ECLI:NL:TGZRAMS:2024:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6372

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:41
Datum uitspraak: 27-02-2024
Datum publicatie: 27-02-2024
Zaaknummer(s): A2023/6372
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, doorhaling inschrijving register
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De IGJ verwijt de verpleegkundige dat hij de professionele grenzen die hij als verpleegkundige in acht hoort te nemen heeft overschreden door met cliënte 1 gedurende en direct na de behandelrelatie en met cliënte 2 gedurende dan wel direct na de behandelrelatie een persoonlijke en intieme relatie aan te gaan waarin seksueel getinte contacten plaatsvonden. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van de cliënten had behoren te betrachten en dus in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG en de professionele standaarden. Het college is van oordeel dat het gedrag van de verpleegkundige hem ernstig te verwijten valt. Bij de keuze van de maatregel moet in dit verband de preventieve werking het uitgangspunt zijn. De verpleegkundige heeft aangekondigd na maart 2024 werkzaam te zullen zijn buiten de gezondheidszorg. Naar het oordeel van het college brengt dit met zich dat het opleggen van de maatregel van schorsing onvoldoende preventieve werking heeft. Het college acht het passend en geboden om de maatregel van doorhaling uit het BIG register op te leggen (zie hiervoor uitgebreid 5.6 van de beslissing). Klacht gegrond, beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG register en publicatie.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 27 februari 2024 op de klacht van:


Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,
gevestigd te Utrecht,
klager, hierna ook: de inspectie,
gemachtigde: mr. Q.J.M.A. Amelink, werkzaam in Utrecht,


tegen


A,
verpleegkundige,
destijds werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige.


1. De zaak in het kort
1.1 De inspectie verwijt de verpleegkundige dat hij tijdens en direct na de behandelrelatie via social media persoonlijk en intiem contact is aangegaan met twee cliënten. Het contact werd na verloop van tijd seksueel van aard. Via Snapchat zijn verschillende keren naaktfoto’s uitgewisseld en zijn seksuele handelingen verricht tijdens het videobellen. Met één van de cliënten heeft daarnaast na het beëindigen van de behandelrelatie een tweetal persoonlijke ontmoetingen plaatsgevonden.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 16 oktober 2023;
- het verweerschrift.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Van deze gelegenheid is uiteindelijk geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 16 januari 2024. De partijen zijn verschenen. De inspectie heeft zich laten vertegenwoordigen door de eerder genoemde gemachtigde en door twee medewerkers: M. Rusch-van de Sande en E.L. van Slooten. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht, en de daarbij voorgelezen pleitnotities aan het college en de wederpartij overhandigd.


3. De feiten
3.1 De verpleegkundige heeft sinds zijn zestiende gewerkt voor verschillende werkgevers binnen de verzorgings- en verpleeghuissector. In 2011 is het dienstverband van de verpleegkundige bij een voormalig werkgever geëindigd vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens collega’s. In mei 2020 is hij als verpleegkundige in dienst getreden bij de locatie C (hierna: locatie 1) van de zorgaanbieder D (hierna: de instelling).

3.2 In november 2021 werd een cliënte (hierna: cliënte 1) vrijwillig opgenomen bij locatie 1 in verband met een verslaving aan een hypnoticum en aan alcohol. Daarnaast was er sprake van een seksueel trauma. De verpleegkundige begeleidde cliënte 1 tijdens haar opname. Anderhalve week na de opname werd cliënte 1 vroegtijdig ontslagen vanwege een corona-uitbraak op de afdeling. In maart 2022 werd zij nogmaals vrijwillig opgenomen bij locatie 1. Tijdens deze tweede opname stuurde de verpleegkundige cliënte 1 een contactverzoek via Instagram. Daarna begonnen de verpleegkundige en cliënte 1 met het uitwisselen van berichten, ook op dagen en tijdstippen dat de verpleegkundige niet aan het werk was. De gesprekken gingen over het dagelijks leven van cliënte 1 bij locatie 1, maar ook over het privéleven van de verpleegkundige. Eind april 2022 werd cliënte 1 overgeplaatst naar een andere locatie van de instelling: E (hierna: locatie 2). De verpleegkundige kwam cliënte 1 geregeld opzoeken bij locatie 2, terwijl hij hier niet werkzaam was.

