ECLI:NL:TGZRAMS:2024:258 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6746
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:258 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-12-2024 |
Datum publicatie: | 06-12-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/6746 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klagers zijn broer en zus. Hun hoogbejaarde moeder was opgenomen in het ziekenhuis vanwege een gebroken heup. In het ziekenhuis is discussie ontstaan over het al dan niet opereren van de heup van de moeder van klagers. Op enig moment heeft de verpleegkundig specialist een melding bij Veilig Thuis gedaan. Klagers zijn het niet eens met de melding bij Veilig Thuis die door de verpleegkundig specialist is gedaan over hun omgang met hun moeder.Het college oordeelt dat de verpleegkundig specialist alle stappen uit de V&VN Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling/ Stappenplan voor Verpleegkundigen, Verzorgenden en Verpleegkundig specialisten Meldcode juist en zorgvuldig heeft gevolgd, dat de Veilig Thuis-melding proportioneel en gerechtvaardigd was en dat de verpleegkundig specialist ook overigens heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend, redelijk bekwaam vakgenoot mag worden verwacht. De klacht is ongegrond. Publicatie. |
A2023/6746
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 6 december 2024 op de klacht van:
A en B, wonende te C, klagers,
tegen
D,
verpleegkundig specialist Algemene Gezondheidszorg,
werkzaam in C, verweerder,
gemachtigden: mr. C.J. van den Ham, werkzaam te Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klagers zijn broer en zus. Hun hoogbejaarde moeder (hierna: patiënte) was
opgenomen in het
ziekenhuis vanwege een gebroken heup. Klagers zijn het niet eens met de melding
bij Veilig Thuis
die door verweerder (hierna: de verpleegkundig specialist) is gedaan over hun omgang
met hun
moeder.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Hierna vermeldt
het college
eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 december 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klagers met de bijlage, ontvangen op 11 oktober 2024;
- de brief van het college aan klagers van 23 oktober 2024, met een afschrift daarvan
aan de
gemachtigde van de verpleegkundig specialist.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij
geen gebruik gemaakt.
2.3 Klagers hadden voorafgaand aan de zitting een verzoek gedaan om behandeling
van de zaak
achter gesloten deuren. Daartoe hadden zij aangevoerd dat de melding die door de
verpleegkundig
specialist bij Veilig Thuis is gedaan over hen gaat, dat dus hun privacy in het
geding is en dat er
feiten in de melding staan die niet kloppen. De verpleegkundig specialist heeft
daarop gereageerd
door te stellen dat hij de voorkeur geeft aan een openbare zitting nu klagers hem
en het ziekenhuis
openlijk, onder meer via de media, beschuldigd hebben van ernstige feiten en hij
zich vanwege zijn
beroepsgeheim hiertegen niet eerder heeft kunnen verweren. Het college heeft, na
een korte
schorsing, besloten dat zich in deze zaak geen uitzondering voordoet die een zitting
achter
gesloten deuren kan rechtvaardigen. De Veilig Thuis-melding raakt de privésfeer
van klagers, maar
is de basis van de klacht, de openbare behandeling van de tuchtzaak is belangrijk
voor de
verpleegkundig specialist en is ook in het algemeen belang een belangrijke waarde.
Klagers konden
zich hierin vinden.
2.4 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 25 oktober 2024. De partijen
zijn verschenen.
De verpleegkundig specialist werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Klagers en de
gemachtigde van
de verpleegkundig specialist hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college
en de andere
partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De verpleegkundig specialist werkt vanaf circa 2015 bij het E. Ten tijde van
het handelen
waarop de klacht betrekking heeft, werkte hij als verpleegkundig specialist bij
de afdeling
geriatrie. Hij was bij patiënte betrokken als consulent geriatrie en hij heeft in
die hoedanigheid
adviezen gegeven aan het multidisciplinaire behandelteam van patiënte. Zijn eerste
persoonlijke
betrokkenheid bij patiënte was op 6 maart 2023.
3.2 Op 27 februari 2023 heeft klaagster een ambulance gebeld omdat haar 95-jarige
moeder
(patiënte) in huis was gevallen. Klaagster en klager woonden toen op hetzelfde adres
als patiënte.
Aan de ambulancemedewerkers heeft klaagster verteld dat patiënte erg moeilijk loopt
en in haar
bijzijn is gestruikeld en is gevallen. De ambulancemedewerker heeft patiënte vervoerd
naar de
afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) van het E en heeft aan de SEH gemeld dat klagers
hadden
geschreeuwd tegen patiënte.
3.3 Uit het medisch dossier van de SEH blijkt dat patiënte op dat moment rolstoelgebonden
was,
een chronische psychotische stoornis had, nog slechts 40-45 kilo woog en dat klagers
thuis
nexium-tabletten (een maagzuurremmer) in haar eten verstopten. Volgens klaagster
was patiënte de
maanden ervoor veel afgevallen vanwege een maagzweer. Met het oog op vermoeden van
een breuk in
haar rechterheup is diezelfde avond nog een röntgenfoto gemaakt, waarmee dit vermoeden
bevestigd
werd.
