ECLI:NL:TGZRAMS:2024:249 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A20243/6735
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:249 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-11-2024 |
Datum publicatie: | 22-11-2024 |
Zaaknummer(s): | A20243/6735 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft in opdracht van de rechtbank als deskundige een conceptrapport opgesteld in een letselschadezaak. Klager verwijt haar dat zij niet onpartijdig was en zich heeft laten leiden door de oorspronkelijke behandelaar, bij wie zij jaren eerder een fellowship had gevolgd. Ook heeft zij volgens klager ten onrechte geen overleg gevoerd met de second opinion-arts, heeft zij zich voor het onderzoek van klager niet volledig geïnformeerd en was zij geen lid van de NVMSR. De orthopedisch chirurg heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klager was voor haar benoeming als deskundige op de hoogte van het bedoelde fellowship. Het college komt tot het oordeel dat er ook verder geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de orthopedisch chirurg niet heeft voldaan aan de criteria waaraan een behoorlijke rapportage moet voldoen. |
A2023/6735
Beslissing van 22 november 2024
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 22 november 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
orthopedisch chirurg,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook de orthopedisch chirurg,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Hilversum.
1. De zaak in het kort
1.1 De rechtbank heeft de orthopedisch chirurg op 9 september 2020 op verzoek van
klager benoemd tot deskundige in het kader van een voorlopig deskundigenonderzoek
in een letselschadezaak. De orthopedisch chirurg heeft de conceptrapportage op 28
januari 2021 aan de advocaat van klager gezonden ter inzage en met het oog op (de)blokkering.
Klager heeft een beroep gedaan op het blokkeringsrecht, zodat het rapport niet is
uitgebracht.
1.2 Klager heeft bezwaren tegen de wijze waarop het rapport tot stand is gekomen.
Hij verwijt de orthopedisch chirurg dat zij:
a) zich heeft laten leiden door de oorspronkelijke behandelaar van klager;
b) niet met de tweede behandelaar/second opinion-arts in overleg is getreden;
c) zich niet volledig heeft doen informeren;
d) niet op basis van onpartijdigheid heeft gerapporteerd;
e) lid had moeten zijn van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische
Rapportage (NVMSR), althans klager actief had moeten melden dat zij geen lid is van
die vereniging.
1.3 De orthopedisch chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 december 2023;
- de conceptrapportage (in aanvulling op het klaagschrift);
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 11 juli 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Klager heeft na twee operaties aan zijn voeten (in 2009 rechts en in 2013 links)
klachten overgehouden. Hij heeft – onder andere – de orthopedisch chirurg die hem
destijds heeft behandeld en geopereerd (hierna: de behandelaar) aansprakelijk gesteld
voor de schade. Klager heeft de rechtbank verzocht een voorlopig deskundigenbericht
te gelasten naar het medisch handelen van de behandelaar. Klager heeft de orthopedisch
chirurg – verweerster – als deskundige voorgesteld.
3.2 De orthopedisch chirurg heeft in 2015 gedurende zes maanden een fellowship gevolgd
bij de behandelaar. Klager was daarvan op de hoogte op het moment dat hij de orthopedisch
chirurg als deskundige voordroeg. Ook de wederpartij(en) en de rechtbank waren daarmee
bekend. De rechtbank heeft de orthopedisch chirurg bij beschikking van 9 september
2020 tot deskundige benoemd en haar vier vragen voorgelegd. Ook heeft de rechtbank
enige procedurele formaliteiten vastgelegd, onder andere het navolgende (alle citaten
zijn letterlijk overgenomen):
“Gelieve contact op te nemen met de betrokken partijen indien u dat nodig acht voor
de door u te schrijven rapportage. Indien u contact opneem met één van partijen, dient
u ook met de andere partij contact op te nemen.”
