. Daarin
wordt onder meer besloten dat er een afsluitende brief aan de huisarts zal worden gestuurd, zonder
inhoudelijke informatie. Ook bleek dat klaagster geen persoonlijk gesprek met de psychiater wilde.

4. De klacht en de reactie van de psychiater

4.1 Klaagster heeft vier verwijten geformuleerd die het handelen van de psychiater betreffen:
1. De psychiater heeft klaagster onheus bejegend in zijn houding en handelen betreffende de door
haar gevraagde brief voor de strafzitting.
2. Het medicatiebeleid van de psychiater was onzorgvuldig omdat klaagster enige dagen zonder
Topiramaat zat.
3. De psychiater heeft zijn informatieplicht geschonden door klaagster niet tijdig te vertellen dat
hij regiebehandelaar was geworden.
4. De behandelovereenkomst is onrechtmatig en zonder enige toelichting opgezegd.

4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht in al haar onderdelen ongegrond te
verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Klachtonderdeel 1: onheuse bejegening ten aanzien van de gevraagde brief
5.1 Dit klachtonderdeel bevat twee onderdelen: een verwijt naar de instelling E, dat haar klacht
van 28 juli 2023 niet netjes is afgewikkeld en een verwijt naar de psychiater dat hij na veel
discussie wel een brief heeft opgesteld, maar dat daarin onjuiste informatie was opgenomen.

5.2 Wat betreft het eerste onderdeel van deze klacht kan de psychiater geen verwijt worden
gemaakt, omdat het een verwijt betreft jegens E, voor wiens handelen de psychiater niet
verantwoordelijk is. Wel merkt het college ten overvloede op dat de motivering in de mail van 1
augustus 2023 wel erg kort is (zie tweede alinea) zonder nadere uitleg over onder meer de
KNMG-regels.

5.3 Wat betreft het tweede onderdeel van de klacht geldt het volgende: ter zitting hebben beide
partijen een andere lezing gegeven van het telefonisch verzoek van klaagster op 26 juni 2023.
Volgens klaagster heeft ze alleen maar gevraagd om een uitdraai van haar medicatielijst en de
gemaakte afspraken/consulten; de psychiater heeft een ander verzoek van klaagster gehoord en dat zo
ook opgeschreven (klaagster wilde informatie van hem over het agressie-incident). Uit zijn verslag
leidt het college af dat de psychiater voorzichtig was om enige informatie te geven in een brief
voor zover dat zou kunnen lijken op een geneeskundige verklaring. Omdat hij behandelaar was van
klaagster past dan volgens de KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens” de nodige
terughoudendheid. Klaagster had immers verteld dat zijn brief gebruikt zou worden in de
strafprocedure en dat dit verzoek van haar advocaat was gekomen. Het is begrijpelijk dat de
psychiater hierin terughoudend was maar kennelijk heeft hij dit niet goed genoeg aan klaagster
kunnen uitleggen. Wat er toen precies is besproken, kan het college achteraf niet vaststellen nu
het gaat om het woord van de een tegen het woord van de ander. Het college gaat er wel van uit dat
de psychiater op die bewuste dag een verslag heeft gemaakt van het verzoek van klaagster zoals hij
dat toen begreep. Voor het college is het aannemelijk geworden dat het misverstand over de vraag
van klaagster op miscommunicatie berust. Dat als gevolg daarvan de terughoudende boodschap van de
psychiater niet bij klaagster over kwam, kan de psychiater niet tuchtrechtelijk worden verweten.

5.4 Uiteindelijk heeft de psychiater op 10 juli 2023 een tussentijds verslag/brief voor de
huisarts opgesteld, als compromis voor het verzoek van klaagster; zie onder 3.12. De samenvatting
is conform het medisch dossier zoals dat door de psychiater en de Gz- psycholoog in opleiding is
bijgehouden. Klaagster valt vooral over de zin “zij gaf steeds aan dat het goed met haar ging,
overdag gaat goed”.
Voor klaagster is volstrekt onduidelijk waar die zin vandaan komt en waarop die
is gebaseerd. Zij heeft dit niet gezegd en voelt zich ook niet zo, aldus klaagster.