3.4 Op 27 februari 2023 is patiënte op de afdeling SEH onderzocht door een arts
in opleiding tot
specialist (aios) chirurgie. Uit haar aantekeningen blijkt dat patiënte de dagen
daarvoor gedurende
de nachten erg psychotisch is geweest en dat zij is gevallen op weg van haar bed
naar het toilet. Het lichamelijk onderzoek dat zij bij patiënte wilde verrichten,
werd bemoeilijkt doordat patiënte dit niet wilde en hierop reageerde met krabben,
slaan en knijpen. Daarop werd besloten tot een opname op de Acute Opname Afdeling
en een intercollegiaal consult van de afdelingen geriatrie en anesthesiologie.
3.5 Aan klagers werd verteld dat operatieve behandeling van de breuk in de rechterheup
een erg
hoog operatierisico voor patiënte mee zou brengen, met name vanwege haar immobiliteit,
haar zeer
lage gewicht, de psychose en beginnende dementie en de recente maagbloeding. De
kans dat patiënte
zou komen te overlijden tijdens of kort na de operatie werd door de hulpverleners
aanzienlijk
geacht. Daarnaast was er risico op een gecompliceerd beloop met onder meer wondinfectie,
nabloeding
en infectie van het osteosynthesemateriaal.
3.6 Aan klagers werd als passende behandeling een conservatieve behandeling voorgesteld,
waarna
patiënte na een permanente blokkade van de zenuw (fenolisatie) zo min mogelijk pijn
zou hebben,
goed verzorgbaar zou zijn, mogelijk met hulp bed-stoel-transfers zou kunnen maken.
De verwachting
was dat zij binnen afzienbare termijn zou komen te overlijden. Klagers hebben daarop
te kennen
gegeven dat zij het operatierisico begrepen hebben, maar dat zij absoluut niet wilden
dat patiënte
bedlegerig zou worden en dat het de wens van patiënte zou zijn om geopereerd te
worden en door te
leven.
3.7 De op 27 februari 2023 in consult geroepen arts niet in opleiding tot specialist
(hierna:
anios) klinische geriatrie heeft een hetero-anamnese afgenomen en heeft, voor zover
dit mogelijk
was, bij patiënte een lichamelijk onderzoek en een oriënterend neurologisch en psychiatrisch
onderzoek verricht. Op basis van dit onderzoek en op basis van de afgenomen labwaarden
en een ECG
is vanuit de geriatrie bezwaar afgegeven tegen de operatie. De afdeling anesthesie
heeft dezelfde
avond een advies gegeven. De kern van dit advies is:
‘Technisch gezien is er geen harde contra-indicatie voor een operatie. Echter de kans
op
perioperatief overlijden bij plaatsen van een KHP is bij een 95-jarige zeer reëel,
en de vraag is
of een beleid met adequate pijnstilling, evt een PENG block met phenol niet beter
zou zijn voor
deze patiënte.’
3.8 In de nacht van 27 op 28 februari 2023 is door de anios klinische geriatrie
een
familiegesprek gevoerd met klagers, waarin nogmaals de operatierisico’s zijn besproken,
alsmede de
algehele kwetsbaarheid van patiënte, de onmogelijkheid controles bij haar te doen
zonder dat zij
daar onrustig van werd en pijn van ondervond, het risico dat zij infusen zou verwijderen
omdat zij
‘plukkerig’ was, het ontstaan van extra verwardheid door de opname, toename van
het valrisico en de
onmogelijkheid te revalideren doordat zij niet meer in staat was instructies op
te volgen. Klagers
bleven na dit gesprek bij hun operatiewens.
3.9 In de periode 28 februari tot en met 6 maart 2023 is door verschillende artsen
van het E op
diverse momenten de conclusie getrokken dat een operatie te veel risico zou meebrengen.
Zij hebben
dit ook met klagers besproken in (familie-)gesprekken. Klagers bleven bij hun standpunt
dat hun moeder geopereerd zou moeten worden. In deze periode hebben klagers ook meerdere
second opinons laten verrichten. Omdat klagers niet wilden instemmen met een permanente
zenuwblokkade en patiënte zichtbaar veel pijnklachten had van de breuk in haar rechterheup,
is besloten tot een tijdelijke zenuwblokkade, ter overbrugging. Hiermee hebben klagers
ingestemd.
3.10 Er was bij patiënte sprake van een chronische psychose en/of een delier. Bij
zorgmomenten
verzette zij zich regelmatig hevig. Tevens is in het medisch dossier genoteerd dat
bij patiënte
sprake is van een chronisch beeld van afnemende cognitie, waarschijnlijk door een
(niet-gediagnosticeerde) dementie. Ook de inname van eten ging bij haar zeer moeizaam.
Uit het
dossier blijkt dat klagers patiënte meermalen dwongen te eten of dat zij hun stemmen
verhieven
tegen haar.
