ECLI:NL:TGZRAMS:2024:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/5735

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:79
Datum uitspraak: 05-04-2024
Datum publicatie: 05-04-2024
Zaaknummer(s): A2024/5735
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een tandarts. De klacht heeft betrekking op de tandheelkundige zorg die verweerder aan klager heeft verleend nadat hij zich bij verweerder had gemeld met de wens om in zijn bovenkaak een vaste prothese te laten plaatsen in plaats van de uitneembare voorziening die hij al had. Verweerder heeft bij klager tien implantaten geplaatst in de bovenkaak en (uiteindelijk) negen in de onderkaak, als basis voor een vaste brugconstructie zowel in de bovenkaak als in de onderkaak. Naar het oordeel van het college heeft klager met het plaatsen van (veel) meer implantaten dan noodzakelijk een ondoelmatige tandheelkundige behandeling uitgevoerd, waarmee hij klager niet alleen onnodig veel klachten en napijn heeft bezorgd, maar klager ook onnodig op kosten heeft gejaagd. Het college rekent het verweerder zwaar aan dat hij in elk geval twee posten aan klager in rekening heeft gebracht die hij niet in rekening had mogen brengen en dat tot aan de zitting is blijven ontkennen. Het college stelt verder vast dat verweerder ernstig tekort is geschoten doordat hij geen uitgebreid vooronderzoek heeft gedaan naar de prothetische situatie in de mond van klager en hoe een nieuwe voorziening vorm te geven. Het college concludeert dat het behandelplan en de informed consent-brief gezien de beoogde behandeling onvolledig zijn en dat klager daaruit niet goed heeft kunnen opmaken welke verwachtingen hij kon hebben en welke maatregelen hij diende te nemen voor en na de behandeling. Hoewel het behandelplan uitgaat van acht implantaten in de bovenkaak, heeft verweerder er tien geplaatst. Verweerder heeft dit zonder overleg met klager gedaan. Dit betekent dat verweerder per operatief is afgeweken van het behandelplan en dat daarvoor derhalve geen informed consent was. Ten slotte stelt het college op basis van de stukken vast dat met name een aantal e-mails van de officemanager van de praktijk van verweerder aan klager onprofessioneel zijn en niet getuigen van een bejegening en empathie die van een professionele zorgverlener verwacht mag worden. Het handelen van de officemanager valt toe te rekenen aan verweerder. Klacht voor het overige ongegrond verklaard. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing met een proeftijd van twee jaar. Kostenveroordeling.

A2023/5735
Beslissing van 5 april 2024


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 5 april 2024 op de klacht van:


A,
wonende in B,
klager,
gemachtigde: mr. M.A.M. de Vries-Meijer, werkzaam te Alkmaar,


tegen


C,
tandarts,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. A. Dekker, werkzaam te Amsterdam.


1. De zaak in het kort
1.1 De klacht heeft – kort gezegd – betrekking op de tandheelkundige zorg die verweerder aan klager heeft verleend nadat hij zich bij verweerder had gemeld met de wens om in zijn bovenkaak een vaste prothese te laten plaatsen in plaats van de uitneembare voorziening die hij al had. Verweerder heeft vervolgens een totaal extractie uitgevoerd van de onderkaak van klager en in totaal 18 implantaten geplaatst (10 in de bovenkaak, 8 in de onderkaak) om twee bruggen op te vervaardigen. Daarna volgde een periode van telkens terugkerende klachten en defecten aan de bruggen. Verweerder heeft telkens getracht deze klachten te verhelpen, nieuwe (tijdelijke) bruggen geplaatst en een extra implantaat geplaatst in de onderkaak van klager. Toen dit allemaal niet bleek te helpen, heeft klager het E geraadpleegd, dat heeft geconcludeerd dat verweerder niet volgens de regelen der kunst heeft gehandeld. Klager heeft vervolgens een klacht ingediend bij het college.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 15 juni 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het aanvullende verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 9 november 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het tweede aanvullende verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van (de gemachtigde van) klager van 5 december 2023, binnengekomen op 7 december 2023, met als bijlage productie 9;
- de brief van (de gemachtigde van) klager van 22 januari 2024, binnengekomen op 24 januari 2024, met als bijlage productie 10.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 23 februari 2024. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht, waarbij verweerder gebruik heeft gemaakt van een ter zitting aanwezige tolk. De gemachtigde van klager heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.


