ECLI:NL:TGZRAMS:2024:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5555

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:65
Datum uitspraak: 26-03-2024
Datum publicatie: 26-03-2024
Zaaknummer(s): A2023/5555
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager heeft bij de gemeente een studietoeslag aangevraagd die bedoeld is voor studenten die door een beperking niet kunnen werken om hun studie te betalen. In dat kader is klager door de arts gekeurd. Klager is ontevreden over de keuring en het daaruit voortvloeiende rapport en heeft daarover meerdere klachtonderdelen geformuleerd. Het college is van oordeel dat het gesprek met onderzoek door de arts en de informatie van de huisarts voldoende waren om het rapport op te baseren. Verder oordeelt het college dat de arts in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat klager in staat was om naast zijn studie regulier werk te verrichten. Van belangenverstrengeling is niet gebleken. Voor het overige is de klacht ook kennelijk ongegrond.

A2023/5555

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 26 maart 2024 op de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
arts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. S. Slabbers, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1   Klager, een 25-jarige student, heeft bij de gemeente een studietoeslag aangevraagd die 
bedoeld is voor studenten die door een beperking niet kunnen werken om hun studie te betalen. In 
dat kader is klager door de arts gekeurd. Klager is ontevreden over de keuring en het daaruit 
voortvloeiende rapport.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent 
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht 
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. 
Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift, ontvangen op 17 april 2023;
-  het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 13 juni 2023;
-  het verweerschrift met de bijlagen;
-  de brief van de voormalig gemachtigde van klager van 27 augustus 2023, binnengekomen op 4 
september 2023;
-  de brief van de gemachtigde van verweerster van 1 september 2023, binnengekomen op 6 september 
2023, met bijlagen;
-  het bericht van klachtvoortzetting van klager ontvangen op 14 september 2023;
-  het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 17 november 2023;
-  de e-mail van 4 december 2023 met bijlagen van de gemachtigde van verweerster.

2.2   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak 
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1  Klager, een 25-jarige student, heeft een studietoeslag aangevraagd bij de gemeente
B. Deze studietoeslag is bedoeld voor studenten die door een beperking niet kunnen werken om hun 
studie te betalen. In dat kader diende er een medische keuring plaats te vinden.

3.2   De gemeente heeft het bedrijf D, opdracht verstrekt om een medische keuring te (laten) 
uitvoeren bij klager. Verweerster is in dat kader als zelfstandig werkzame arts door D, ingehuurd. 
Zij heeft klager op 5 januari 2023 gesproken en onderzocht.

3.3   De arts heeft op 23 februari 2023 een rapport uitgebracht en deze is naar klager gestuurd. De 
conclusie van het onderzoek was dat klager in staat werd geacht om naast zijn studie regulier werk 
te verrichten. Qua belastbaarheid is geconcludeerd dat er benutbare mogelijkheden zijn, met 
langdurige fysieke/psychische beperkingen.

3.4   Klager heeft vervolgens op 26 februari 2023 laten weten niet akkoord te zijn met de inhoud 
van het rapport. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn blokkeringsrecht, waardoor het rapport 
niet naar de opdrachtgever (gemeente B) is gestuurd.

4. De klacht en de reactie van de arts
4.1  Het college begrijpt dat klager de arts verwijt dat:
a) zij zich niet aan de vijf gedragsregels heeft gehouden;
b) zij niet heeft aangegeven dat er een andere specialist geraadpleegd moest worden;
c) zij foutieve informatie aan de gemeente heeft doorgegeven;
d) zij ondanks een verzoek daartoe het blokkeringsrecht niet heeft verlengd;
e) zij geadviseerd heeft dat klager in staat werd geacht om naast zijn studie regulier werk te 
verrichten, terwijl de toelage een jaar eerder wel was toegewezen en de situatie alleen maar 
verergerd was;
f) zij ten onrechte de opdracht heeft aangenomen;
g) zij de leidraad en onderbouwing van het rapport niet heeft verstrekt nadat klager daarom vroeg;
h) sprake is geweest van bevooroordeling en belangenverstrengeling.

4.2   De arts heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren in de klachten die 
onduidelijk zijn en/of waarvan de feiten en gronden waarop deze berusten ontbreken, althans de 
klachten ongegrond te verklaren (bij voorkeur kennelijk).

4.3  Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1   De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm 
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening 
gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een 
zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk 
verwijt.

