ECLI:NL:TGZRAMS:2024:77 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6254

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:77
Datum uitspraak: 05-04-2024
Datum publicatie: 05-04-2024
Zaaknummer(s): A2023/6254
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klager een brug geplaatst. Klager verwijt de tandarts dat hij heeft gezegd dat het niet mogelijk was om een implantaat te plaatsen, dat de brug is losgekomen en dat de tandarts niet goed heeft gehandeld toen klager zei dat de brug los zat. Voor het college is goed te volgen dat de tandarts heeft geconcludeerd dat de keuze voor een nieuwe kroon met dummy op implantaat 41 de voorkeur genoot boven het plaatsen van een nieuw implantaat ter plaatse van de 42. Zoals het college op basis van de röntgenfoto zelf ook heeft kunnen vaststellen, is er weinig ruimte tussen element 42 en de naastgelegen elementen en is er sprake van botafbraak. Hierdoor was er zowel in de lengte als in de breedte weinig ruimte voor een implantaat. Het plaatsen van een implantaat was in dit geval daarom beslist niet de beste behandeloptie geweest. De tandarts heeft klager meerdere keren gezien met klachten van een losse brug. Tijdens deze contacten is er steeds onderzoek gedaan en het is dan ook niet aannemelijk dat klager elke keer binnen een minuut weer buiten stond. Uit de stukken blijkt ook dat steeds binnen een redelijke termijn gereageerd is op de telefoontjes en e-mails van klager. Het college begrijpt dat het heel vervelend voor klager is dat de brug enkele malen los is gekomen, maar dit kan de tandarts niet tuchtrechtelijk worden verweten. Klacht ongegrond verklaard.

A2023/6254
Beslissing van 5 april 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 5 april 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klager,

tegen

C,
tandarts,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. M. Christe, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 De tandarts heeft bij klager een brug geplaatst. Klager verwijt de tandarts dat hij heeft gezegd dat het niet mogelijk was om een implantaat te plaatsen, dat de brug is losgekomen en dat de tandarts niet goed heeft gehandeld toen klager zei dat de brug los zat.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 september 2023;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klager van 21 december 2023, binnengekomen op 28 december, met als bijlage twee e-mails van de opvolgend tandarts van klager;
- de e-mail van 2 januari 2024 van de gemachtigde van de tandarts met de digitale röntgenfoto’s;
- de brief van de gemachtigde van de tandarts van 5 februari 2024, binnengekomen op 7 februari 2024, met een tandheelkundig advies van D.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. 2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 23 februari 2024. De partijen zijn verschenen. De tandarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de tandarts heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. De feiten
3.1 Op 30 januari 2023 is klager bij de mondhygiënist geweest voor een consult en een gebitsreiniging. Hierbij werd vastgesteld dat het tandvlees van klager ontstoken was. De mondhygiënist heeft op de patiëntenkaart van klager onder meer genoteerd dat element 42 (de snijtand in de onderkaak rechts, naast de hoektand) mobiel was en dat er sprake was van diepe pockets. Bij element 42 was een pocket van 5 mm gemeten en bij element 41 een pocket van 8 mm.

3.2 Op 2 februari 2023 kwam klager voor het eerst op consult bij de tandarts in verband met pijnklachten bij element 42. Klager had al een implantaat op element 41 en hij wilde nu ook graag een implantaat ter plaatse van element 42. De tandarts voerde een tandheelkundig onderzoek uit en liet een röntgenfoto maken.

3.3 De tandarts legde vervolgens aan klager uit dat het niet mogelijk was om een implantaat op element 42 te plaatsen, omdat hier onvoldoende ruimte voor was. De tandarts besprak met klager welke behandelopties wel mogelijk waren. De eerste optie was een uitneembare voorziening. Hierbij zou de 42 worden verwijderd en zou een plaatje worden geplaatst, met daarnaast een paradontale behandeling door de mondhygiënist. De tweede behandeloptie was om element 42 te verwijderen en een brug met cantilever te maken op het bestaande implantaat. Een cantilever-brug is een brug die aan één kant geen pijler aan het uiteinde heeft. De brug eindigt dan dus met een zogenaamde zwevende dummy. In dit geval zou het gaan om het plaatsen van een tweedelige brug met een kroon op de 41 (de pijler) en een dummy (42). Klager koos voor de tweede behandeloptie.