3. De feiten
3.1 Klager, geboren op 21 maart 1980, is sinds 2019 patiënt bij F in D. Verweerder is sinds 2001 werkzaam als tandarts en sinds 2010 ook in Nederland. Verweerder is directeur van een aantal tandarts- en implantologiepraktijken, waaronder F in Nederland.

3.2 Bij klager is in maart 2021 een totaal extractie van de bovenkaak uitgevoerd gevolgd door het vervaardigen van een immediaat bovenprothese. Deze behandelingen zijn bij een andere tandartspraktijk dan F uitgevoerd. In de onderkaak heeft hij zijn eigen tanden behouden. Op 1 april 2021 heeft klager F bezocht voor een consult bij verweerder. Verweerder heeft tijdens het consult bij de bovenkaak van klager een ernstig geresorbeerde processus en uitgezakte sinussen gediagnosticeerd. In de onderkaak van klager was sprake van gegeneraliseerde adulte parodontitis met pockets van 6-8 mm, gegeneraliseerd horizontaal botverlies en furcatieproblematiek. Verweerder heeft aan klager voorgesteld om de elementen van de onderkaak te extraheren en zowel in de bovenkaak als in de onderkaak acht implantaten met zirconia oxide abutments en bruggen te plaatsen. Een en ander is genoteerd in een behandelplan van 1 april 2021. Klager heeft voor de behandeling een informed consent en een begroting getekend.

3.3 Op 15 april 2021 heeft de behandeling plaatsgevonden. Daarbij heeft verweerder in de bovenkaak tien implantaten geplaatst en in de onderkaak acht. De implantaten zijn ‘uit de hand’ geplaatst en dus niet met gebruikmaking van een boormal. Daarnaast heeft verweerder boven en onder abutments en acryl noodbruggen geplaatst. De twee extra
implantaten in de bovenkaak zijn door verweerder niet aan klager in rekening gebracht omdat deze niet waren afgesproken.

3.4 Na de behandeling op 15 april 2021 heeft klager regelmatig contact gehad met verweerder, voor de gebruikelijke nazorg en vanwege pijn-/irritatieklachten en defecten aan de noodbruggen. Klager is hier telkens voor behandeld door verweerder en een enkele keer door een collega. Op 2 september 2021 is er een conventionele afdruk gemaakt van beide kaken en op 23 september 2021 zijn de definitieve bruggen geplaatst. In de periode die hierop volgde heeft klager wederom regelmatig contact gehad met verweerder, omdat er problemen waren met de bruggen. In verband met aanhoudende klachten zijn in die periode tweemaal nieuwe tijdelijke bruggen geplaatst. Op 9 maart 2022 zijn nieuwe definitieve bruggen geplaatst. Daarna volgde weer een periode van aanhoudende klachten, waarna op 18 mei 2022 opnieuw een tijdelijke brug is geplaatst. Op 2 juni 2022 heeft verweerder in de onderkaak van klager een extra (negende) implantaat geplaatst omdat de positie van de implantaten invloed had op de vorm van de brug, waarna op 14 juni 2022 een nieuwe tijdelijke brug werd geplaatst. Op 14 september 2022 is voor de derde keer een definitieve brug geplaatst. Ook met deze derde definitieve brug had klager problemen. In november en december 2022 zijn opnieuw tijdelijke bruggen geplaatst en op 13 januari 2023 is voor de vierde keer een definitieve brug geplaatst.

3.5 Omdat klager nog altijd klachten ondervond van de bruggen, heeft hij op 28 februari 2023 het E benaderd voor een consult. Prof. G van het E heeft op 15 maart 2023 een aantal conclusies geformuleerd die er kort gezegd op neer komen dat verweerder volgens het E niet volgens de regelen der kunst heeft gehandeld.