3.11 Op 2 maart 2023 is aan klagers (opnieuw) meegedeeld dat door de behandelaars
van patiënte
unaniem is geconcludeerd dat conservatieve behandeling meest passend zou zijn, dat
adequate
pijnstilling geboden is en dat opereren in strijd zou zijn met goed hulpverlenerschap.
3.12 Uit het dossier blijkt dat de contacten tussen de behandelaars van patiënte
en klagers zich
kenmerkten door een toenemende spanning, onder meer doordat klagers het niet eens
waren met (delen
van) brieven die in het kader van door hun geïnitieerde second opinons werden geschreven,
door de
wijze waarop zij omgingen met patiënte en doordat zij zich verzetten tegen het
pijnbestrijdingsbeleid voor patiënte, onder meer door weigering en eigenhandige
verwijdering van
pijnstillende middelen.
3.13 Op 6 maart 2023 heeft de verpleegkundig specialist de situatie van patiënte
geëvalueerd. Hij
heeft onder meer geconcludeerd dat patiënte gebaat zou zijn bij effectieve en langdurige
pijnstilling via fenolisatie, omdat de huidige pijnstilling die (via fentanylpleisters)
wordt
gegeven ruimschoots onvoldoende was. De verpleegkundig specialist heeft aan het
behandelteam
geadviseerd een ultimatum te stellen aan klagers. Verder heeft hij zijn twijfels
geuit over de
kwaliteit en de veiligheid van de door klagers aan patiënte geboden ondersteuning
en voorgesteld
aan klagers de toegang tot patiënte te ontzeggen als beoordeeld wordt dat zij patiënte
schade
toebrengen met hun gedrag of dat daar risico op is.
3.14 Op 7 maart 2023 hebben klagers zich akkoord verklaard met ontslag naar huis
met thuiszorg.
Opname in een verpleeghuis hebben zij afgewezen. Vanuit het behandelteam is toen
besloten anoniem
overleg te plegen met Veilig Thuis indien klagers adequate pijnstilling aan patiënte
zouden blijven
weigeren. Afgesproken werd dat patiënte op 10 maart 2023 zou worden ontslagen met
thuiszorg en voor
transport een tijdelijk zenuwblok zou krijgen. Op 10 maart 2023 heeft geen ontslag
plaatsgevonden
omdat de geraadpleegde thuiszorgorganisaties de vereiste zorg niet aan patiënte
thuis konden
leveren.
3.15 Op 11 maart 2023 heeft klaagster een fentanylpleister voor patiënte geweigerd
en zelf ook een
pleister verwijderd, terwijl patiënte duidelijk veel pijn had. Uiteindelijk is met
klagers
overeengekomen om via de anesthesie een femoraalblok te plaatsen (de grote zenuw
van het bovenbeen tijdelijk te verdoven). Op 13 maart 2023 is met klagers besproken
dat patiënte zichtbaar aan het lijden was en dat de pijn niet onder controle te krijgen
was. Klagers hebben toen morfine en fentanylpleisters geweigerd omdat ze niet wilden
dat patiënte suf zou worden, niet meer zou drinken en eten en zou komen te overlijden.
Voorts weigerden zij een
fenolblock (gevoelloos maken van het been) omdat zij wilden dat patiënte elders
nog geopereerd zou
kunnen worden.
3.16 Op 14 maart 2023 heeft de verpleegkundig specialist na advies van de medisch
maatschappelijk
werker de casus anoniem voorgelegd aan Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft de verpleegkundig
specialist dringend geadviseerd om van de situatie een melding te doen, mede omdat
patiënte naar
alle waarschijnlijkheid zou terugkeren naar huis. De verpleegkundig specialist heeft
besloten om
met het bespreken van dit advies te wachten tot het MDO van de volgende dag en het
tevens voor die
dag geplande familiegesprek.
3.17 Op 15 maart 2023 heeft een multidisciplinair overleg (hierna: MDO) plaatsgevonden,
waarbij
ook de verpleegkundig specialist aanwezig was. In het MDO is besloten nog geen Veilig
Thuis-melding
te doen omdat de verwachting op dat moment was dat patiënte vanwege haar conditie
en prognose niet
meer thuis zou komen. Mocht er bij leven toch sprake zijn van een terugkeer naar
huis, dan zou een
Veilig Thuis-melding worden gedaan. Het advies van het MDO van 15 maart 2023 luidt
als volgt:
‘Medisch advies:
In het kader van ‘goed hulpverlenerschap’ is er sprake van uitzichtloos lijden en
pt is in dermate
slechte toestand dat zij zich in een terminale fase bevindt.
Het is overeenkomstig met de WGBO om ons te beperken tot adequate pijnstilling en
over te gaan tot
een palliatief beleid en maximaal comfort te bieden.
