ECLI:NL:TGZRAMS:2024:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5848

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:71
Datum uitspraak: 29-03-2024
Datum publicatie: 29-03-2024
Zaaknummer(s): A2023/5848
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft bij klaagster een borstsparende operatie uitgevoerd, waarbij zij vijf operatieclips achterliet in haar lichaam om het gebied te markeren wat nadien bestraald zou moeten worden. De chirurg heeft dit niet vooraf met klaagster besproken. Klaagster vindt dat de chirurg hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld. Zij is van mening dat de chirurg dit met haar had moeten bespreken en dat zij aan klaagster toestemming had moeten vragen. Geen tuchtrechtelijk verwijt. Het gaat om zeer kleine operatieclips die niet schadelijk zijn voor het lichaam. Deze clips zijn aangebracht met het oog op een nauwkeurige radiotherapie, wat in vrijwel alle gevallen van een borstparende operatie als nabehandeling noodzakelijk is. Dit staat voorgeschreven in de Landelijke Richtlijn Mammacarcinoom. Het niet plaatsen van deze operatieclips zou een bestraling veel minder effectief of onevenredig belastend maken. Kort gezegd is het plaatsen van deze operatieclips dus noodzakelijk voor een medisch zorgvuldige behandeling. De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

A2023/5848
Beslissing van 29 maart 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2024 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
chirurg,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de chirurg,
gemachtigde: mr. E, werkzaam te D.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster heeft een behandeltraject voor borstkanker ondergaan in het ziekenhuis waar de chirurg werkt. Op 22 januari 2021 heeft de chirurg klaagster borstsparend geopereerd en daarbij vijf operatieclips achtergelaten in het lichaam van klaagster, om het gebied te markeren wat nadien bestraald zou moeten worden. De chirurg heeft het achterlaten van deze operatieclips niet vooraf met klaagster besproken. Klaagster vindt dat de chirurg hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld. Zij is van mening dat de chirurg het achterlaten van de operatieclips met haar had moeten bespreken en dat zij aan klaagster toestemming voor het plaatsen van de clips had moeten vragen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 24 juli 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 6 oktober 2023;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 19 december 2023.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak heeft beoordeeld op basis van de hierboven genoemde stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
3.1 De vraag is of de chirurg de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de chirurg geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

De inhoudelijke beoordeling
3.2 Dat de chirurg het achterlaten van de operatieclips niet met klaagster vooraf heeft besproken heeft de chirurg erkend en staat dus vast. Het college heeft er begrip voor dat klaagster ervan geschrokken is dat zij pas achteraf van de achtergebleven operatieclips op de hoogte is geraakt en dat het haar zwaar valt dat deze clips, als lichaamsvreemde objecten, zijn geplaatst en bezwaarlijk kunnen worden verwijderd. Het college onderkent dat het beter was geweest om klaagster hier vooraf over te informeren. Dit is ondertussen ook de staande praktijk in het ziekenhuis waar de chirurg werkt, want deze informatie is inmiddels opgenomen in de voorlichtingsfolder.

3.3 Toch is de omstandigheid dat de chirurg dit niet vooraf heeft besproken met klaagster en dat zij niet heeft ingezien dat deze informatie voor klaagster erg belangrijk was, niet zodanig dat de chirurg hierover een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

3.4 Het gaat om zeer kleine operatieclips die niet schadelijk zijn voor het lichaam. Deze clips zijn aangebracht met het oog op een nauwkeurige radiotherapie, wat in vrijwel alle gevallen van een borstparende operatie als nabehandeling noodzakelijk is. Dat deze clips met dit doel geplaatst moeten worden staat voorgeschreven in de Landelijke Richtlijn Mammacarcinoom. Het niet plaatsen van deze operatieclips zou een bestraling veel minder effectief of onevenredig belastend maken. Kort gezegd is het plaatsen van deze operatieclips dus noodzakelijk voor een medisch zorgvuldige behandeling.

3.5 Alles overziend gaat het om minieme voorwerpen, die geen invloed hebben op de lichamelijke condititie van klaagster, waarvan het gebruikelijk is om deze te plaatsen bij een dergelijke operatie voor een doeltreffende nabehandeling (en ook bij andersoortige operaties vaak gebruikt worden). Dit maakt dat het niet onzorgvuldig of onjuist is dat de chirurg geen toestemming heeft gevraagd voor het plaatsen van de operatieclips.

Slotsom
3.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.


4. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 29 maart 2024 door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, L.W.M. Creemers, lid-jurist, D.J.O. Ulrich, J.W.D. de Waard en O.R.C. Busch, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.