3.3 Tijdens de opname van cliënte 1 bij locatie 2 onderhielden de verpleegkundige en cliënte 1 contact met elkaar via Instagram. Later verliepen de contacten op verzoek van de verpleegkundige via Snapchat. De verpleegkundige heeft bij de inspectie verklaard dat hij bewust de overstap naar Snapchat heeft voorgesteld zodat berichten, foto’s en video’s niet bewaard zouden blijven. Door de verpleegkundige en cliënte 1 werden meermaals seksueel getinte berichten en naaktfoto’s uitgewisseld. Tevens werden seksuele handelingen verricht tijdens het videobellen. Vanaf ongeveer 1 juli 2022 verminderde het contact tussen de verpleegkundige en cliënte 1. Cliënte 1 verbleef tot 15 juli 2022 bij locatie 2. Op 20 september 2022 stuurde de verpleegkundige een bericht op Instagram aan cliënte 1 waarin hij aangaf het contact met haar te verbreken omdat hij zijn werk en echtgenote had ingelicht over het contact dat zij hadden gehad.

3.4 In juli 2022 werd een andere cliënte (hierna: cliënte 2) opgenomen bij locatie 1 vanwege een cocaïneverslaving. Cliënte 2 heeft daarnaast in het verleden een seksueel trauma opgelopen. De verpleegkundige was betrokken bij de klinische detoxificatie en begeleiding van cliënte 2. Op 4 augustus 2022 heeft cliënte 2 locatie 1 verlaten omdat zij met ontslag ging. Zij werd nog wel ambulant behandeld door de instelling. In de laatste week van haar opname bij locatie 1 stuurde cliënte 2 een vriendschapsverzoek naar de verpleegkundige via Facebook. De verpleegkundige accepteerde het vriendschapsverzoek. In de periode na de opname onderhielden de verpleegkundige en cliënte 2 contact via Facebook Messenger, waarbij het in augustus 2022 regelmatig ging om seksueel getinte berichten. Op 31 augustus en 7 september 2022 zijn de verpleegkundige en cliënte 2 met elkaar naar de bioscoop gegaan. Uit de via Facebook Messenger verstuurde berichten kan worden afgeleid dat cliënte 2 tijdens een van deze bezoeken het been van de verpleegkundige heeft gestreeld en dat er dus intiem fysiek contact heeft plaatsgevonden. Cliënte 2 heeft op 17 september 2022 op verzoek van de verpleegkundige een Snapchat account aangemaakt. De verpleegkundige en cliënte 2 hebben via Snapchat naaktfoto’s met elkaar uitgewisseld. In ieder geval één keer heeft de verpleegkundige seksuele handelingen verricht tijdens het videobellen met cliënte 2.


3.5 In september 2022 meldde cliënte 2 het contact tussen haar en de verpleegkundige bij haar behandelaar. De verpleegkundige is als gevolg van deze melding op 20 september 2022 op non-actief gesteld door de instelling. Nadat cliënte 1 hoorde van de melding die cliënte 2 had gedaan, heeft zij besloten zelf ook haar verhaal te doen bij de instelling.

3.6 De verpleegkundige is met een zogeheten vaststellingsovereenkomst per 1 december 2022 uit dienst getreden bij de instelling. De instelling heeft bij de inspectie melding gemaakt van geweld in de zorgrelatie jegens twee cliënten en een melding dat de verpleegkundige ontslagen is wegens disfunctioneren.

3.7 De verpleegkundige is per 1 december 2022 als verpleegkundige gaan werken op de geriatrische revalidatieafdeling van F in G. Ter zitting heeft hij verklaard per 1 maart 2024 te starten met een nieuwe baan buiten de gezondheidszorg. Desgevraagd heeft hij aangegeven dat hij vooralsnog niet van plan is zich uit te schrijven uit het BIG-register.