3.6 Klager heeft zich later gewend tot de H in I. Uit het behandelplan van 15 januari 2024 van die kliniek blijkt dat daar werd vastgesteld dat de positie van de implantaten het niet mogelijk maakt om een goed functionerende supra-structuur te plaatsen in boven- en onderkaak. Er zijn daar een aantal voorstellen gedaan waarbij onder andere gesproken wordt van verwijdering van implantaten en herimplantatie.


4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 De klachten uit het klaagschrift en het aanvullend klaagschrift samengevoegd, verwijt klager verweerder dat hij:
a) bij klager een ondoelmatige tandheelkundige behandeling heeft uitgevoerd;
b) bij klager zonder noodzaak het ondergebit heeft geëxtraheerd;
c) het uitvoeren van de behandeling bij klager niet volgens de regelen der kunst heeft gedaan;
d) behandelingen heeft gedeclareerd aan klager die niet zijn uitgevoerd;
e) kosten heeft gedeclareerd aan klager die hij niet had mogen declareren;
f) een behandeling bij klager heeft uitgevoerd zonder diens informed consent en op basis van een onvolledig behandelplan; en
g) bedreigende en beledigende uitingen heeft gedaan via de e-mail.

4.2 Verweerder heeft het college primair verzocht klager niet ontvankelijk te verklaren, maar dat verzoek is ter zitting ingetrokken. Verweerder heeft het college voorts verzocht de klacht van klager ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerder als tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Klachtonderdeel a): ondoelmatige tandheelkundige behandeling
5.2 Klager verwijt verweerder dat hij onnodig veel implantaten heeft geplaatst in zijn onder- en bovenkaak. Verweerder heeft bij klager tien implantaten geplaatst in de bovenkaak en (uiteindelijk) negen in de onderkaak, als basis voor een vaste brugconstructie zowel in de bovenkaak als in de onderkaak.

5.3 Verweerder heeft met zijn verklaring waarom hij zoveel implantaten heeft geplaatst bij klager (een vaste brug, meer stabiliteit, voldoende bot), het college niet kunnen overtuigen van de doelmatigheid daarvan. Dat het gezien de omstandigheden mógelijk was om bij klager acht of meer implantaten te plaatsen in beide kaken, zoals verweerder stelt, maakt nog niet dat dat dan ook een doelmatige tandheelkundige behandeling is. Een vaste brug kan doorgaans zonder problemen op minder implantaten worden bevestigd. Ook anderszins heeft het college de doelmatigheid van deze hoeveelheid implantaten niet kunnen vaststellen.

5.4 Naar het oordeel van het college heeft klager met het plaatsen van (veel) meer implantaten dan noodzakelijk een ondoelmatige tandheelkundige behandeling uitgevoerd, waarmee hij klager niet alleen onnodig veel klachten en napijn heeft bezorgd, maar klager ook onnodig op kosten heeft gejaagd.

5.5 Het college acht dit klachtonderdeel a) gegrond.

Klachtonderdeel b): onnodige extractie ondergebit
5.6 Klachtonderdeel b) betreft het verwijt van klager aan verweerder dat hij zonder noodzaak een totaal extractie heeft uitgevoerd van de onderkaak. Klager stelt dat hij niet die wens zou hebben geuit en dat deze totaal extractie pas aan de orde kwam toen verweerder hem vertelde dat met een constructie op implantaten in de boven- en onderkaak een beter resultaat bereikt zou worden. Klager stelt dat als hij had geweten van de risico’s en de gevolgen van de totaal extractie van zijn onderkaak, dat hij voor behoud van zijn ondergebit zou hebben gekozen.

5.7 Het college stelt op basis van de stukken vast dat een totaal extractie van het ondergebit, gelet op de parodontale conditie ervan, op zichzelf niet ondoelmatig lijkt. Daarnaast is het college, noch uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, gebleken dat klager daar tegen was. Uit de stukken blijkt juist dat hij zich wel kon vinden in implantologie voor (ook) de onderkaak. Een parodontale behandeling van het ondergebit wilde hij niet ondergaan.

