ECLI:NL:TGZRAMS:2024:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5828
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:81 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-04-2024 |
Datum publicatie: | 12-04-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/5828 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een uroloog. Klager verwijt de uroloog dat zij a) onzorgvuldig gehandeld heeft bij de uitvoering van de vasectomie waardoor het vlies van de rechterzaadleider van klager verkleefd is geraakt met de huid van zijn scrotum, welke verkleving klager pijn en ongemak geeft en b) hem onjuist heeft bejegend door ongepaste uitlatingen te doen. De uroloog heeft verweer gevoerd en het college verzocht klachtonderdeel a ongegrond te verklaren en klachtonderdeel b gegrond te verklaren zonder oplegging van een maatregel. Het college stelt op grond van het operatieverslag (bijlage bij verweerschrift) en de toelichting die de uroloog in haar verweerschrift alsook bij het mondelinge vooronderzoek en op zitting heeft gegeven vast dat de uroloog de vasectomie heeft uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen en protocollen die gelden bij de vasectomie. De uroloog heeft haar excuses aangeboden voor haar uitspraken. Het was niet haar bedoeling om klager ongemak te bezorgen, maar om hem af te leiden van de ingreep. De uroloog beseft dat dergelijke opmerkingen (zie beslissing onder 5.5) niet gepast zijn. Klachtonderdeel a is ongegrond en klachtonderdeel b is gegrond. Het college ziet geen aanleiding meer om de uroloog een maatregel op te leggen. De uroloog heeft erkend dat zij bepaalde uitspraken niet had moeten doen en (herhaaldelijk) haar excuses aangeboden aan klager, zij heeft gereflecteerd op haar eigen handelen. De klacht is besproken binnen de vakgroep urologie van het ziekenhuis en gewezen is op de risico’s van het doen van dergelijke uitspraken. Voor het college is aannemelijk geworden dat de uroloog van dit gevel heeft geleerd en dat zij geen niet-passende uitspraken meer zal doen. Gedeelte geronde klacht zonder oplegging van een maatregel met publicatie. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 12 april 2024 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
uroloog,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de uroloog,
gemachtigden: mr. T.A.M. van den Ende en mr. J.I. Eijpe, beiden werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Op 26 mei 2023 heeft klager in het D een vasectomie ondergaan. De uroloog heeft
deze ingreep verricht. Klager is niet tevreden over de manier waarop de uroloog de
incisie aan de rechterzijde van zijn scrotum heeft gehecht, omdat hij sindsdien pijn-
en spanningsklachten heeft. Daarnaast is hij van mening dat de uroloog ongepaste uitlatingen
heeft gedaan tijdens de ingreep, waarbij hij zich erg ongemakkelijk heeft gevoeld
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 17 juli 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 23 november 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 1 maart 2024. De partijen zijn
verschenen. Klager werd vergezeld door zijn echtgenote en de uroloog werd bijgestaan
door haar gemachtigde mr. T.A.M. van den Ende.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager, geboren in 1995, heeft op 26 mei 2023 een vasectomie ondergaan in het
D. De uroloog heeft de ingreep verricht.
3.2 Klager was niet tevreden over de behandeling en heeft op 5 juni 2023 telefonisch
contact gezocht met het D. Hij is diezelfde dag gezien door een collega van de uroloog.
Bij het lichamelijk onderzoek zag deze collega-uroloog: “rechts: ingetrokken wondje
huid, met bij diepe palpatie een dunne streng vanuit de binnenzijde wond naar het
aan die streng verbonden vas deel. Tractie en palpatie zijn gevoelig”, aldus het medisch
dossier. De collega-uroloog heeft klager geadviseerd het litteken de komende zes weken
voorzichtig maar regelmatig te masseren en daarna een vervolgafspraak te plannen.
3.3 Op 6 juli 2023 had klager een controleafspraak bij de uroloog. Klager heeft zijn
pijnklachten met de uroloog besproken en zij heeft lichamelijk onderzoek gedaan. De
uroloog constateerde dat er nog steeds een wat ingetrokken litteken aan de rechterzijde
van het scrotum te zien was. De uroloog heeft klager uitgelegd dat zijn pijnklachten
kunnen worden opgelost door de verkleving die de intrekking van het litteken veroorzaakt
onder lokale verdoving los te maken. Zij hebben een afspraak gemaakt voor een heringreep
op 20 juli 2023.
