ECLI:NL:TGZRAMS:2024:270 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7246

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:270
Datum uitspraak: 20-12-2024
Datum publicatie: 20-12-2024
Zaaknummer(s): A2024/7246
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verloskundige. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klachten over het niet gebruiken van de SOAP-methode en het niet geven van uitleg over het dossier van zijn ex-partner, omdat klager geen rechtstreeks belanghebbende is. De klacht gaat ook over feitelijke onjuistheden in het dossier. Voor zover de klacht gaat over aantekeningen waarin klager wordt genoemd, is klager wel ontvankelijk Dit klachtonderdeel is echter ongegrond, omdat voldoende blijkt dat het gaat om informatie die de ex-partner aan de verloskundige heeft verteld. Geen blijk van een oordeel. Klager deels niet-ontvankelijk en klacht deels kennelijk ongegrond.

A2024/7246
Beslissing van 20 december 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 20 december 2024 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
verloskundige,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de verloskundige,
gemachtigde: mr. H.B.M. Vrieling, werkzaam te Utrecht.


1. De zaak in het kort
1.1 Klager verwijt de verloskundige onder meer onzorgvuldige dossiervorming. Overdracht van het dossier naar andere zorgverleners heeft ervoor gezorgd dat het contact tussen klager en zijn dochter langdurig is belemmerd. De verloskundige heeft verweer gevoerd tegen de klacht.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat klager gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk is en dat de klacht voor het overige kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 januari 2024;
- het aanvullende klaagschrift;
- de brief van de praktijkhoudster van de verloskundigenpraktijk van 6 mei 2024;
- het verweerschrift.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 De ex-partner van klager heeft verloskundige zorg ontvangen in de praktijk waar de verloskundige sinds 2009 medepraktijkhouder is.

3.2 De verloskundige heeft een huisbezoek afgelegd bij de ex-partner van klager. Daarover heeft zij in het medisch dossier van de ex-partner van klager (hierna: het medisch dossier) onder meer genoteerd (alle citaten zijn letterlijk overgenomen):
“(…) 03-11-22 (…)
Dhr nog niet op de hoogte. (…) laatste tijd was hij in [land]. hij daar ook scheiding aangevraagd. heeft daar gelogen. dat vrouw niet zwanger was , dan gaat procedure sneller. zodat hij geen alimentatie hoeft te betalen. zij heeft nu probleem, want kind is dan bastaard in [land].
(…) is helemaal overstuur (…)
hij heeft 2 gezichten. van begin gedoe, geen geld mocht niks. zij moest alles zelf betalen. zelf goede baan en goed inkomen en alles van haar afgepakt. gelukkig zij zelf ook slimme en sterke vrouw. niet bang voor hem. hij is sluw. en hij bang voor politie. wel psych mishandeling.
prima dat het er zo even uitkomt. zus zegt ook dat ze alles inhield, dus prima. ik voelde me wat schuldig dat ze nu zo overstuur werd doordat ik vroeg om situatie mbt dhr is ok”.


4. De klacht en de reactie van de verloskundige
4.1 Klager verwijt de verloskundige:
a. dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de SOAP-methode in het medisch dossier;
b. dat zij geen uitleg heeft gegeven over aantekeningen in het medisch dossier;
c. dat zij feitelijke onjuistheden in het medisch dossier heeft opgenomen. Die informatie is overgedragen aan andere zorgverleners, waardoor het contact tussen klager en zijn dochter langdurig geblokkeerd is geweest. De verloskundige heeft daaraan bijgedragen.

4.2 De verloskundige heeft verweer gevoerd.

4.3 Voor zover nodig wordt hierna verder op de standpunten van partijen ingegaan.


5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 In artikel 65 lid 1 van de Wet BIG is vermeld dat een zaak in eerste aanleg bij het bevoegde regionale tuchtcollege aanhanging wordt gemaakt door indiening van een klaagschrift door:
1. een rechtstreeks belanghebbende;
2. degene die aan de beklaagde een opdracht heeft verstrekt;
3. degene bij wie of het bestuur van een instelling waarbij de beklaagde werkzaam of voor het verlenen van individuele gezondheidszorg ingeschreven is;
4. de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

5.2 Gelet op deze bepaling kan klager slechts worden ontvangen in zijn klacht als hij kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende. Dit betekent dat sprake moet zijn van een belang dat rechtstreeks bij een behandeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg is betrokken. Hierbij moet allereerst gedacht worden aan een patiënt van een BIG-geregistreerd zorgverlener. Bij uitzondering kunnen ook anderen dan de patiënt als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Hierbij kan worden gedacht aan de naaste betrekkingen van een patiënt en aan de nabestaanden van een overleden patiënt. Ook kan iemand onder omstandigheden klagen over een door een zorgverlener opgestelde verklaring, wanneer in die verklaring ook uitlatingen worden gedaan over die betreffende persoon en diegene daarmee in diens belangen kan worden geschaad.

5.3 In dit geval ziet klachtonderdeel c op de door de verloskundige gemaakte aantekeningen in het dossier, waarin klager ook wordt genoemd. De klacht is in zoverre ontvankelijk. Dit klachtonderdeel zal dan ook inhoudelijk beoordeeld worden. Voor wat betreft de overige klachtonderdelen geldt dat niet aan een inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen, omdat klager daarbij niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt.

De criteria voor de beoordeling van klachtonderdeel c
5.4 De vraag is of de verloskundige voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verloskundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verloskundige geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.5 Het college oordeelt als volgt. In artikel 7:454 BW is bepaald dat de hulpverlener in het dossier aantekeningen maakt van de gegevens over de gezondheid van de patiënt en de daarvoor gedane verrichtingen en dat hij andere gegevens opneemt voor zover dat voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. Naast de inhoud van het verloskundig handelen moeten ook gegevens worden opgenomen die een rol spelen bij het borgen van de continuïteit van de zorg en die bij een volgende behandeling relevant kunnen zijn. Tot deze gegevens behoren zonder meer ook gegevens over de sociale omgeving van moeder en kind.

5.6 De klacht ziet op wat de verloskundige in het medisch dossier heeft genoteerd over een huisbezoek (hiervoor weergegeven onder 3.2). Het college is van oordeel dat uit de wijze waarop deze informatie in het dossier is genoteerd, voldoende blijkt dat het gaat om informatie die de ex-partner van klager aan de verloskundige heeft verteld. Niet blijkt uit de tekst dat zij daarover een oordeel heeft gegeven of onderzoek naar de juistheid van die informatie heeft gedaan. Dat is ook niet aan de verloskundige. De informatie wordt ook niet als feit gepresenteerd. Duidelijk is dat het gaat om informatie die afkomstig is van de ex-partner van klager en die vervolgens door de verloskundige is opgeschreven. Gelet op het voorgaande is ook niet komen vast te staan dat de verloskundige heeft bijgedragen aan het blokkeren van het contact tussen klager en zijn dochter. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.


Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht niet-ontvankelijk is voor wat betreft klachtonderdelen a en b en dat de klacht kennelijk ongegrond is voor wat betreft klachtonderdeel c.


6. De beslissing
Het college:
- verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk voor wat betreft klachtonderdelen a en b;
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond voor wat betreft klachtonderdeel c.


Deze beslissing is gegeven op 20 december 2024 door P.M. de Keuning, voorzitter,
I.A.H. Mourits en M.L.A. van Heijst, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.