3.4 Op 23 februari 2023 vond het eerste deel van de behandeling plaats. De tandarts heeft element 42 verwijderd en de bestaande kroon op het implantaat 41 doorslepen (verwijderd). In het implantaat ter plaatse van de 41 was het abutment geschroefd en het schroefgat was met cement bedekt. De tandarts heeft een afdruk genomen voor het maken van de brug en een noodvoorziening geplaatst.

3.5 Op 16 maart 2023 heeft de tandarts de cantilever-brug geplaatst. Omdat er die dag in de tandartsenpraktijk een technisch probleem was met de schudmachine van het glasionomeercement, heeft de tandarts de kroon met een tijdelijk cement (Temp-Bond) vastgezet.

3.6 Op 23 maart 2023 kwam klager terug bij de tandarts. Klager zei dat hij bij het eten op zijn lip beet en hierdoor zweertjes in zijn mond kreeg. Hij zei dat dit kwam doordat de brug los zat en de dummy iets naar voren stak. De tandarts controleerde de brug en constateerde geen beweging. Verder stelde de tandarts vast dat het wondje op de lip meer in de regio van de elementen 43 en 45 zat.

3.7 Later die dag stuurde klager een e-mail naar de tandartsenpraktijk met de vraag of de mal er nog was, omdat hij de indruk had dat de brug naar voren was verschoven. Hij vroeg of de brug opnieuw kon worden geplaatst. Op 24 maart 2023 antwoordde de baliemedewerkster dat de mal er niet meer was en dat klager andere vragen met de tandarts kon bespreken. Hiervoor werd een nieuwe afspraak gemaakt.

3.8 Op 29 maart 2023 was de volgende afspraak bij de tandarts. De tandarts constateerde dat de brug inderdaad los zat en een beetje naar voren (labiaal) was verschoven. De tandarts verwijderde de brug en zette hem vast met Fuji glasionomeercement, een sterkere lijm.

3.9 Op 26 april 2023 wendde klager zich opnieuw tot de praktijk omdat de brug los zat. Klager is die dag gezien door een collega van de tandarts. De collega-tandarts heeft de brug opnieuw vastgezet.

3.10 Op 24 mei 2023 kwam klager weer bij de tandarts, omdat hij dacht dat de brug weer was losgekomen. De tandarts controleerde de brug en constateerde dat de brug niet los zat.

3.11 Op 31 juli 2023 had klager een afspraak bij een collega-tandarts en de mondhygiëniste. Op de patiëntenkaart is genoteerd dat klager blij was met de nieuwe brug.

3.12 Op 4 september 2023 sprak klager het antwoordapparaat van de tandartsenpraktijk in met de boodschap dat hij weer een losse brug had. De collega-tandarts belde klager terug en plande een nieuwe afspraak bij de tandarts in op 13 september 2023.

3.13 Op 5 september 2023 ging klager naar een andere tandarts (hierna: de opvolgend tandarts) voor een second opinion. De opvolgend tandarts verwijderde de brug en constateerde dat het schroefje van het abutment los zat. De opvolgend tandarts heeft het schroefje vastgezet en de brug weer teruggeplaatst. Hierna heeft klager geen last meer gehad van een losse brug. Tot op heden functioneert de brug en heeft klager geen klachten meer gehad aan de brug.

3.14 Op 6 september 2023 mailde klager naar de tandartsenpraktijk dat hij zich wilde uitschrijven en dat hij ontevreden was. In een tweede mail die dag meldde hij dat hij een klacht wilde indienen bij het tuchtcollege. Op 7 september 2023 mailde hij dat er volgens de opvolgend tandarts wel ruimte voor een implantaat was geweest en dat hij zich misleid voelde.

3.15 Op 12 september 2023 heeft de tandarts een e-mail aan klager gestuurd, waarin hij onder meer schrijft dat hij de frustratie van klager begrijpt, omdat de brug twee keer is losgekomen, maar dat dat niet betekent dat de behandeling onjuist is geweest.

