ECLI:NL:TGZRAMS:2024:264 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7017
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:264 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-12-2024 |
Datum publicatie: | 17-12-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/7017 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een uroloog. De uroloog heeft bij klager een TURP (Trans Urethrale Resectie van de Prostaat) uitgevoerd. Klager verwijt de uroloog dat hij sinds de operatie incontinentieklachten en erectieproblemen ervaart. Het college heeft geen aanwijzingen dat de operatie niet met de vereiste deskundigheid of zorgvuldigheid is uitgevoerd. |
A2024/7017
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 17 december 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B, klager, gemachtigde: C,
tegen
D,
uroloog,
destijds werkzaam te E, verweerder, hierna ook: de uroloog,
gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is in december 2018 door de uroloog geopereerd. Klager klaagt dat zijn
gezondheidsklachten sinds deze operatie zijn toegenomen. De uroloog betwist dat
er sprake is van
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 14 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de aanvullende stukken van klager, binnengekomen op 16 mei 2024 en 11 juni 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager (68 jaar op moment van doorverwijzing) is op 7 februari 2018 door zijn
huisarts
doorverwezen naar de polikliniek Urologie van het F te E vanwege plasklachten (LUTS).
3.2 De uroloog was destijds werkzaam in het F en heeft klager onder behandeling
gehad in de
periode februari 2018 tot juli 2019.
3.3 In eerste instantie heeft de uroloog medicatie voorgeschreven.
3.4 Omdat de klachten aanhielden heeft de uroloog op 24 december 2018 een zogenaamde
TURP (Trans
Urethrale Resectie van de Prostaat) uitgevoerd bij klager. Bij een TURP operatie
wordt
prostaatweefsel verwijderd dat de plasbuis dichtgedrukt.
3.5 Klager is vervolgens op 30 januari 2019, 28 februari 2019, 1 april 2019 en 29
april 2019 bij
de uroloog op controle geweest.
3.6 Vanaf juli 2019 was de uroloog niet meer werkzaam in het F en is hij niet meer
betrokken
geweest bij de zorg voor klager.
4. De klacht en de reactie van de uroloog
4.1 Klager verwijt de uroloog dat zijn gezondheidsklachten sinds de TURP operatie
zijn
toegenomen, in die zin dat hij sindsdien incontinentieklachten en erectieproblemen
ervaart. Deze
klachten hebben een grote impact op zijn dagelijks leven en mentale gesteldheid.
4.2 De uroloog betwist dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hij
heeft het
college verzocht de klacht als (kennelijk) ongegrond af te wijzen.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de uroloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende uroloog. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de uroloog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
De beoordeling
5.2 Het college overweegt als volgt. Net als de uroloog heeft het college geen
aanwijzingen dat
de operatie niet met de vereiste deskundigheid of zorgvuldigheid is uitgevoerd.
Hoewel het college
zich kan voorstellen dat de klachten van klager een grote impact hebben zijn dagelijks
leven en mentale gesteldheid, is het niet aannemelijk dat deze klachten door de operatie
zijn veroorzaakt. De kans op blijvende incontinentie is zelfs zo klein dat dit niet
door de arts als complicatie genoemd hoeft te worden.
Slotsom
5.3 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 17 december 2024 door W.A.H. Melissen, voorzitter,
J.C.J. Dute, lid-jurist, I.J. de Jong, W.F.R.M. Koch, en C.M.F. Kruijtzer, leden-
beroepsgenoten, bijgestaan door S.M. Geerding, secretaris.