5.5 Het college kan die laatste zin wel plaatsen gezien de verslaglegging in het medisch dossier,
zoals hierboven weergegeven onder 3.4-3.9. Uit die verslaglegging blijkt genoegzaam dat de
medicatie aansloeg en dat klaagster zich daardoor beter voelde. Die medicatie was gericht op het
verminderen van de nachtmerries en daarvan was sprake. Zowel de psychiater als de Gz-psycholoog in
opleiding beschrijven een positieve ontwikkeling bij klaagster: zij zoekt weer vrienden op, kan
zich beter concentreren, heeft een dagstructuur en meer stabiliteit. De vakantie in F, was relaxed.
Of klaagster letterlijk heeft gezegd dat het goed met haar ging, doet niet zo ter zake; de
psychiater heeft dat in ieder geval geconstateerd of geconcludeerd tijdens het consult van 12 juni 2023. Dat die zin in de huisartsenbrief is gekomen, is daarom niet onjuist. Ook de Gz-psycholoog in opleiding meldt een
positieve ontwikkeling. Klachtonderdeel 1 slaagt niet.

Klachtonderdeel 2: medicatiebeleid Topiramaat
5.6 Klaagster verwijt de psychiater dat zij niet voldoende medicatie had gekregen, want op 24
juli 2023 was deze op. Zij heeft toen gebeld met E, (frontoffice) en volgens klaagster zou dit
verzoek om medicatie aan de psychiater worden doorgegeven/gemaild. Dat is niet gebeurd en zij moest
uiteindelijk via haar huisarts deze medicatie bestellen.

5.7 De psychiater was op 24 juli 2023 op vakantie. Ter zitting verklaarde de psychiater dat er op
E, altijd een psychiater-achterwacht aanwezig is (er werken daar meerdere psychiaters voor enkele
dagen per week). Hij verklaarde dat hij zijn vakantie heeft doorgegeven (er waren in die periode
ook geen consulten bij hem gepland).

5.8 Het college kan niet vaststellen wat de frontoffice toen tegen klaagster heeft gezegd. De
psychiater was met vakantie dus enig verzoek zal hem niet hebben bereikt. Dat er altijd een
psychiater-achterwacht aanwezig is voor bijvoorbeeld het uitschrijven van recepten is aannemelijk
en gebruikelijk. Klachtonderdeel 2 slaagt niet.

Klachtonderdeel 3: schending informatieplicht
5.9 Klaagster verwijt de psychiater dat zij pas later in de behandeling hoorde dat hij de
regiebehandelaar was. Zij klaagt niet over zijn rolvervulling. Ter zitting verklaarde de psychiater
dat hij de rol van regiebehandelaar van de klinisch psycholoog had overgenomen, maar dat dit niets
veranderde in de gewone gang van zaken: klaagster bleef onder behandeling van de Gz-psycholoog in
opleiding en zij was voor klaagster het vaste aanspreekpunt; hij was ingeschakeld voor de
medicatieverstrekking en -begeleiding. Verder had hij regelmatig overleg met de Gz-psycholoog in
opleiding over de behandeling van klaagster.

5.10 Strikt genomen had de psychiater klaagster moeten vertellen dat hij haar regiebehandelaar was
geworden. Hij deed dat pas toen er onenigheid ontstond over het opstellen van de door klaagster
gewenste brief (dat was op 10 juli 2023). Naar het oordeel van het college is dit late melden over
het regiebehandelaarschap niet zodanig ernstig dat dit een tuchtrechtelijk verwijt oplevert;
klaagster heeft hiervan geen nadeel ondervonden, en haar behandeling wijzigde ook niet hierdoor.
Klachtonderdeel 3 slaagt dan ook niet.