3.3 Op 19 november 2020 heeft klager per e-mail aan het expertisecentrum waaraan de
orthopedisch chirurg verbonden is, gevraagd om haar het volgende voor te leggen:
“Nu u om uitstel heeft gevraagd van de termijn waarop u de betreffende rapportage
aan de Rechtbank wordt geacht in te dienen (11 februari 2021) verzoek ik u mij te
willen (doen) berichten of u het betreffende Rechtbankdossier op datum van het geplande
onderzoek door u in E wel volledig tot u zult hebben kunnen nemen. Mocht dat niet
het geval zijn, dan vraag ik me af of het dan wellicht een idee is om uw onderzoek
eveneens te verplaatsen naar een latere datum (…).”
3.4 Het expertisecentrum heeft klager op 23 november 2020 per e-mail het antwoord
van de orthopedisch chirurg doorgegeven:
“Het aanvragen van uitstel voor een expertiserapport heeft verschillende redenen.
Met name de ervaring van het bij elkaar krijgen van eventuele extra informatie (beeldvorming
met name) kost vaak veel tijd. Tevens kost het maken van een gedegen rapport ook enige
tijd. Om deze reden wordt er op voorhand uitstel aangevraagd.
Ik bereid mijn expertises altijd gedegen voor onafhankelijk of dit veel of weinig
informatie betreft. Hier heb ik tijd voor in mijn agenda gemaakt.”
3.5 Op 26 november 2020 heeft de orthopedisch chirurg klager gesproken en onderzocht.
3.6 Op 3 december 2020 heeft klager het expertisecentrum per e-mail verzocht de orthopedisch
chirurg het volgende voor te leggen:
“Afsluitend deelde u mij na uw onderzoek d.d. 26 november j.l. mee dat u wellicht,
wanneer u toe zou zijn aan het opstellen van uw rapportage t.b.v. de Rechtbank, mij
nog telefonisch zou willen benaderen (…) voor een eventueel door u gewenste nadere
informatie en/of toelichting. Ik ging daar vanzelfsprekend mee akkoord. Het lijkt
me een goed idee om sowieso nog een telefonisch overleg met elkaar te hebben, zodat
eventuele nadere informatie of een toelichting, ook van mijn kant, nog met u gedeeld
zal kunnen worden. Wilt u s.v.p. (doen) berichten of dat wat u betreft akkoord is?”
3.7 Het expertisecentrum heeft klager op 11 december 2020 het navolgende bericht van
de orthopedisch chirurg doorgemaild:
“Dank voor uw e-mail. Ik zou nog graag de folder die u destijds over de hallux valgus
heeft gekregen doorlezen. Ik bgreep dat u die nog in uw bezit heeft. Zou u die misschien
ingescand naar ons kunnen opsturen via de mail.
Verder heb ik op dit moment geen vragen. Het bespreken van mijn rapportage met u,
beschadigt mijn onafhankelijkheid. Dit lijkt mij dus geen goed plan. Mocht ik nog
vragen hebben aan u of [naam behandelaar] dan zal ik dat aangeven.”
3.8 Het expertisecentrum heeft klager per e-mail van 21 december 2020 verzocht het handgeschreven dossier van 2009 tot 2013 op te vragen bij het ziekenhuis waar de behandelaar destijds werkte. Op 24 december 2020 heeft de orthopedisch chirurg partijen bericht dat zij het handgeschreven dossier alsnog had gevonden tussen de haar aangereikte stukken.
3.9 Op 11 februari 2021 heeft klager een beroep gedaan op het blokkeringsrecht van het hem op 28 januari 2021 toegezonden conceptrapport.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 Volgens vaste rechtspraak moet een deskundigenrapport van een arts aan de volgende
eisen voldoen:
1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde
vraagstelling te beantwoorden; 3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente
wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte
literatuur en de geconsulteerde personen;
5. de rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.
Het college toetst daarbij inhoudelijk of het onderzoek door de deskundige voldoende
vakkundig en zorgvuldig is uitgevoerd. Met betrekking tot de conclusie van de rapportage
beoordeelt het college of de deskundige in redelijkheid tot haar conclusie heeft kunnen
komen.
Klachtonderdelen a), b) en d) zich laten leiden door de behandaar, geen overleg met
second opinion-arts en niet onpartijdig
4.2 Het college ziet aanleiding deze klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken,
nu deze met elkaar samenhangen.