4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Klager verwijt de tandarts:
a) dat hij klager verkeerd heeft voorgelicht over het niet kunnen plaatsen van een implantaat;
b) dat hij een constructie met een kroon en een dummy heeft gemaakt die zes maanden lang heeft losgezeten;
c) dat hij heeft gezegd dat beweging nu eenmaal normaal is;
d) dat klager zes maanden lang op hetzelfde plekje op zijn tong heeft gebeten, doordat de brug naar voren stak en dat de tandarts ontkende dat het door de brug kwam;
e) dat klager zes keer vruchteloos is langs geweest, altijd na een minuut weer buiten stond en tweemaal vergeefs via de mail en telefoon heeft geklaagd;
f) dat hij de brug niet heeft verwijderd om te kijken wat de oorzaak was van het losraken van de brug;
g) totale onkunde en volkomen desinteresse.

4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
 

Klachtonderdeel a) voorlichting dat geen implantaat kon worden geplaatst
5.2 Volgens klager heeft de tandarts ten onrechte gezegd dat het niet mogelijk was om een implantaat te plaatsen. Klager heeft een schriftelijke verklaring van de opvolgend tandarts overgelegd, waarin deze schrijft dat er volgens hem wel ruimte was geweest voor het plaatsen van een klein implantaat.

5.3 De tandarts heeft toegelicht dat hij op de röntgenfoto zag dat er sprake was van botafbraak tot de wortelpunt van element 42 en dat het implantaat van de 41 dicht tegen de 42 aan zat. Op basis van de bevindingen bij het tandheelkundig onderzoek en de röntgenfoto stelde hij vast dat element 42 een slechte prognose had vanwege de parodontale situatie en een ongunstige plaatsing van het implantaat op de 41. Hij concludeerde dat het daarom goed was om element 42 te verwijderen, ook vanwege de pijnklachten die klager had. Op basis van de röntgenfoto concludeerde hij verder dat de ruimte te klein was voor het plaatsen van een implantaat ter plaatse van de 42. Op verzoek van de tandarts heeft D op 1 februari 2024 een tandheelkundig advies uitgebracht. Hij schrijft hierin onder meer dat hij zich kan voorstellen dat er te weinig ruimte was voor het plaatsen van een implantaat, omdat de ruimte op het niveau van de wortels smal is en hij vermoed dat er in verticale zin, na verlies van een parodontaal verzwakt element, ook weinig botvolume zal zijn.

5.4 Voor het college is goed te volgen dat de tandarts heeft geconcludeerd dat de keuze voor een nieuwe kroon met dummy op implantaat 41 de voorkeur genoot boven het plaatsen van een nieuw implantaat ter plaatse van de 42. Het college volgt hierin het advies van D. Zoals het college op basis van de röntgenfoto van 2 februari 2023 zelf ook heeft kunnen vaststellen, is er weinig ruimte tussen element 42 en de naastgelegen elementen en is er sprake van botafbraak. Hierdoor was er zowel in de lengte als in de breedte weinig ruimte voor een implantaat. Het plaatsen van een implantaat was in dit geval daarom beslist niet de beste behandeloptie geweest.

5.5 Dit betekent dat klachtonderdeel a) ongegrond is.

Klachtonderdeel b) tot en met f) losraken van de brug en de acties van de tandarts
5.6 De klachtonderdelen b) tot en met f) gaan over de meldingen van klager dat de brug los zat en hoe de tandarts hierop heeft gereageerd. Vanwege de samenhang zullen deze klachtonderdelen gezamenlijk worden besproken.

5.7 Klager is na het plaatsen van de brug meerdere keren teruggekomen bij de tandarts of een collega-tandarts, met klachten van een losse brug. Vaststaat dat de brug driemaal is losgekomen: op 29 maart 2023, 26 april 2023 en begin september 2023. Volgens de tandarts heeft hij tijdens de andere contactmomenten wel onderzocht of de brug los zat, en dit is ook niet weersproken door klager, maar constateerde hij dat er geen beweging zat in de brug. Het college heeft op basis van de stukken en op basis van wat besproken is tijdens de zitting niet kunnen vaststellen dat de brug op de andere contactmomenten los zat. Het college kan dan ook niet vaststellen dat de brug bij klager zes maanden lang heeft losgezeten.