1. Pijnstilling
Fenolisatie aangezien andere vormen van adequate pijnstilling niet mogelijk zijn
(pleisters worden
verwijderd, orale pijnstilling niet mogelijk ivm verlaagd bewustzijn)
Pijnteam en anesthesist
2. Intake
Pt heeft zelf nauwelijks intake behoudens intraveneus vocht.
Als medisch team zien we geen meerwaarde in het handhaven van dit beleid.
We zijn ons ervan bewust dat dit beleid ondank veelvuldige familiegesprekken in
strijd is met de
wens van de familie. De familie heeft meerdere malen actief de behandeling tegengewerkt
(afnemen
fentanyl-pleister, weigeren van pijnblokkade, niet toestaan van opiaten) die wij
unaniem wel
noodzakelijk achten.’
3.18 Op 15 maart 2023 zijn klagers geïnformeerd over de uitkomst van het MDO. Klagers
hebben
daarop gezegd na te zullen denken over adequate pijnstilling voor patiënte en hebben
de wens
uitgesproken haar de volgende dag mee naar huis te nemen.
3.19 Op 16 maart 2023 hebben klagers ingestemd met fenolisatie.
3.20 Op 17 maart 2023 hebben zij fenolisatie echter toch (weer) geweigerd. Op aandringen
van
klagers is die dag gestopt met het gebruik van diclofenac bij patiënte, omdat zij
hier suf van zou
worden, waarna zichtbaar extra pijn lijden ontstond. Daarop is besloten fentanylpleisters
te
starten en dat, indien patiënte die eraf zou trekken, overgestapt zou worden op
morfine. Nadat dit
nieuwe pijnbestrijdingsbeleid met klagers besproken was, hebben klagers te kennen
gegeven dat zij een ziekenhuis hadden gevonden dat bereid was patiënte op te nemen
en te opereren aan de breuk in haar rechterheup. Zij wilden niet zeggen wanneer dit
zou gebeuren en welk ziekenhuis dit was.
3.21 Op 17 maart 2023 heeft de medisch maatschappelijk werker geadviseerd een melding
bij Veilig
Thuis te doen als patiënte met ontslag naar huis zou gaan, omdat ook bij meegeven/voorschrijven
van
adequate medicatie de kans groot zou zijn dat de familie van patiënte die medicatie
niet zou
toedienen.
3.22 Op 18 maart 2023 heeft klaagster aan het ziekenhuis meegedeeld dat zij patiënte
op 20 maart
2023 zou meenemen naar huis en op 21 maart 2023 zou vervoeren naar een niet bij
naam genoemd
ziekenhuis voor een second opinion. Zij zei patiënte met of zonder thuiszorg mee
te nemen naar
huis.
3.23 Op 20 maart 2023 heeft de verpleegkundig specialist gesproken met klagers. Daarbij
heeft hij
onder meer zijn onvrede uitgesproken over de door klagers afgebouwde pijnbestrijding,
waardoor
patiënte onnodig pijn heeft geleden vooral tijdens de momenten van lichamelijke
verzorging. Vanuit
de afdeling nazorg is aan klagers diezelfde dag meegedeeld dat geen thuiszorg is
gevonden indien
patiënte met ontslag naar huis zou gaan en is klagers gezegd dat het meenemen naar
huis van
patiënte tegen medisch advies in is.
3.24 Op 21 maart 2023 is patiënte, tegen medisch advies in, door klagers meegenomen
voor vervoer
naar een onbekende locatie. Vlak voor ontslag van patiënte hebben klagers nog toediening
van
morfine (of andere pijnstilling) geweigerd omdat zij vonden dat patiënte volgens
hen geen pijn leed
en omdat zij wakker en alert moest zijn voor de second opinion. Ook zijn klagers
toen nog
geïnformeerd door de verpleegkundig specialist dat een Veilig Thuis-melding zou
worden gedaan.
3.25 De verpleegkundig specialist heeft nog diezelfde dag een melding over klagers
gedaan bij
Veilig Thuis.
3.26 Pas na het ontslag van patiënte is het bij het behandelteam bekend geworden
dat patiënte naar
het F te G is vervoerd, alwaar zij op 22 maart 2023 is geopereerd aan de breuk in
haar rechterheup.
3.27 In de periode 22 maart tot en met 13 mei 2023 is er geen contact geweest tussen
klagers en
het ziekenhuis. Op 14 mei 2023 is patiënte met spoed opgenomen op de afdeling AOA
van het
ziekenhuis. Zij was toen terminaal. Op 15 mei 2023 is zij per ambulance naar huis
vervoerd om thuis
te kunnen sterven. Zij is op 16 mei 2023 overleden. Na het overlijden van patiënte
hebben klagers
in de media, de sociale media en via spandoeken in hun tuin zware beschuldigingen
geuit richting
het ziekenhuis.
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundig specialist
4.1 Volgens klagers heeft de verpleegkundig specialist zonder gegronde reden een
melding gedaan
bij Veilig Thuis. Klagers hebben naar voren gebracht dat zij patiënte altijd liefdevol
hebben verzorgd, dat zij het beste met haar voor hebben gehad en dat zij stomverbaasd
waren over de melding bij Veilig Thuis.