4.3 Klager heeft aangevoerd dat de orthopedisch chirurg ten onrechte niet heeft gesproken met de second opinion-arts. Zij had hem om een toelichting moeten vragen op zijn rapport, nu zij met partijen in contact kon treden. De term ‘partijen’ in de instructie van de rechtbank betekent niet alleen de verzoekende en de verwerende partij; de orthopedisch chirurg mocht ook met anderen spreken. Ook vindt klager het opvallend dat zij wel anderhalf uur contact heeft gehad met de behandelaar en hij vraagt zich af waarom dat belangrijk was. Klager heeft op 3 december 2020 aangegeven dat hij nog vragen had, maar de orthopedisch chirurg heeft geweigerd hem te woord te staan, terwijl zij op voorhand had aangekondigd dat er nog een tweede contactmoment zou zijn. Zij kon dus wel contact met klager opnemen, maar andersom niet, aldus klager.
4.4 De orthopedisch chirurg heeft aangevoerd dat zij in het algemeen voor een rechtbankexpertise moet spreken met beide partijen en dat ook heeft gedaan. Zij heeft zich niet laten leiden door de behandelaar, maar juist in haar rapportage beide kanten belicht. Daarnaast heeft zij de literatuur en de rapportage van de second opinion-arts bestudeerd en in haar conceptrapport besproken. Zij had voldoende informatie en geen reden om de second opinion-arts te spreken. Zij had ook geen vragen meer aan klager. Op zijn verzoek om nader contact is zij niet ingegaan, juist ter waarborging van haar onafhankelijkheid, aldus de orthopedisch chirurg.
4.5 Het college overweegt dat het aan de orthopedisch chirurg als deskundige is om te bepalen hoe zij haar onderzoek uitvoert en haar rapportage inricht. Het is gebruikelijk om in het kader van een rapportage met beide partijen te spreken (beginsel van hoor en wederhoor), maar de deskundige heeft daarbij een zekere vrijheid. Dit blijkt ook uit de instructie van de rechtbank, waarin de zinsnede is opgenomen “indien u dat nodig acht voor de door u te schrijven rapportage”. Als een deskundige contact heeft met één van partijen, moet zij echter ook met de andere partij contact opnemen. De orthopedisch chirurg heeft dan ook terecht de tijd genomen om met de behandelaar te spreken, zoals zij de tijd had genomen om klager te spreken en te onderzoeken. Uit haar declaratie blijkt dat het gesprek met klager twee uur in beslag heeft genomen en het gesprek met de behandelaar anderhalf uur. Dit is voldoende in balans. Met ‘de partijen’ in een vonnis worden overigens uitsluitend de procespartijen bedoeld, maar de orthopedisch chirurg heeft de vrijheid om zelf te bepalen of zij het nodig vindt om anderen dan de partijen te spreken. Klager gaat er blijkens het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek ten onrechte vanuit dat de behandelaar de second opinion-arts heeft benaderd, omdat hij – de behandelaar – twijfelde aan de operatiemethode en dacht dat de second opinion-arts antwoord zou kunnen geven op de vraag wat er fout was gegaan. Blijkens de brief van de second opinion-arts heeft de behandelaar hem echter geraadpleegd met het oog op verdere behandeling van de klachten die klager had. De orthopedisch chirurg heeft in haar rapport uitgebreid aandacht besteed aan de op zichzelf duidelijke informatie van de second opinion-arts. Zij heeft redelijkerwijs kunnen en mogen beslissen dat zij van de second opinion-arts voldoende schriftelijke informatie in haar dossier had en dat het niet nodig was om hem nog een mondelinge toelichting te vragen.
4.6 Ten slotte heeft de orthopedisch chirurg klager in het eerste gesprek met hem meegedeeld dat zij nog contact met hem zou opnemen als zij nog vragen had. Dat betekent niet dat een tweede gesprek is toegezegd. Ook overigens was de orthopedisch chirurg niet verplicht om, op zijn verzoek, nogmaals met klager te spreken.