5.8 De tandarts ontkent dat hij heeft gezegd dat beweging van de brug normaal is. Hij zegt dat hij na het plaatsen van de brug op 16 maart 2023 wel aan klager heeft uitgelegd dat de brug mogelijk los kon komen, omdat de brug toen met een tijdelijke lijm was vastgezet. Klager en de tandarts hebben dus verschillende lezingen over wat er is gezegd en het college kan niet bepalen welke versie de juiste is. Nu er niet kan worden vastgesteld wat er precies is gezegd, kan het college ook niet beoordelen of de tandarts een onjuiste uitspraak heeft gedaan.

5.9 Voor het college is navolgbaar dat de tandarts ervan uitging dat de brug de eerste keer, op 29 maart 2023, is losgeraakt omdat in eerste instantie een minder sterke lijm is gebruikt. De tandarts heeft toegelicht dat hij de brug tijdens die afspraak heeft verwijderd en gecontroleerd heeft of het abutment vastzat door te tikken op het implantaat. De schroef in het abutment heeft hij niet aangeraakt, omdat die met oud cement was bedekt. De andere keren dat de tandarts klager terugzag, heeft de tandarts niet geconstateerd dat de brug los zat en was er dan ook geen reden om de brug te verwijderen om nader onderzoek te doen. De tweede keer dat de brug is losgeraakt, is klager gezien door een collega-tandarts. Toen de brug voor de derde keer loskwam, is klager naar een andere tandarts gegaan en kon de tandarts dus ook geen onderzoek doen naar de oorzaak van het losraken van de brug.

5.10 Klager verwijt de tandarts ook dat hij zes maanden lang op een plekje op zijn tong heeft gebeten en dat dit door de brug kwam. Uit de patiëntenkaart blijkt dat klager op 23 maart 2023 heeft gemeld dat hij een wondje in zijn mond had. De tandarts heeft genoteerd dat het wondje niet op de plek van de brug zat, maar in de buurt van de elementen 43 en 45. Volgens de tandarts heeft klager verder nooit gemeld dat hij een wondje had. Op basis van de stukken kan het college niet vaststellen dat klager vaker last heeft gehad van wondjes in zijn mond en dat er een relatie was met de brug.

5.11 De tandarts heeft klager meerdere keren gezien met klachten van een losse brug. Tijdens deze contacten is er steeds onderzoek gedaan en het is dan ook niet aannemelijk dat klager elke keer binnen een minuut weer buiten stond. Uit de stukken blijkt ook dat steeds binnen een redelijke termijn gereageerd is op de telefoontjes en e-mails van klager. Het college begrijpt dat het heel vervelend voor klager is dat de brug enkele malen los is gekomen, maar dit kan de tandarts niet tuchtrechtelijk worden verweten.

5.12 De klachtonderdelen b) tot en met f) zijn daarom ongegrond.

Klachtonderdeel g) totale onkunde en desinteresse
5.13 Klager heeft niet onderbouwd waarom hij vindt dat de tandarts totaal onkundig is en geen interesse heeft getoond, anders dan door wat hij bij de andere klachtonderdelen naar voren heeft gebracht. Het college heeft hierboven geoordeeld dat deze andere klachtonderdelen ongegrond zijn. Hieruit blijkt naar het oordeel van het college niet dat de tandarts geen interesse heeft getoond, maar dat hij juist steeds gereageerd heeft op de meldingen van klager over een losse brug. Uit de stukken en tijdens de zitting is het college ook niet gebleken dat de tandarts niet over voldoende deskundigheid zou beschikken.

5.14 Klachtonderdeel g) is daarom ook ongegrond.

Slotsom

5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door P.M.E. Bernini, voorzitter,
C.C.B.M. van Kimmenade, lid-jurist, H.C. van Renswoude, E.C.L. Fritschy, en H.W. Luk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.