4.2 De verpleegkundig specialist is van oordeel dat hij de melding bij Veilig Thuis
heeft gedaan
op goede gronden en volgens de regelen der kunst (conform het toepasselijke protocol).
Hetgeen
klagers zagen als goede zorg voor hun moeder wordt niet gedeeld door hoe de betrokken
zorgprofessionals dit zien. De verpleegkundig specialist heeft de melding gedaan
uit vrees voor een
situatie van structurele onveiligheid in de thuissituatie van patiënte, bestaande
uit ontspoorde
mantelzorg en het ontbreken van professionele zorg.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De klacht gaat over de Veilig Thuis-melding op 21 maart 2023 door de verpleegkundig
specialist inzake de omgang van klagers met patiënte, hun moeder. De vraag is of
de verpleegkundig
specialist aldus de zorg heeft verleend die van hem in de gegeven omstandigheden
verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundig
specialist.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende
beroepsnormen en
andere professionele standaarden.
5.2 De Veilig Thuis-melding door de verpleegkundig specialist dient te voldoen aan
de vereisten
zoals vastgelegd in de V&VN Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling/ Stappenplan
voor
Verpleegkundigen, Verzorgenden en Verpleegkundig specialisten, herziene versie 2019
(hierna: ‘de
Meldcode’). De Meldcode gaat in vanaf het moment dat een hulpverlener zich zorgen
maakt over de
veiligheid of het welzijn van een kind, volwassene of oudere die mogelijk veroorzaakt
worden door
huiselijk geweld of kindermishandeling. Door het volgen van het Stappenplan uit
de Meldcode kan
blijken dat de zorgen wel of niet terecht zijn, dat deze (mogelijk) veroorzaakt
worden door iemand
uit de huiselijke kring of dat er iets anders aan de hand is. Het college zal toetsen
of de
verpleegkundig specialist de Meldcode heeft gevolgd.
5.3 De Meldcode schrijft vijf stappen voor die hulpverleners moeten doorlopen voordat
zij over
kunnen gaan tot een melding bij Veilig Thuis. Het gaat om de volgende stappen:
1. In kaart brengen van signalen;
2. Overleg met een deskundig collega en eventueel Veilig Thuis voor advies;
3. In gesprek gaan met de cliënt/zorgvrager;
4. Weging van huiselijk geweld/kindermishandeling;
5. Een beslissing nemen.
Stap 1: Inventarisatie signalen
5.4 In het medisch dossier van patiënte zijn op diverse data door diverse hulpverleners
uiteenlopende signalen beschreven die wijzen op vermoedens van (huiselijk) geweld
door klagers
jegens patiënte. Het gaat daarbij onder meer om deze aantekeningen:
SEH-triageverslag 27 februari 2023:
‘Volgens ambulance opvallende interactie met geschreeuw tussen broer en zus.’ (…)
‘Ze verstoppen
nexium tabletten in het eten en mw gebruikt verder niks.’
Verpleegkundig verslag 28 februari 2023:
‘Mw. heeft niet veel gegeten en gedronken, dochter wilde proberen om mw. toch een
bakje vla te
geven, mw. bleef aangeven dat ze het niet wilde, dochter verhefde haar stem meerdere
malen en was
dwangmatig naar mevrouw toe, heeft gedwongen mw. een paar happen vla gegeven.’
Voortgangsverslag 1 maart 2023:
‘PO: ligt in bed met geopende ogen, kijk naar links, houdt met beide handen de heupen
vast. Maakt
heel kort contact. Niet georiënteerd. Hallucinaties ++ (praat steeds tegen iemand/iets).
Roept ook:
“niet slaan”. Komt angstig over, schrikt. Niet motorisch onrustig.’
Verpleegkundig verslag 3 maart 2023:
‘Rond 20:00 uur kwamen zoon en dochter terug bij moeder, ik kan nergens terug lezen
dat hier
afspraken over gemaakt zijn dat zij buiten bezoektijd mogen komen. Mw. was ook meteen
weer
onrustig. Zoon en dochter rond 20:30 uur weg gestuurd.’
Verpleegkundig verslag 5 maart 2023:
‘Dochter aanwezig bij dinner, heeft mw. “gedwongen” om te eten. Was erg aan het
schreeuwen tegen
mw. Citaat: MAMA je moet nu eten en anders ga je dood. Nu mond open doen, doe de
ogen open.
Aangegeven aan de dochter dat ze misschien beter konden wachten en op een ander
moment te proberen.
Dochter wilde niet luisteren naar onze advies. Ze gaf aan dat het wel op deze manier
werkt en ging
toch verder met eten geven. Gaf aan dit thuis ook zo te doen. Dochter kwam om 20:00
uur terug op de
afdeling, aangegeven aan de dochter gevraagd om te gaan.’