Klachtonderdeel 4: beëindiging behandelovereenkomst
5.11 Klaagster was al geruime tijd onder behandeling bij E, voor psychologische begeleiding (EMDR
en psychotherapeutische gesprekken) en voor de medicatie was zij korte tijd onder behandeling bij
de psychiater. Uit het medisch dossier blijkt wel dat er tussen de behandelaren is gesproken over
beëindiging van de behandelrelatie, maar daaruit blijkt niet zonneklaar dat dat toen ook besproken
is met klaagster. De eerste keer dat dit volgens het medische dossier net klaagster wordt besproken, is op 5 juli 2023 tijdens een afspraak bij de Gz-psycholoog in opleiding. Vrij snel daarna is er (10 juli 2023) onenigheid/frictie ontstaan over het verzoek van klaagster om een brief over de behandeling. Tijdens de vakantie van de psychiater
heeft klaagster een klacht ingediend bij E. Bij terugkomst van zijn vakantie schrijft de psychiater
op 7 augustus 2023 over een overleg met de Gz-psycholoog in opleiding waarin als beleid is
besproken dat “het dossier wordt afgesloten, zoals eerder met klaagster is besproken.” Op 11
augustus 2023 krijgt klaagster dit te horen in een telefoongesprek met de Gz-psycholoog in
opleiding.

5.12 Het college begrijpt wel dat op medisch-inhoudelijke gronden de behandelingsovereenkomst met
klaagster beëindigd wordt: zij was al twee jaar onder behandeling, maar er werd geen vooruitgang
meer geboekt, mogelijk omdat de strafzaak nog steeds liep. Deze twee elementen: een lopende
strafzaak (waarbij je als benadeelde partij nog “ziek” moet zijn) en een lopende behandeling
(waarbij je “beter” gemaakt moet worden) lopen niet goed samen. Vandaar dat werd besloten dat de
behandeling weer opgepakt zou kunnen worden na afloop van de strafzaak. In het medisch dossier
wordt al op 21 februari 2023 door de toenmalige regiebehandelaar G, geschreven dat de begeleiding
niet langer voortgezet kan worden. “Als medicatie verder geen ingang geeft voor verbetering dan in
verbinding afronden.”
Iets dergelijks schrijft ook de psychiater al op 1 maart 2023 en hij herhaalt
dat (in het medisch dossier) op 28 juni 2023. Uit het medisch dossier blijkt niet dat aan klaagster
toen ook al is verteld dat de behandeling zou worden afgesloten (zolang de strafzaak liep), ook als
de medicatie wel zou aanslaan.

5.13 Op 5 juli 2023 kreeg klaagster weliswaar te horen van de Gz-psycholoog in opleiding dat in
september de behandeling zou worden beëindigd, maar niet is gebleken dat er daarna hierover verder
is gesproken. Pas na terugkomst van de psychiater en na het indienen van de klacht krijgt klaagster
telefonisch van de Gz-psycholoog in opleiding te horen op 11 augustus 2023 dat de behandeling zal
worden gestopt. Het is begrijpelijk dat klaagster deze beëindiging heeft opgevat als een reactie op
haar klacht bij E. Het had op de weg van de psychiater, tevens regiebehandelaar gelegen om na
terugkomst van de vakantie zélf een persoonlijk gesprek met klaagster te organiseren – al dan niet
in aanwezigheid van de Gz- psycholoog in opleiding – over de beëindiging van de behandelrelatie.
Tijdens de zitting heeft de psychiater ook aangegeven dat dat beter was geweest. Maar het is niet
door hem gedaan en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel 4 slaagt dan ook.

Slotsom
5.14 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond zijn en dat
klachtonderdeel 4 gegrond is.

Maatregel
5.15 De wijze waarop de psychiater de beëindiging van de behandelovereenkomst heeft vormgegeven is
niet voldoende zorgvuldig. Dat had beter gekund door klaagster uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek en haar de redenen hiervoor uit te leggen. De psychiater is niet eerder met het tuchtrecht in aanraking gekomen. Voor zijn handelen, of eigenlijk nalaten, past een zakelijke terechtwijzing, namelijk een waarschuwing.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel 4 gegrond;
- legt de psychiater de maatregel op van een waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, L.A.B.M. Wijntjens, lid-jurist,
J.M.C van Dam, C.M. Sonnenberg en F.M.J Bruggeman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C.
Bouman, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.