5.2  Het college oordeelt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal dat 
hierna uitleggen.

Ad a) niet aan de vijf gedragsregels gehouden?
5.3   Het college is het met de arts eens dat klager onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waar hij 
met dit klachtonderdeel op doelt. Voor zover klager doelt op de uit jurisprudentie volgende eisen 
waar een rapport aan moet voldoen is het college van oordeel dat het rapport aan die eisen voldoet. 
Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Ad b) niet aangegeven dat een andere specialist geraadpleegd moest worden?
5.4   Ook dit klachtonderdeel is onvoldoende concreet. Daarnaast is het college op basis van de 
stukken met de arts van oordeel dat het gesprek met onderzoek door de arts en de informatie van de 
huisarts voldoende waren om het rapport op te baseren. Dit geldt temeer omdat niet is gesteld of 
gebleken dat klager überhaupt onder behandeling is (geweest) van een specialist. Dit 
klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

Ad c) foutieve informatie doorgegeven aan de gemeente?
5.5   Verder heeft klager gesteld dat de arts foutieve informatie heeft doorgegeven aan de 
gemeente, door te zeggen dat klager geen machtiging had afgegeven terwijl klager op de dag van de 
keuring gevraagd zou hebben of hij de machtiging moest afgeven, hetgeen de arts geweigerd zou 
hebben. De arts betwist dat zij geweigerd heeft een machtiging aan te nemen en stelt dat dit ook 
niet aannemelijk is omdat klager dan ook niet zo lang gewacht had hoeven hebben met het alsnog 
verstrekken van deze machtiging. Nu een en ander ook niet uit het dossier blijkt kan het college 
ook niet vaststellen dat het is gegaan zoals klager stelt. Daarnaast betwist de arts dat zij 
betrokken is geweest bij de berichtgeving naar de gemeente. Gelet op het voorgaande en nu bovendien 
vaststaat dat de berichtgeving inhoudelijk niet onjuist was, is het college van oordeel dat de arts 
ook geen verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad d) ondanks verzoek termijn blokkeringsrecht niet verlengd?
5.6   De arts betwist dat zij een verzoek van klager om de termijn voor het blokkeringsrecht te 
verlengen heeft afgewezen en klager heeft die stelling ook niet nader onderbouwd. Uit het dossier 
is ook niet gebleken dat klager heeft verzocht om verlenging van die termijn. Gelet daarop is dit 
klachtonderdeel ongegrond.

Ad e) ten onrechte geadviseerd dat klager in staat was om naast zijn studie regulier werk te 
verrichten?

5.7   Klager heeft gesteld dat de arts heeft geadviseerd dat hij in staat was om naast zijn studie 
regulier werk te verrichten, terwijl de toelage een jaar eerder wel was toegewezen en de situatie 
alleen maar verergerd was. Ook dit klachtonderdeel is niet gegrond. De arts dient zelfstandig de 
mogelijkheden en beperkingen van klager te onderzoeken en is niet gebonden aan eerdere beslissingen 
over toe-of afwijzing van de toelage. Dat sprake was van een verslechtering van de situatie heeft 
de arts betwist en klager heeft dit niet nader onderbouwd. Bovendien blijkt uit de door klager 
overgelegde geluidsopname dat hij in het gesprek met de arts heeft gezegd dat zijn psychische 
situatie juist was verbeterd. Het college is dan ook van oordeel dat de arts in redelijkheid tot 
dit oordeel heeft kunnen komen.

Ad f) ten onrechte de opdracht aangenomen?
5.8   Klager heeft gesteld dat de arts de opdracht ten onrechte heeft aangenomen. Het college 
begrijpt dat klager van mening is dat de arts hier onvoldoende kundig voor was. Het college gaat 
aan die stelling voorbij. Nergens blijkt uit dat een dergelijke keuring alleen door een 
gespecialiseerde arts gedaan mag worden. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad g) leidraad en onderbouwing van het rapport niet op verzoek verstrekt?
5.9   De arts betwist dat klager om onderbouwing van het rapport heeft gevraagd en klager heeft dit 
ook niet nader onderbouwd. Gelet daarop is dit klachtonderdeel ongegrond. De arts heeft verklaard 
dat als klager om het onderliggende rapport had gevraagd, zij dit had verstrekt. Mocht klager daar 
dus nog behoefte aan hebben dan is het aan hem om het onderliggende rapport alsnog bij de arts op 
te vragen.

Ad h) bevooroordeeld en belangenverstrengeling?
5.10  Tot slot heeft klager gesteld dat D, 100% van de studietoelagen heeft afgewezen, dat dit iets 
zegt over de werkwijze en manier van keuren en dat er mogelijk sprake is van belangenverstrengeling 
omdat de arts veel meer voor de keuring heeft gerekend dan gebruikelijk is. Ook aan deze stellingen 
gaat het college voorbij. Los van de vraag of dit überhaupt waar is, is de enkele stelling dat alle 
verzoeken studietoelage door de werkgever van de arts zijn afgewezen onvoldoende om te concluderen 
dat sprake is van bevooroordeling. Bovendien is de arts alleen verantwoordelijk voor haar eigen 
handelen (of nalaten). Voor wat betreft de vergoeding die de arts voor de keuring zou hebben 
ontvangen valt niet in te zien hoe dit tot belangenverstrengeling kan leiden. Waarop klager baseert 
dat de arts meer gedeclareerd zou hebben dan gebruikelijk is is ook onvoldoende duidelijk. Dit 
klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.

Slotsom
5.11  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond 
is.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 26 maart 2024 door W.A.H. Melissen, voorzitter, R.P. Wijne, 
lid-jurist, F.M. Brouwer, R.P. van Straaten, en G. Koster, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door S.M. Geerding, secretaris.