5.8 Het college acht klachtonderdeel b) ongegrond.

Klachtonderdeel c): niet volgens de regelen der kunst gehandeld
5.9 Klager verwijt verweerder dat hij de behandeling niet volgens de regelen der kunst heeft uitgevoerd. Het college overweegt naar aanleiding van dit klachtonderdeel het volgende.

5.10 Een gedegen voorbereiding met een zogenaamde top-down planning door de tandarts is cruciaal voor een goede plaatsing van implantaten. Zo dient volgens de huidige professionele standaard, voorafgaand aan een dergelijk uitgebreid behandeltraject, een analyse plaats te vinden van mondonderzoek, parodontale aspecten, beetregistratie, lichtfoto’s, een CBCT-scan en passen van een proefopstelling. Pas daarna kan een definitief plan worden opgesteld en de mogelijkheid van een uitneembare- of vaste voorziening worden bepaald. De positie van de op te stellen tanden en kiezen is namelijk leidend voor de richting en positie van de implantaten. Voor een optimale positionering van de implantaten is een boormal noodzakelijk. Uit de stukken blijkt niet dat dit alles is gedaan door verweerder. Er zijn slechts een röntgenfoto (OPT) en gipsmodellen gemaakt voorafgaand aan de behandeling. De implantaten zijn uit de hand geplaatst. Volgens verweerder heeft het laboratorium een occlusieanalyse gemaakt, maar dit is niet in het dossier opgenomen. Het college kan daarom niet vaststellen dat dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

5.11 Het college stelt vast dat verweerder ernstig tekort is geschoten doordat hij geen uitgebreid vooronderzoek heeft gedaan naar de prothetische situatie in de mond van klager en hoe een nieuwe voorziening vorm te geven. Het college kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder gefocust was op het plaatsen van de implantaten zonder zich af te vragen hoe daarop een adequate constructie wat betreft functie en comfort voor de
patiënt gerealiseerd kon worden. Verweerder heeft daarmee niet volgens de huidige regelen der kunst gehandeld.

5.12 Klachtonderdeel c) is gegrond.

Klachtonderdeel d): niet uitgevoerde behandeling gedeclareerd
5.13 Klager verwijt verweerder dat hij een sinuslift heeft gedeclareerd die volgens klager niet heeft plaatsgevonden. Deze sinuslift staat vermeld in het medisch dossier als verrichting zonder nadere informatie over locatie en gebruikte materialen. Het is voor het college op basis van de OPT niet mogelijk om vast te stellen of deze ingrepen wel of niet hebben plaatsgevonden in de genoemde kaakholtes. Om deze reden, en gelet op de summiere onderbouwing van dit klachtonderdeel, gaat het college ervan uit dat deze sinuslift is uitgevoerd en terecht is gedeclareerd.

5.14 Klachtonderdeel d) is ongegrond.

Klachtonderdeel e): kosten gedeclareerd die niet gedeclareerd hadden mogen worden
5.15 Klager stelt dat verweerder kosten aan hem in rekening heeft gebracht die hij niet in rekening had mogen brengen.

5.16 Tandartsen kunnen twee soorten posten aan patiënten in rekening te brengen. Eén voor de behandeling, die bestaat uit een of meerdere verrichtingen, die elk een prestatiecode hebben die is vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De andere post betreft de materiaal- en techniekkosten die sommige behandelingen met zich meebrengen. Als er materiaal- en techniekkosten zijn berekend, dienen deze apart op de nota te worden vermeld. Van deze kosten moet de tandarts desgevraagd de inkoopfactuur van de gefactureerde materialen en techniekwerken overleggen.

5.17 De twee laatste posten op de nota die klager van verweerder heeft ontvangen à
€ 1.700,-- (“Toeslag zirkonium BK” en “Toeslag zirkonium OK”) vallen niet binnen de prestatiecodes van de NZa. Evenmin blijkt uit de onderliggende facturen van het J dat deze kosten aan verweerder in rekening zijn gebracht. Het college concludeert dat deze kosten door verweerder onterecht aan klager in rekening zijn gebracht. Pas ter zitting heeft verweerder dit erkend.