4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 De inspectie verwijt de verpleegkundige dat hij de professionele grenzen die hij als verpleegkundige in acht behoort te nemen heeft overschreden door met cliënte 1 gedurende en direct na de behandelrelatie en met cliënte 2 gedurende dan wel direct na de behandelrelatie een persoonlijke en intieme relatie aan te gaan waarin seksueel getinte contacten plaatsvonden. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van de cliënten had behoren te betrachten en dus in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG en de professionele standaarden.

4.2 De verpleegkundige geeft toe dat hij professionele grenzen heeft overschreden en begrijpt dat de klacht gegrond is. Hij erkent dat de door de inspectie beschreven situatie zich heeft voorgedaan en heeft zich bij het onderzoek transparant opgesteld. In zijn verweerschrift en ter zitting heeft hij aangegeven veel schaamte en berouw te ervaren. Hij heeft na september 2022 verschillende stappen gezet om te voorkomen dat hij in een soortgelijke situatie terecht zou komen. De verpleegkundige is in november 2022 gestart met psycho-pastorale hulpverlening. Deze psycho-pastorale hulpverlening is – kort gezegd – gericht geweest op hoe zijn eigen jeugd een rol heeft gespeeld in het gedrag dat hij heeft vertoond, op het ontwikkelen van een gezond zelfbeeld en op het versterken van de relatie met zijn vrouw. Desgevraagd heeft de verpleegkundige ter zitting aangegeven dat hij bewust voor dit type hulpverlening heeft gekozen en niet voor de reguliere geestelijke gezondheidszorg omdat de psycho-pastorale hulpverlening hem naar zijn inschatting een meer diepgaand inzicht zou kunnen bieden in zijn eigen handelen. De geboden hulpverlening heeft hem ook daadwerkelijk meer inzicht gegeven in wat er in zijn leven is fout gelopen. Hij wil daarmee niets goedpraten. Het verandert niets aan wat gebeurd is en is ook geen excuus. Het verklaart wel waarom hij verkeerde keuzes heeft gemaakt. De hulpverlening heeft hem handvatten gegeven waarmee hij gericht aan de slag kan. Inmiddels heeft de verpleegkundige een baan geaccepteerd buiten de gezondheidszorg. Hij verwacht niet meer als verpleegkundige aan de slag te (willen) gaan.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college


De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Beoordeling van de klacht
5.2 Binnen een behandelrelatie bevindt de cliënt zich in een afhankelijke positie ten opzichte van de zorgverlener. Daarom mag van een intieme relatie tussen beiden geen sprake zijn. Het is aan de zorgverlener om de grenzen van de behandelrelatie te bewaken. Dat uitgangspunt vloeit voort uit artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek (goed hulpverlenerschap). Voor verpleegkundigen is deze norm verder uitgewerkt in onder meer de Nederlandse Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden. In deze beroepscode is onder meer in artikel 2.4 opgenomen dat de verpleegkundige/verzorgende geen misbruik maakt van de afhankelijke positie van de zorgvrager en geen intieme en/of seksuele relatie aangaat met de zorgvrager. In de gedragscode en in het inhoudelijk protocol ‘Omgaan met (seksueel) grensoverschrijdend gedrag’ van de instelling zijn soortgelijke beroepsnormen opgenomen.


