ECLI:NL:TGZRAMS:2024:255 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6995

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:255
Datum uitspraak: 03-12-2024
Datum publicatie: 03-12-2024
Zaaknummer(s): A2024/6995
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster was onder behandeling bij een collega van de fysiotherapeut. De fysiotherapeut werd door zijn collega in consult bij klaagster geroepen. De fysiotherapeut heeft toen de nek gemanipuleerd (gekraakt) en de behandeling voor het vervolg overgedragen gekregen. Klaagster stelt dat de fysiotherapeut is overgegaan tot het kraken van de nek zonder uitleg te hebben gegeven. Het college oordeelt dat het op de weg van de fysiotherapeut had gelegen klaagster te informeren over de procedure, voor- en nadelen, eventuele risico’s en belasting van de voorgenomen handeling. Dat klaagster schade heeft opgelopen door het kraken kan het college niet vaststellen. Wel is de fysiotherapeut te lang doorgegaan met dezelfde behandeling, terwijl de behandeling geen verbetering bleek te hebben. Niet komt vast te staan dat de fysiotherapeut informatie uit het dossier heeft verwijderd, oneerlijk is geweest of de brief aan de huisarts heeft vervalst. Overige klachtonderdelen ook ongegrond. Klacht is deels gegrond. Nu informeren een belangrijke pijler van een behandelingstraject is, alsook de brede(re) reflectie op een behandeling, en de fysiotherapeut geen inzicht heeft getoond, wordt een berisping opgelegd.

A2024/6995

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 3 december 2024 op de klacht van:

A,
wonende te B, klaagster,

tegen

C,
fysiotherapeut, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook te noemen: de fysiotherapeut, gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, werkzaam te
Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Verweerder is fysiotherapeut. Klaagster is in twaalf consulten over een periode van ruim drie
maanden door verweerder in de nek gemanipuleerd (gekraakt). Haar klacht omvat zeven onderdelen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht op twee onderdelen gegrond is: er was geen
informed consent en verweerder is te lang doorgegaan met dezelfde behandeling. Hierna vermeldt het
college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 maart 2024;
- het aanvullend klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 april 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het bericht van klaagster van 19 juni 2024, ontvangen op 20 juni 2024, met bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 11 juli 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek, waarop alleen
klaagster, vergezeld door haar echtgenoot, is verschenen;
- de dupliek, binnengekomen op 23 augustus 2024, met bijlagen.

2.2 De zaak is, gelijktijdig met de zaak die bekend is onder nummer A2024/7067, behandeld op de
openbare zitting van 22 oktober 2024. De partijen zijn verschenen. Klaagster werd vergezeld door
haar echtgenoot en verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde
hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Verweerder heeft een fysiotherapiepraktijk D waarin meerdere fysiotherapeuten werkzaam zijn.

3.2 Op 22 december 2016 is klaagster vanwege pijn in haar onderrug behandeld door een
fysiotherapeut in de praktijk van verweerder (verweerster in zaak A2024/7067, hierna te noemen: de
eerste fysiotherapeut). Omdat klaagster na de behandeling last had gekregen van haar bovenrug en
nek, is er begin januari 2017 telefonisch contact geweest tussen hen beiden. De eerste
fysiotherapeut heeft toen oefeningen voorgeschreven, maar die bleken niet te helpen. Klaagster
maakte daarom een volgende afspraak voor 31 januari 2017. Daarbij verkeerde zij in de
veronderstelling dat dit opnieuw een afspraak met de eerste fysiotherapeut zou zijn.

3.3 Op 31 januari 2017 kwam zij echter terecht bij een andere fysiotherapeut van de praktijk van
verweerder (hierna te noemen: de tweede fysiotherapeut). Deze heeft klaagster drie keer behandeld,
te weten op 31 januari 2017, 13 februari 2017 en 16 februari 2017. Tijdens het laatste consult
heeft de tweede fysiotherapeut verweerder erbij geroepen; verweerder heeft klaagster toen in de nek
gemanipuleerd (gekraakt). Daarna heeft de tweede fysiotherapeut de behandeling overgedragen aan
verweerder.

3.4 Op 23 februari 2017 is klaagster onder behandeling gekomen van verweerder, tot 15 januari
2018. In twaalf consulten over een periode van ruim drie maanden heeft hij haar in de nek
gemanipuleerd (gekraakt). Vanaf juni 2017 is de behandeling voortgezet zonder kraken.

3.5 In augustus 2018 heeft klaagster de praktijk aansprakelijk gesteld voor de schade die zij
door de behandeling zou hebben opgelopen. Begin 2019 heeft de verzekeraar van de praktijk deze
aansprakelijkstelling afgewezen. Op 20 maart 2023 is, in verband met een geschil tussen klaagster
en haar rechtsbijstandsverzekeraar, ten overstaan van de Rechtbank E een voorlopig getuigenverhoor
gehouden. Daarin zijn klaagster, verweerder, de eerste en de tweede fysiotherapeut gehoord.