Verpleegkundig verslag 6 maart 2023:
‘Vanuit de teampost hoor ik mevrouw schreeuwen. Wanneer ik ga kijken zie ik 2 familieleden
boven
mevrouw gebogen staan. Ik vraag daarop of ik kan helpen. Reactie familieleden: “we
willen eten
geven, maar dit lukt niet zo goed. We hebben de bokshandschoenen uitgedaan en krijgen
deze niet
meer aan”.’
Aantekening diëtist in het medisch dossier 6 maart 2023:
‘Intake: minimaal. Familie probeert voedingsintake te forceren met veel verzet vanuit
pte.’
Verpleegkundig verslag 9 maart 2023:
‘Familie is erg dwingend naar mw toe met eten en onrust, schreeuwen tegen haar en
dwingen om te
eten.’
Verpleegkundig verslag 10 maart 2023:
‘Dochter dringt erg aan dat het infuus op st. 63 moet blijven, de situatie uitgelegd,
maar dochter
toont hier geen begrip voor.’
Verpleegkundig verslag 11 maart 2023:
‘Fentanylpleister opgehoogd naar 25 mcg/ weer verwijderd ivm geen toestemming van
dochter. Heeft de
pleister van 12.5 mcg ook verwijderd.’ (…)
‘Kinderen van mw hebben veel lopen schreeuwen tegen mw gedurende de avond, omdat
ze amper at of
dronk. Gilt van de pijn tijdens draaien in bed, dochter vermelden nogmaals dat ze
geen pleister
wilde.’
Verpleegkundig verslag 15 maart 2023:
‘Zoon en dochter kwamen rond 19:30 uur aan op de afdeling in blinde paniek. Ze waren
hardhandig
bezig om mw wakker te maken, en eten en drinken te geven. Aangegeven dat ze mw.
eten en drinken
mogen aanbieden maar dit niet onder dwang mogen geven en mw. rustig moeten benaderen.
Zoon en
dochter geven aan dat ze het niet eens zijn met dit beleid. Ze willen dat mw. een
lopend infuus
blijft houden, zodat ze voldoende vochtintake heeft. Er zijn duidelijke afspraken
gemaakt en zal
het infuus gestaakt blijven.’
Verpleegkundig verslag 18 maart 2023:
‘Dochter schreeuwde tegen dochter [het college leest: moeder] “Mama wordt wakker,
je moet eten
godverdomme” meerder malen. Ze duwde het eten in de mond van mw. Wij spraken haar
dochter aan op
het geschreeuw/gedrag – ook uitleg over verstikking gegeven, dochter benoemde: “ik
schreeuw thuis
nog harder tegen haar, dat is zij wel gewend, anders werkt het niet.”’
Stap 2: Overleg collega en/of Veilig Thuis
5.5 Uit het medisch dossier blijkt dat op 15 maart 2023 een multidisciplinair
overleg heeft
plaatsgevonden waarin hulpverleners van diverse medische afdelingen van het ziekenhuis
inclusief de
verpleegkundig specialist de afwijzende opstelling van klagers ten opzichte van
het behandelbeleid
van patiënte hebben besproken.
5.6 Op 6, 7 en 14 maart 2023 is de medisch maatschappelijk werker geraadpleegd over
de zorgen
omtrent patiënte. Op 17 maart 2023 adviseert de medisch maatschappelijk werker hierover
als volgt:
‘Melding Veilig Thuis moet gedaan worden indien mevrouw met ontslag naar huis gaat.
Ook al is dit
met de door het ziekenhuis adequaat geachte medicatie. Het is meer dan aannemelijk
dat familie hier
thuis weer vanaf wil zien en dan komt de huisarts/thuiszorg in dezelfde impasse
als het ZH terecht.
Dat is niet in het belang van pt. Het is de verantwoordelijkheid/plicht van het
ziekenhuis om de
Meldcode Huiselijk Geweld te volgen.’
5.7 Op 14 maart 2023 heeft de verpleegkundig specialist op advies van de medisch
maatschappelijk
werker advies gevraagd aan Veilig Thuis H. Hij heeft de casus anoniem voorgelegd.
De betrokken
medewerker van Veilig Thuis H heeft de verpleegkundig specialist dringend opgeroepen
een melding te
doen indien patiënte naar huis zou worden ontslagen.
Stap 3: Gesprek met cliënt/zorgvrager
5.8 De derde stap in de Meldcode schrijft voor dat de hulpverlener, indien mogelijk,
het gesprek
aangaat met de patiënt. Uit het dossier wordt duidelijk dat dit hier niet mogelijk
was vanwege de
geestelijke en fysieke toestand van patiënte, die niet (voldoende) aanspreekbaar
was.
5.9 Op 2, 8, 11, 13, 15 16 en 17 maart 2023 zijn gesprekken gevoerd met klagers
over de ontstane
onenigheid omtrent het behandelbeleid van patiënte, met name over de pijnbestrijding
en het dwingen
van patiënte om te eten/drinken, zo kan worden afgeleid uit het medisch dossier.