4.7 Klager heeft verder aangevoerd dat de orthopedisch chirurg zich heeft laten leiden door de behandelaar en haar onderzoek niet onpartijdig heeft uitgevoerd. Het college kan dit niet vaststellen. Zowel klager als zijn wederpartij(en) en de rechtbank waren er ten tijde van de benoeming van de orthopedisch chirurg tot deskundige van op de hoogte dat zij in 2015 een fellowship had gevolgd bij de behandelaar. Dit professionele contact van een aantal jaren geleden stond er niet aan in de weg dat zij zich vrij kon achten over het handelen van de behandelaar te rapporteren. Klager heeft ook niet voldoende feitelijk onderbouwd in welk opzicht de orthopedisch chirurg haar onderzoek onvoldoende onpartijdig of objectief zou hebben uitgevoerd. In het conceptrapport is het handelen van de behandelaar voldoende kritisch beoordeeld. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de orthopedisch chirurg niet heeft voldaan aan een van de hiervoor onder 4.1 genoemde criteria.
4.8 Op grond van het voorgaande zijn de klachtonderdelen a), b) en d) kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c) niet volledig geïnformeerd
4.9 Klager heeft aangevoerd dat achteraf is gebleken dat de orthopedisch chirurg
zich niet volledig had ingelezen voorafgaand aan het gesprek met hem van 26 november
2020, terwijl klager daarop had gehamerd en de orthopedisch chirurg dit had toegezegd.
Na het gesprek heeft zij nog stukken opgevraagd, dus die kan zij voordien niet hebben
gelezen. Dat blijkt ook uit de formulering dat zij de stukken in december 2020 ‘gevonden’
had en niet ‘teruggevonden’.
4.10 De orthopedisch chirurg heeft aangevoerd dat zij voor het gesprek van 26 november 2020 alles had gelezen wat in het dossier aanwezig was. Later kon zij een bepaald stuk niet terugvinden, maar dat bevond zich bij een stuk van de advocaat en niet in het medische deel van het dossier.
4.11 Het college overweegt dat nergens uit blijkt dat de orthopedisch chirurg haar onderzoek van klager niet voldoende zou hebben voorbereid. Zelfs al zou zij bepaalde onderdelen van het dossier niet (volledig) hebben bestudeerd voorafgaande aan het onderzoek van klager, dan betekent dat nog niet zonder meer dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Klager heeft niet duidelijk gemaakt dat er onjuistheden of omissies in het verslag van het gesprek met hem of in het conceptrapport zijn opgetreden tengevolge van de door hem gestelde onvoldoende voorbereiding van het betreffende gesprek. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d) lidmaatschap NVMSR
4.12 Klager heeft aangevoerd dat in de door het expertisecentrum verstrekte informatie
was vermeld dat het expertisecentrum zou werken volgens de richtlijnen van de NVMSR.
Daarom ging hij er vanuit, en mocht hij er in zijn optiek ook vanuit gaan, dat specialisten
van het expertisecentrum allen lid zijn van die vereniging.
4.13 Het college overweegt dat er geen regel bestaat die bepaalt dat een medisch specialist lid moet zijn van de NVMSR om een medisch-specialistische rapportage te mogen uitbrengen. Ook hoeft men geen lid van deze vereniging te zijn om te rapporteren overeenkomstig de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage. Nergens blijkt ook uit dat de orthopedisch chirurg heeft gesuggereerd dat zij lid was van de NVMSR, terwijl dat niet het geval was.
4.14 In het tuchtrecht voor de gezondheidszorg geldt verder het uitgangspunt van persoonlijke verantwoordelijkheid van de zorgverlener. Voor zover de website van het expertisecentrum al onjuiste informatie zou hebben vermeld – het college kan dit niet vaststellen –, dan kan dit de orthopedisch chirurg niet persoonlijk worden aangerekend.
4.15 Dit klachtonderdeel is dus eveneens kennelijk ongegrond.
Slotsom
4.16 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen
of nalaten door de orthopedisch chirurg niet is gebleken. Alle onderdelen van de
klacht zijn kennelijk ongegrond.
5. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 22 november 2024 door N.B. Verkleij, voorzitter, T.S.
Oei en H.M.J. van der Linden-van der Zwaag, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
N.A.M. Sinjorgo, secretaris.