4. De klacht en de reactie van de fysiotherapeut
4.1 Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij:
a) haar bij een andere behandelaar heeft geplaatst;
b) haar geen uitleg heeft gegeven over de behandeling;
c) bij bijna ieder consult haar nek heeft gekraakt waardoor zij nog meer schade opliep;
d) gegevens uit haar dossier heeft verwijderd;
e) oneerlijk is geweest naar haar;
f) de brief aan de huisarts heeft vervalst;
g) haar heeft tegengewerkt toen zij om een doorverwijzing vroeg.

4.2 De fysiotherapeut heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de fysiotherapeut de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende fysiotherapeut. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Uitgangspunt is dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor
hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) plaatsing bij andere behandelaar
5.2 Als eerste klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij haar, na de eerste
behandeling bij de eerste fysiotherapeut, bij een andere fysiotherapeut heeft geplaatst. Verweerder
stelt niet te weten waarom zij niet opnieuw door de eerste fysiotherapeut is behandeld en ontkent
dat hij hierin een rol heeft gespeeld.

5.3 Het college stelt vast dat de nieuwe afspraak is gemaakt via het secretariaat van de praktijk
van verweerder. Klaagster heeft naar voren gebracht daarbij specifiek om een afspraak met de eerste
fysiotherapeut te hebben gevraagd, omdat zij ook de eerste behandeling op 22 december 2016 had
gedaan en zij daarvan pijn had overgehouden. Hoe de gang van zaken precies is geweest, is voor het
college niet meer na te gaan. Het lijkt erop dat er in de communicatie iets niet goed is gegaan,
maar het college ziet niet dat verweerder daar enige rol in heeft gespeeld. Dat hij de eerste
fysiotherapeut uit de wind wilde houden, zoals klaagster stelt, komt het college dan ook niet
aannemelijk voor. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel b) geen uitleg over behandeling
5.4 Klaagster stelt dat verweerder op 31 januari 2017, tijdens de eerste behandeling van de
tweede fysiotherapeut, is overgegaan tot het kraken van haar nek zonder uitleg te hebben gegeven.
Verweerder verwijst naar het dossier en stelt zich verder niet te herkennen in deze wijze van
omgang met klaagster.

5.5 Het college stelt aan de hand van het dossier vast dat verweerder klaagster voor de eerste
keer heeft gekraakt op 16 februari 2018, derhalve pas tijdens het derde consult bij de tweede
fysiotherapeut.
Dit doet evenwel niet af aan de door klaagster geschetste gang van zaken: verweerder zou tijdens
het consult door de tweede fysiotherapeut erbij zijn geroepen, deze zou gevraagd hebben of
klaagster al eens eerder was gekraakt, waarna hij tot de behandeling is overgegaan. Dat het zo is
gegaan heeft verweerder niet ontkend.

Bovendien heeft verweerder desgevraagd ter zitting verklaard dat deze wijze van ‘invliegen’ binnen
de praktijk niet ongebruikelijk is; zo kan volgens hem optimaal van ieders expertise gebruik worden
gemaakt.

5.6 Naar het oordeel van het college heeft verweerder op deze wijze zijn verantwoordelijkheid ten
aanzien van het informeren van klaagster miskend. Het had op zijn weg gelegen de procedure, de
voor- en nadelen, en de eventuele risico’s en belasting van de voorgenomen behandeling met
klaagster te bespreken en haar ook enige tijd te gunnen daarover na te denken. De
verantwoordelijkheid van verweerder voor het kraken is niet beperkt tot de handeling als zodanig,
maar strekt zich ook uit tot de daarbij te geven informatie. In zoverre is dit klachtonderdeel
gegrond.

Klachtonderdeel c) bij bijna ieder consult kraken
5.7 Volgens klaagster heeft verweerder haar nek bij nagenoeg ieder consult gekraakt; daardoor
heeft zij (nog meer) schade opgelopen. Verweerder stelt dat niet is komen vast te staan dat
klaagster schade aan haar nek heeft opgelopen, dat zeker niet bij ieder consult de nek is
gemanipuleerd, en dat deze behandeling niet onzorgvuldig is uitgevoerd of tot schade heeft geleid.

5.8 Het college stelt op basis van het dossier vast dat in elk consult in de periode februari tot
juni 2017 “hoog cwk manipulatie”, ofwel kraken, is toegepast. Dat klaagster hierdoor
(weefsel)schade heeft opgelopen heeft het college niet kunnen vaststellen. In dat opzicht kan de
klacht dan ook niet tot een gegrondverklaring leiden. Wel stelt het college vast dat toen de
behandeling gaandeweg geen verbetering bleek te brengen, deze niettemin zonder (kenbare) verdere
reflectie door verweerder is voortgezet. Volgens de KNGF-richtlijn nekpijn dient bij toepassing van
behandelprofiel B, dat bij klaagster aan de orde was, bij uitblijvend resultaat na zes weken de
behandeling te worden gestaakt. De vraag die dan moet worden gesteld of er wellicht andere factoren
zijn die de klacht onderhouden. Uit het dossier is niet af te leiden dat verweerder zich deze vraag
heeft gesteld. Hij is dus naar het oordeel van het college te lang doorgegaan met dezelfde
behandeling en in die zin is de klacht gegrond.