3.4 Klager heeft de afspraak voor een nieuwe ingreep afgezegd op 7 juli 2023.
4. De klacht en de reactie van de uroloog
4.1 Klager verwijt de uroloog dat zij:
a) onzorgvuldig heeft gehandeld bij de uitvoering van de ingreep waardoor het vlies
van de rechterzaadleider van klager verkleefd is geraakt met de huid van zijn scrotum,
welke verkleving klager pijn en ongemak geeft;
b) hem onjuist heeft bejegend door ongepaste uitlatingen te doen.
4.2 De uroloog heeft het college verzocht klachtonderdeel a) ongegrond te verklaren en klachtonderdeel b) gegrond te verklaren zonder het opleggen van een maatregel.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de uroloog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende uroloog. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden op het moment van handelen. Klachtonderdeel a) uitvoering
vasectomie 5.2 Klager is tevreden over de incisie die de uroloog aan de linkerkant
van zijn scrotum heeft gemaakt; deze wond is goed geheeld. Hij is echter ontevreden
over de incisie aan de rechterzijde, die overigens hoger zit dan die aan de linkerkant.
Bij het hechten van die incisie is volgens klager ook een stukje vlies van de zaadleider
meegehecht, met als gevolg dat de zaadleider sindsdien te strak wordt aangetrokken.
Klager heeft daarvan nog steeds last; er staat spanning op en hij heeft pijn. Hij
meent dat zijn klachten te wijten zijn aan onzorgvuldig handelen door de uroloog tijdens
het hechten van de wond aan de rechterzijde van het scrotum.
5.3 De uroloog heeft uitgelegd dat de genezing van een litteken bij elke patiënt weer
anders verloopt. Waarom bij klager aan de rechterzijde littekenweefsel is ontstaan,
is met alleen lichamelijk onderzoek niet vast te stellen, maar gezien de lichamelijke
klachten van klager denkt de uroloog dat sprake is van een ingetrokken litteken door
een verkleving. De uroloog heeft de incisie op een gebruikelijke plek gemaakt, ook
al was die hoger gelegen dan de incisie aan de linkerkant. De klachten hadden dus
niet kunnen worden voorkomen en er is volgens de uroloog dan ook geen sprake van onzorgvuldig
medisch handelen.
5.4 Het college stelt op grond van het verslag van de poliklinische operatiekamer
dat zich bij het verweerschrift bevindt en de toelichting die de uroloog in haar verweerschrift
alsook bij het mondelinge vooronderzoek en ter zitting van 1 maart 2024 heeft gegeven
vast dat de uroloog de vasectomie heeft uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen en
protocollen die gelden bij een vasectomie. Klager ondervond direct na de operatie
al pijnklachten en heeft die nog steeds, maar op grond van de hierboven genoemde informatie
kan niet worden geconcludeerd dat de klachten door een fout (of enig verwijtbaar handelen)
van de uroloog zijn veroorzaakt. Dergelijke pijn- en spanningsklachten komen vaker
voor na een vasectomie en kunnen evengoed worden veroorzaakt door een complicatie
die vermijdbaar noch verwijtbaar is. Daarbij merkt het college op dat het zeker niet
ongebruikelijk is dat de incisies aan de linker- en rechterkant zich niet op gelijke
hoogte bevinden, bijvoorbeeld afhankelijk van de positie van de uroloog ten opzichte
van een patiënt en of het links- of rechtshandig zijn van de uroloog. Dit klachtonderdeel
is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel b) bejegening
5.5 Voorafgaand aan en tijdens de ingreep heeft de uroloog opmerkingen gemaakt die
de uroloog aanmerkt als ‘small talk’ om de patiënt op zijn gemak te stellen, maar
die door klager als ongemakkelijk zijn ervaren. Zo heeft de uroloog, volgens klager,
verteld over lingerie van haar dochters, over ongemakkelijke situaties met haar kinderen
als zij gemeenschap heeft met haar echtgenoot en over een gerecht in het buitenland
waarbij een penis werd geserveerd. Ook zou de uroloog hebben gezegd dat zij voor het
vak van uroloog had gekozen ‘zodat mannen naar haar luisteren en doen wat zij zegt’.