5.10 Op 20 maart 2023 is door een anios chirurgie en door een medewerker van de afdeling
Nazorg
een gesprek met klagers gevoerd over hun besluit om patiënte – tegen het medisch
advies van het
ziekenhuis in – mee te nemen uit het ziekenhuis.
5.11 Op 21 maart 2023 heeft de verpleegkundig specialist vlak voordat patiënte werd
meegenomen
door klagers, aan klagers meegedeeld dat hij een melding gaat doen bij Veilig Thuis
toen zij
patiënte meenamen uit het ziekenhuis. Of dit gesprek heeft plaatsgevonden in de
kamer van patiënte,
zoals de verpleegkundig specialist stelt, of op de gang terwijl patiënte al uit
haar kamer werd
weggereden op de brancard, zoals klagers stellen, is voor het college niet meer
vast te stellen. In
beide gevallen geldt dat de verpleegkundig specialist bewust de mededeling pas op
het laatste
moment voordat patiënte met klagers vertrok, heeft gedaan. Als onweersproken staat
vast dat die
boodschap klagers heeft bereikt. De verpleegkundig specialist kon als redelijk handelend
beroepsgenoot op deze wijze invulling geven aan stap 3 gelet op de bijzondere omstandigheden
van
het geval. Daarbij wijst het college in het bijzonder op het formulier ‘Aanmelding
Veilig Thuis’
van 21 maart 2023, waarin de verpleegkundig specialist over stap 3 heeft opgenomen:
‘Stap 3: Gesprek met betrokkene(-n) om zorgen te bespreken:
Niet gevolgd
Onderbouwing: De zorgen omtrent de situatie van betrokkene(n) zijn meermaals in
gesprekken gedeeld
met de betrokkenen. Er is besloten om (pas) bij het ontslagmoment te delen met familie
dat er een
Veilig Thuis melding gemaakt is. Dit vanwege angst (bij de betrokken behandelaren)
voor escalatie
van de problematische zorgsituatie met zeer moeizame interactie tussen familie en
behandelaren.’
Stap 4: Weging huiselijk geweld / acute of structurele onveiligheid
5.12 De vierde stap van de Meldcode schrijft voor dat de hulpverlener de verschillende
signalen
die kunnen duiden op huiselijk geweld of een situatie van acute of structurele onveiligheid
weegt
om zo te bepalen of er inderdaad sprake is van structurele of acute onveiligheid
voor de patiënt en
of melding bij Veilig Thuis geboden is.
5.13 Daarbij moet de hulpverlener de volgende factoren betrekken: het risico op huiselijk
geweld,
de aard en de ernst van het huiselijk geweld en de kans dat er schade ontstaat door
het geweld bij
de zorgvrager of bij een ander.
5.14 Op 6, 11, 13, 14, 15, 20 en 21 maart 2023 heeft de verpleegkundig specialist
met het team,
tijdens een MDO, de verschillende signalen die konden duiden op huiselijk geweld
en de adviezen van
de diverse hulpverleners van het behandelteam en de reactie van Veilig Thuis tegen
elkaar
afgewogen, ter voorbereiding op eventuele vervolgstappen. Uitgaande van de individuele
verantwoordelijkheid van de verpleegkundig specialist, is het college van oordeel
dat blijkens het
dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, de beslissing tot het doen
van een melding
bij Veilig Thuis is genomen op basis van een breed gedragen analyse en weging samen
met de andere
betrokken hulpverleners in intern en extern overleg.
5.15 De verpleegkundig specialist heeft in de melding bij Veilig Thuis als conclusie
opgenomen dat
naar zijn oordeel geen sprake is van een vermoeden van huiselijk geweld, maar wel
van een situatie
van acute of structurele onveiligheid.
5.16 Als aard van de onveilige situatie opgenomen heeft hij genoteerd: ‘emotionele/psychische
verwaarlozing of mishandeling, samenhangend met ontspoorde mantelzorg’. Voor de
veiligheidssituatie
heeft hij het cijfer 3 gegeven, met als reden: ‘Geen professionele zorg in de thuissituatie
aanwezig’. Onder ‘eventuele opmerkingen’ heeft hij opgemerkt:
‘Helaas hebben de uitgebreide inspanningen van betrokken behandelaren niet geleidt
tot het bieden
van structurele veiligheid. Daarom is besloten om de hulp van Veilig Thuis in te
schakelen, in de
ultieme poging om de dreigende onveiligheid zoveel mogelijk af te wenden.’
5.17 Onder het kopje ‘Wat is uw grootste zorg over wat er precies zou kunnen gebeuren
als we nu
niets doen?’ heeft hij genoteerd:
‘Indien patiënte in de thuissituatie terugkeert heb ik grote zorgen over de veiligheid
en het
welbevinden van patiënte. Er is geen reden om aan te nemen dat de mate van schreeuwen,
toepassen
van dwang bij het eten en afhouden van adequate pijnstillende medicatie in de thuissituatie
(zonder
toezicht) zal verbeteren.’