5.3 Vast staat dat de verpleegkundige gedurende, dan wel direct na de behandelrelatie, via social media persoonlijk en intiem contact is aangegaan met twee cliënten. Het contact werd na verloop van tijd seksueel van aard. Via Snapchat zijn verschillende keren naaktfoto’s uitgewisseld en zijn seksuele handelingen verricht tijdens het videobellen. Met een van de cliënten heeft daarnaast kort na het beëindigen van de behandelrelatie een tweetal persoonlijke ontmoetingen plaatsgevonden. Hiermee heeft de verpleegkundige in strijd gehandeld met de hierboven benoemde beroepsnormen en daarmee de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening ernstig overschreden. De reden dat een intieme (seksuele) relatie met cliënten niet is toegestaan is met name hierin gelegen dat in een dergelijke relatie sprake is van een ongelijkwaardige verhouding waarin de cliënten zich in een afhankelijke kwetsbare positie bevinden. Afgezien van de afhankelijkheidsrelatie die tussen zorgverlener en cliënt altijd bestaat, geldt nog dat de betrokken cliënten extra kwetsbaar waren door de precaire gezondheidstoestand waarin zij zich bevonden als gevolg van een detoxificatie en hun verleden van seksueel trauma.

5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.

Maatregel
5.5 Bij het beantwoorden van de vraag welke maatregel passend en geboden is, vindt het college het volgende van belang. Het college is van oordeel dat het gedrag van de verpleegkundige hem ernstig te verwijten valt. Voor de veiligheid en het welzijn van patiënten is het noodzakelijk dat een zorgverlener de professionele grenzen van de beroepsgroep respecteert en in acht neemt. Dit geldt in het bijzonder voor een verpleegkundige die werkzaam is in de geestelijke gezondheidszorg, vanwege de verhoogde kwetsbaarheid van de aan zijn zorg toevertrouwde cliënten. Bij de keuze van de maatregel moet in dit verband de preventieve werking het uitgangspunt zijn. Volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege zijn gedragingen zoals die aan de verpleegkundige worden verweten zodanig in strijd met wat van een integere en betrouwbare zorgverlener verwacht mag worden dat een beroepsbeperkende maatregel passend en geboden is.

5.6 De verpleegkundige heeft aangekondigd na maart 2024 werkzaam te zullen zijn buiten de gezondheidszorg. Naar het oordeel van het college brengt dit met zich dat het opleggen van de maatregel van een schorsing onvoldoende preventieve werking heeft. De verpleegkundige zou dan namelijk na afloop van de schorsing weer aan de slag kunnen als verpleegkundige zonder dat het college daaraan bijzondere voorwaarden kan koppelen. De verpleegkundige heeft weliswaar een baan buiten de gezondheidszorg gezocht en gevonden maar er kan niet worden uitgesloten dat hij op een later moment toch weer besluit als verpleegkundige aan de slag te gaan. Het college acht dit onwenselijk gelet op de ernst van de gedragingen. Daarnaast is het zo dat een eerder dienstverband van de verpleegkundige is geëindigd naar aanleiding van seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens collega’s en dat de verpleegkundige zijn huidige werkgever niet op de hoogte heeft gesteld van de reden van zijn ontslag bij zijn vorige werkgever. In het voordeel van de verpleegkundige weegt mee dat hij zich in deze procedure transparant en toetsbaar heeft opgesteld, dat hij heeft gereflecteerd op zijn handelen en dat hij hulp heeft gezocht. Daarnaast is tijdens de zitting gebleken dat de verpleegkundige oog had voor de ernstige gevolgen die zijn gedragingen hebben gehad voor de betrokken cliënten. Deze verzachtende omstandigheden acht het college echter niet doorslaggevend omdat bij de keuze van de maatregel de preventieve werking voorop moet staan. De preventieve werking van een voorwaardelijke doorhaling – onder de bijzondere voorwaarde van het volgen van een (intensieve) therapie in de reguliere geestelijke gezondheidszorg – acht het college in dit geval niet afdoende, omdat de verpleegkundige voor het ondergaan van een dergelijke behandeling niet intrinsiek gemotiveerd is en hij daarvoor ook geen concrete hulpvraag heeft geformuleerd. Het college acht het om die reden passend en geboden om de maatregel van doorhaling uit het BIG-register op te leggen. Publicatie 5.7 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van deze zaak. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact, Nursing, Nurse Academy GGZ en V&VN Magazine.


Deze beslissing is gegeven door J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, L.A.B.M. Wijntjens, lid-jurist, I.M. Bonte, W.J. van der Meer en J.H. Hunink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.