Verder beklaagt klager zich erover dat de uroloog met de operatieassistente gesprekken
op luchtige toon voerde.
5.6 De uroloog heeft haar excuses aangeboden voor haar uitspraken. Het was niet haar
bedoeling om klager ongemak te bezorgen, maar om hem af te leiden van de ingreep.
Hoewel zij zich de exacte bewoordingen van haar uitspraken niet meer kan herinneren,
beseft zij dat dergelijke uitingen niet gepast zijn. De uroloog heeft van deze klacht
geleerd en zij zegt niet meer dat soort uitspraken te (zullen) doen. Zij heeft dit
onderdeel van de klacht ook besproken binnen het team in het ziekenhuis zodat ook
anderen daarvan kunnen leren. De uroloog erkent dat dit onderdeel van de klacht gegrond
is, maar verzoekt vanwege deze reflectie en aanpassing van haar gedrag om geen maatregel
op te leggen.
5.7 Het college constateert dat de uroloog ten aanzien van het merendeel van de opmerkingen
die klager haar verwijt, toegeeft dat zij die heeft gemaakt, zij het wellicht in andere
bewoordingen. Voor zover zij ontkent bepaalde uitspraken te hebben gedaan (zoals dat
zij het vak van uroloog zou hebben gekozen om mannen de baas te kunnen zijn), is voor
het college niet vast te stellen wie van beiden gelijk heeft. Dat doet er in feite
ook niet toe omdat tussen partijen vaststaat dat de uroloog meerdere opmerkingen heeft
gemaakt die de privésfeer raken. Deze opmerkingen hebben bij klager tot groot ongemak
en een gevoel van vernedering geleid. Klager verkeerde in een kwetsbare positie, niet
alleen omdat de stap om een vasectomie te ondergaan hem zwaar viel, maar ook vanwege
de gevoelige aard van de vasectomie waarbij hij gedeeltelijk ontkleed op de operatietafel
lag. De uroloog had zich – nadrukkelijk ook zonder dat klager dit liet blijken - moeten
realiseren dat het niet professioneel was om haar privésituatie te betrekken bij de
behandelrelatie. Het is begrijpelijk dat zij klager op zijn gemak heeft willen stellen,
maar dat had zij op andere wijze moeten doen. De uroloog had zich beter bewust moeten
zijn van de kwetsbare positie waarin klager zich bevond en ook had zij zich moeten
onthouden van het voeren van gesprekken op luchtige toon met de assistente (over het
hoofd van klager heen). Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) ongegrond is en dat
klachtonderdeel b) gegrond is.
Maatregel
5.9 Hoewel het college ter dege beseft dat de uroloog voor groot ongemak bij klager
heeft gezorgd met haar opmerkingen, ziet het college geen aanleiding meer om de uroloog
een maatregel op te leggen. Daarbij laat het college meewegen dat de uroloog in deze
procedure heeft erkend dat zij bepaalde uitspraken niet had moeten doen en dat zij
(herhaaldelijk) haar excuses heeft aangeboden aan klager. Bovendien heeft zij gereflecteerd
op haar handelen. Binnen D is naar aanleiding van deze klacht besproken dat het onwenselijk
is als patiënten door ‘small talk’ (zeker met onderwerpen als hierboven genoemd) niet
op hun gemak worden gesteld maar in tegendeel ongemak ervaren. Ook is er binnen de
vakgroep van de uroloog onderzocht hoe door andere urologen wordt omgegaan met het
op het gemak stellen van patiënten. Niet alleen de uroloog is zich er dus van bewust
dat zij niet goed heeft gehandeld, maar zij heeft ook haar collega’s op dit risico
gewezen. Aannemelijk is dan ook dat de uroloog van dit geval heeft geleerd en dat
zij geen niet-passende uitspraken meer zal doen. Gelet hierop is het college van oordeel
dat het opleggen van een maatregel geen redelijk tuchtrechtelijk doel meer dient.
Publicatie
5.10 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere beroepsgenoten mogelijk iets van deze zaak kunnen
leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Medisch
Contact.
Deze beslissing is gegeven door E.P. de Beij, voorzitter, K.M. Volker, lid-jurist,
W.F.R.M. Koch, M.J. Wijffelman en I.J. de Jong, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024.