5.18 Of verweerder daarnaast – zoals klager stelt – een te hoog bedrag aan techniekkosten aan klager in rekening heeft gebracht, kan het college – bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing – niet vaststellen. De berekening die klager in het aanvullend klaagschrift terzake heeft gemaakt kan het college niet volgen.

5.19 Het college rekent het verweerder zwaar aan dat hij in elk geval twee posten aan klager in rekening heeft gebracht die hij niet in rekening had mogen brengen en dat tot aan
de zitting is blijven ontkennen. Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat tandartsen hun behandelingen correct in rekening brengen.

5.20 Het college acht klachtonderdeel e) daarom gegrond.

Klachtonderdeel f): geen informed consent en een onvolledig behandelplan
5.21 Klager verwijt verweerder dat hij bij klager een behandeling heeft uitgevoerd zonder diens informed consent en op basis van een onvolledig behandelplan. Uit de stukken blijkt dat verweerder een behandelplan heeft gemaakt, met datum 1 april 2021. Hierin worden de wensen van klager, de bevindingen en diagnose van verweerder en een behandelvoorstel kort beschreven. Het behandelvoorstel gaat uit van acht implantaten in de bovenkaak, en extracties en het plaatsen van eveneens acht implantaten in de onderkaak, beide met plaatsing van “provisional” (tijdelijke) bruggen. Het behandelplan bevat verder geen gegevens over een vooronderzoek of over de uiteindelijk te plaatsen prothetische voorziening. Evenmin is hierin opgenomen wat de prognose is van wat klager kan en mag verwachten van het uiteindelijke resultaat.

5.22 Voorts heeft klager een informed consent-brief en een begroting ondertekend. De informed consent-brief beschrijft in algemene bewoordingen en met opengelaten opties “kroon- en brugwerk incl. Extracties”. Er ontbreekt een precieze beschrijving van de daadwerkelijke beoogde behandeling, de alternatieven en de voor- en nadelen en risico’s van de behandeling. Evenmin zijn er aanwijzingen opgenomen met betrekking tot de vereiste mondhygiëne.

5.23 Het college concludeert dat het behandelplan en de informed consent-brief gezien de beoogde behandeling onvolledig zijn en dat klager daaruit niet goed heeft kunnen opmaken welke verwachtingen hij kon hebben en welke maatregelen hij diende te nemen voor en na de behandeling.

5.24 Hoewel het behandelplan uitgaat van acht implantaten in de bovenkaak, heeft verweerder er tien geplaatst. Verweerder heeft dit zonder overleg met klager gedaan. Uit coulance zijn de twee extra implantaten in de bovenkaak niet in rekening gebracht bij klager, aangezien deze twee extra implantaten niet waren afgesproken, aldus verweerder. Dit betekent dat verweerder per operatief is afgeweken van het behandelplan en dat daarvoor derhalve geen informed consent was.

5.25 Het college overweegt dat een helder en volledig behandelplan en een informed consent dat duidelijk maakt voor een patiënt wat hem te wachten staat en wat er van hem verwacht wordt essentieel is en verwacht mag worden van een redelijk handelend en bekwame tandarts. Verweerder heeft daar niet aan voldaan.

5.26 Klachtonderdeel f) is daarom gegrond.

Klachtonderdeel g): bedreigende en beledigende uitingen per e-mail
5.27 Klager stelt dat hij zich in het emailverkeer dat tussen hem en (de praktijk van) verweerder in de loop van de tijd heeft plaatsgevonden, regelmatig onheus bejegend heeft gevoeld. De e-mails kwamen op klager bedreigend en beledigend over.

5.28 Het college stelt op basis van de stukken vast dat met name een aantal e-mails van de officemanager van de praktijk van verweerder aan klager onprofessioneel zijn en niet getuigen van een bejegening en empathie die van een professionele zorgverlener verwacht mag worden. Het handelen van de officemanager valt toe te rekenen aan verweerder. Verweerder heeft aangegeven de officemanager hierop te hebben aangesproken.