5.18 De verpleegkundig specialist heeft in de melding onder het kopje ‘Melding (…)
Welke actuele
zorgen heeft u over de veiligheid van (een van) de betrokkenen’, diverse concrete
voorbeelden
vermeld van bevindingen tijdens verzorgingsmomenten die stroken met het medisch
dossier. Hiermee
heeft hij zijn hiervoor weergegeven ‘grootste zorg’ concreet onderbouwd, zonder
zelf verdere
conclusies uit die bevindingen te trekken.
5.19 Ter zitting heeft de verpleegkundig specialist nog toegelicht dat hij er weliswaar
van
overtuigd was dat klagers de beste bedoelingen hadden met patiënte, maar dat er
niettemin sprake
was van een acute noodsituatie bij een kwetsbare patiënte. Op basis van de concrete
bevindingen en
overleggen tussen de diverse zorgverleners tijdens de ziekenhuisopname van patiënte
bestond met name de vrees voor structurele onveiligheid in de thuissituatie, veroorzaakt
door gebrek aan professionele zorg. Daardoor was voorzienbaar dat er, gezien de zorgvraag
van patiënte en de opstelling van klagers hierin, grote problemen zouden kunnen ontstaan
in de dagelijkse verzorging, bij het eten en drinken en in de pijnbestrijding.
5.20 Het college is gezien het voorgaande van oordeel dat de verpleegkundig specialist
zich
zorgvuldig heeft gekweten van de in stap 4 bedoelde weging.
Stap 5: Beslissen
5.21 De vijfde stap in de Meldcode schrijft voor dat de hulpverlener achtereenvolgens
de volgende
twee beslissingen neemt: Is melden nodig en is hulp (ook) mogelijk?
5.22 Uit het medisch dossier blijkt dat het behandelteam, inclusief de verpleegkundig
specialist,
op verschillende momenten heeft geprobeerd passende zorg te (blijven) bieden aan
patiënte, ondanks
de onenigheid met klagers. Dit blijkt onder meer uit de volgende aantekeningen van
de
verpleegkundig specialist in het dossier:
Medisch dossier 11 maart 2023:
‘Familie is (door chirurgie collega’s) uitgebreid gefaciliteerd om een instelling/ziekenhuis
te
vinden welke operatie als mogelijk behandeling ziet voor de fractuur die moeder
heeft opgelopen. Er
is geen centrum gevonden. Deze patstelling is er nu ruim 10 dagen en leidt bij de
betrokken
professionals (verpleegkundigen, artsen, verpleegkundig specialisten) tot grote
morele strijd. Mijn
voorstel is deze overbruggingsoplossing (femoraalcatheter) tot en met na het weekend,
en dan met
elkaar (familie, chi en geriatrie) in gesprek te gaan om een constructieve, duurzame
oplossing te
vinden voor de intense pijnen die patiënte moet doorstaan.’
Medisch dossier 13 maart 2023:
‘Ik sprak tegenover [naam zorgverlener] mijn teleurstelling uit dat het nu voorgestelde
gesprek met
48h minstens wordt uitgesteld. Hetgeen de patiënte noch de familie noch het betrokken
zorgpersoneel
ten goede komt. Helaas is er nu geen (sneller) alternatief.’
5.23 Voorts blijkt dat meermalen (op 13, 17 en 20 maart 2023) door de betrokken zorgverleners
is
gepoogd thuiszorg voor patiënte te organiseren voor het geval zij (tegen het medisch
advies van het
ziekenhuis in) toch thuis zou komen te verblijven.
5.24 Uit de aantekeningen in het medisch dossier blijkt dat steeds zowel het afwegen
van de
noodzaak tot het doen van een melding als het zorgen voor de benodigde zorg aan
patiënte voor de
verpleegkundig specialist (en zijn collega’s) voorop heeft gestaan.
Slotsom
5.25 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de verpleegkundig specialist alle stappen
uit de
Meldcode juist en zorgvuldig heeft gevolgd, dat de Veilig Thuis-melding proportioneel
en
gerechtvaardigd was en dat de verpleegkundig specialist ook overigens heeft gehandeld
zoals van een
redelijk handelend, redelijk bekwaam vakgenoot mag worden verwacht.
5.26 De klacht is ongegrond.
Publicatie
5.27
In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd in V&VN Magazine
en Medisch Contact.
Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere verpleegkundig specialisten mogelijk
iets van deze
zaak kunnen leren, met name over de omgang met de ‘V&VN Meldcode Huiselijk geweld
en
kindermishandeling / Stappenplan voor Verpleegkundigen, Verzorgenden en Verpleegkundig
specialisten’. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere
tot personen of
instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt
en ter
publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften V&VN Magazine en Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven door P.J. van Eekeren, voorzitter, E. Pans, lid-jurist,
W.M.E. Bil,
A. Petiet en G.J.T. Kooiman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman,
secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024.