Klachtonderdeel d) verwijdering gegevens uit dossier
5.9 Klaagster verwijt verweerder dat hij informatie uit het dossier heeft verwijderd. Verweerder
ontkent dit.

5.10 Volgens klaagster heeft zij bij elk consult veel meer gezegd dan in het dossier staat, kon
zij op het scherm meelezen wat er in het dossier werd gezet en was verweerder bij elk consult tien
minuten aan het typen. De betreffende informatie vindt zij niet terug in het dossier.
Het college is evenwel van oordeel dat uit een en ander op zichzelf niet kan worden afgeleid dat
verweerder gegevens uit het dossier zou hebben verwijderd.

Ook heeft klaagster niet gespecificeerd om welke informatie het zou gaan. Derhalve gaat het college
aan deze klacht, als onvoldoende onderbouwd, voorbij.

Klachtonderdeel e) oneerlijk geweest
5.11 Volgens klaagster is verweerder op enkele momenten oneerlijk geweest tegen haar. Zo zou hij
tijdens hun eerste consult hebben gezegd dat zij door de eerste fysiotherapeut te zwaar was
behandeld, maar dat later weer hebben ontkend. Volgens verweerder heeft hij slechts gezegd dat
klaagster die behandeling als zwaar heeft ervaren.

5.12 Het college ziet geen reden om aan de lezing van verweerder te twijfelen. Evenmin heeft het
kunnen vaststellen dat hij anderszins oneerlijk zou zijn geweest. Dit klachtonderdeel is daarom
ongegrond.

Klachtonderdeel f) vervalsen brief aan huisarts
5.13 Volgens klaagster zou verweerder de brief aan de huisarts hebben vervalst omdat er een
verkeerde naam onder stond en omdat staat vermeld dat zij met nekklachten bij de praktijk was
gekomen. Verweerder erkent dat onder de brief aanvankelijk een verkeerde naam stond, maar dat hij
dit heeft gecorrigeerd. Verder correspondeert de inhoud van de brief zijns inziens met de inhoud
van het dossier.

5.14 Het college stelt vast dat de verkeerde ondertekening berust op een administratieve fout en
dat deze door verweerder is gecorrigeerd. In de brief staat verder slechts dat zij “tijdens de
eerste behandeling aan haar onderrug, ook last bleek te hebben van haar nek”.
Op welke wijze hier
van vervalsing sprake zou zijn, ontgaat het college. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel g) tegenwerking doorverwijzing
5.15 Volgens klaagster blokkeerde verweerder de weg naar de huisarts en daarmee verdere
doorverwijzing. Verweerder meent dat het klaagster vrijstond om naar de huisarts te gaan.

5.16 Op welke wijze verweerder klaagster bij de gang naar de huisarts zou hebben tegengewerkt, is
het college niet duidelijk geworden. Voor een bezoek aan de huisarts is geen doorverwijzing nodig.
Ook is niet gebleken dat klaagster aan verweerder heeft verzocht om een brief te sturen naar de
huisarts met advies tot verder onderzoek c.q. doorverwijzing en verweerder dat heeft geweigerd.
Overigens is een dergelijke brief, gedateerd 4 september 2017, naar de huisarts gegaan. Dat
verweerder in het behandelingstraject de klachten van klaagster zou hebben gebagatelliseerd heeft
het college niet kunnen vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Slotsom
5.17 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klachtonderdelen b) en c) gegrond zijn en de
overige klachtonderdelen ongegrond.

Maatregel
5.18 Nu de klacht deels gegrond is verklaard, dient het college een beslissing te nemen over het
al dan niet opleggen van een maatregel. Naar het oordeel van het college is het opleggen van een
berisping passend en geboden. Informeren is een belangrijke pijler van een behandelingstraject.
Hetzelfde geldt voor de noodzaak om over te gaan tot een brede(re) reflectie op een behandeling als
de behandeldoelen niet of onvoldoende binnen de gestelde tijd worden gehaald. Daarbij komt dat
verweerder ten overstaan van het college geen blijk heeft gegeven van de situatie te hebben
geleerd.

Publicatie
5.19 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin
gelegen dat andere fysiotherapeuten mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal
plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college
- verklaart de klachtonderdelen b) en c) gegrond;
- legt de fysiotherapeut de maatregel op van een berisping;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter
publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht,
Gezondheidszorg Jurisprudentie en Fysiopraxis.

Deze beslissing is gegeven door A. van Maanen, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
W. Langoor, M.J.F. Vuister en S.E. Dekker, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door A. Tingen,
secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.