5.29 Het college overweegt dat vertrouwen tussen tandarts en patiënt een belangrijke basis vormt voor een geslaagde behandeling. Het is de taak van verweerder erop toe te zien dat dit vertrouwen niet beschadigd wordt. Zeker toen klager verweerder op de hoogte stelde van de toon van de e-mails van de officemanager, had hij direct in moeten grijpen en moeten pogen het vertrouwen van klager te herstellen. Dat heeft verweerder nagelaten. Het college acht dat tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.30 Klachtonderdeel g) is daarom gegrond.

Slotsom
5.31 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdelen a), c), e), f) en g) gegrond zijn en de andere klachtonderdelen ongegrond.

Maatregel
5.32 Aan verweerder zal de maatregel van voorwaardelijke schorsing van een jaar worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder heeft, nog afgezien van de hoge kosten, enorme en blijvende gevolgen voor verweerder. Uit het bovenstaande blijkt dat verweerder in vele opzichten niet de zorg heeft verleend die van hem als redelijk bekwame en redelijk handelend tandarts verwacht mocht worden. Verweerder heeft zich daarbij nauwelijks toetsbaar opgesteld en geen blijk gegeven van enig inzicht in wat hij fout heeft gedaan en beter had kunnen doen. Het college rekent dat verweerder zwaar aan en ziet noodzaak voor verweerder om alsnog tot dat inzicht te komen. Hij dient zich te vergewissen van de protocollen en standaarden die de problemen waarin klager terecht gekomen is, kunnen voorkomen. Het college acht de genoemde maatregel daarom passend.

Publicatie
5.33 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere tandartsen mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

Kostenveroordeling
5.34 Klager heeft verzocht verweerder te veroordelen in de kosten die hij heeft gemaakt in deze procedure. Een kostenveroordeling is mogelijk als het college de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt. Gezien de aard en de ernst van de klacht zal het college het verzoek om kostenveroordeling toewijzen, met een wegingsfactor van 1,5.
Daarbij hanteert het college – volgens de op de website van de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg gepubliceerde Oriëntatiepunten – de volgende forfaitaire bedragen:
- reiskosten klager mondeling vooronderzoek: € 50,-- (reisafstand enkele reis meer dan 50 km);
- reiskosten klager zitting: € 50,-- (reisafstand enkele reis meer dan 50 km);
(de reiskosten van de gemachtigde van klager komen niet voor vergoeding in aanmerking);
- € 2.686,50 voor juridische bijstand (1 punt voor het klaagschrift, 1 punt voor het mondeling vooronderzoek en 1 punt voor de zitting x tarief € 597,-- x wegingsfactor van 1,5).

5.35 Het door klager betaalde griffierecht van € 50,-- zal volgens de wet worden terugbetaald door het college, omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard. Dat hoeft de tandarts dus niet te vergoeden.


6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a), c) en e) tot en met g) gegrond;
- schorst de bevoegdheid van verweerder om de aan de inschrijving in het register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van één jaar;
- beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college later anders mocht bepalen omdat beklaagde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als tandarts behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt;
- bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden;
- bepaalt dat de proeftijd uitsluitend loopt gedurende de periode dat verweerder in het register is ingeschreven en bevoegd is de daaraan verbonden bevoegdheden uit te oefenen;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de hierboven vastgestelde kosten van klager van in totaal
€ 2.786,50;
- veroordeelt verweerder dit bedrag – nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden – te voldoen op de bankrekening van klager, binnen vier weken nadat deze hem schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop het bedrag kan worden gestort heeft laten weten;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tandartsentijdschrift NT Dentz.


Deze beslissing is gegeven door:
P.M.E. Bernini, voorzitter,
C.C.B.M. van Kimmenade, lid-jurist, H.C. van Renswoude, E.C.L. Fritschy, en H.W. Luk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ’t Nedereind, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.