ECLI:NL:TGZRAMS:2024:248 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7065

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:248
Datum uitspraak: 22-11-2024
Datum publicatie: 22-11-2024
Zaaknummer(s): A2024/7065
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg was bij het ontbreken van een medische indicatie niet verplicht om mee te werken aan door klager op eigen initiatief genomen stappen ter bespoediging van een MRI buiten de kliniek waar de orthopedisch chirurg werkzaam is.

A2024/7065
Beslissing van 22 november 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 22 november 2024 op de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,


tegen


C,
orthopedisch chirurg,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook de orthopedisch chirurg,
gemachtigde: mr. J.M. de Vries, werkzaam te Utrecht.


1. De zaak in het kort
1.1 De orthopedisch chirurg heeft klager op 18 januari 2024 gezien, nadat klager op 31 december 2023 bij het skiën op zijn schouder was gevallen. De orthopedisch chirurg heeft klager verwezen voor een MRI, die op 12 februari 2024 gemaakt kon worden in de kliniek waar de orthopedisch chirurg werkzaam is (hierna: de kliniek). Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij – zonder motivering – heeft geweigerd om mee te werken aan een verwijzing naar een centrum waar de MRI al op 23 januari 2024 kon worden gemaakt (hierna: het centrum).

1.2 De orthopedisch chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 28 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 21 augustus 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 De orthopedisch chirurg heeft de huisarts van klager op 19 januari 2024 onder meer het volgende bericht (alle citaten zijn letterlijk overgenomen): “(…) Op 18-01-2024 zagen wij in onze [naam van de kliniek] uw patiënt:
(…)
Anamnese:
gevallen met skiën op de schouder
direct trauma
sindsdien pijn
kon wel verder skiën
moeite met heffen van de arm sindsdien
nachtpijn
inmiddels ROM alweer wat beter, maar nachtpijn invaliderend
krachtsverlies valt mee
RE dominant
Lichamelijk onderzoek:
ROM heel redelijk, painful arc en drop, winging scapula in neerwaartse fase
SSP zwakker; cuff overigens heel redelijk
impingement+
LBP-, AC-
Conclusie : SSP letsel?
Behandelplan : MRI daarna retour
(…)
Voorgeschreven medicatie:
Medicatie: 60 Stuk – NAPROXEN AUROBINDO TABLET MSR 500MG
Doseerinstructie: 1 tabletten, 2x per dag”

3.2 Op 19 januari 2024 heeft klager de kliniek gevraagd om hem een verwijsbrief voor de MRI te sturen, omdat hij op een eerder tijdstip bij het centrum terecht kon met een verwijzing van de orthopedisch chirurg. Het secretariaat van de kliniek heeft klager per e-mail die dag onder meer het volgende bericht:
“Ik heb u zojuist gesproken over het naar voren halen van uw vervolgconsult bij [de orthopedisch chirurg] of eventueel een andere arts.
Na het nakijken van uw dossier kwam ik er achter dat uw vervolgconsult op 13-02-2024 staat omdat u op 12-02-2024 een MRI heeft dus dat kan ik niet naar voren halen.
Ik heb begrepen van mijn collega dat u zelf een afspraak heeft gemaakt bij [het centrum] maar nog geen verwijzing heeft daarvoor. Bij navraag blijkt dat wij geen aanvraag naar [het centrum] sturen voor een MRI van uw schouder.
A2024/7065
(…)”

3.3 Klager heeft hierop dezelfde dag per e-mail, via het algemene e-mailadres van de kliniek, de orthopedisch chirurg rechtstreeks om medewerking gevraagd aan de MRI bij het centrum. Op deze e-mail is niet gereageerd. Op 22 januari 2024 heeft een medewerker van de kliniek, toen klager belde om naar de stand van zaken te informeren, meegedeeld dat de orthopedisch chirurg zijn verzoek had afgewezen.

3.4 Op 24 januari 2024 heeft klager het BIG-nummer van de orthopedisch chirurg opgevraagd, omdat hij overwoog een klacht in te dienen bij het college. In vervolg daarop heeft klager telefonisch contact gehad met de regiomanager van de kliniek. De orthopedisch chirurg was op dat moment wegens ziekte afwezig.


4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de orthopedisch chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthopedisch chirurg. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de orthopedisch chirurg geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Beoordeling van de klacht
4.2 Klager heeft ter toelichting op zijn klacht aangevoerd dat de pijn hem ’s nachts uit zijn slaap hield. Dit trok een wissel op zijn werk, een verantwoordelijke functie bij een multinational. Toen de MRI in de kliniek pas op 12 februari 2024 mogelijk bleek, heeft klager pro-actief meegedacht en contact gelegd met het centrum, waar hij al op 23 januari 2024 terecht kon. Hij moest alleen de verwijsbrief van de orthopedisch chirurg nog overleggen, die volgens klager al intern aanwezig moest zijn. Die verwijsbrief is hem ongemotiveerd geweigerd. Klager heeft met de regiomanager besproken dat deze weigering op hem overkomt als een beleidskeuze die het interne (financiële) belang van de kliniek boven het patiëntenbelang en de zorgplicht plaatst. De regiomanager zou het met de orthopedisch chirurg bespreken en er bij klager op terugkomen. Klager heeft echter niets meer vernomen. De weigering heeft geleid tot een ongewenste vertraging en een onnodig extra consult bij een andere orthopedisch chirurg, wat hem tijd en geld heeft gekost, aldus klager.

4.3 De orthopedisch chirurg heeft aangevoerd dat hij bij het consult op 18 januari 2024 dacht aan (partieel) letsel van een van de pezen in de schouder, de supraspinatuspees. Dit letsel kon door middel van een MRI-scan nader worden onderzocht. De MRI is ingepland op 12 februari 2024, waarna de orthopedisch chirurg de resultaten daarvan op 13 februari 2024 met klager zou bespreken. De orthopedisch chirurg vond de wachttijd tot de MRI acceptabel, omdat de functie van de schouder redelijk was, de tijd tussen het ontstaan van het letsel en een eventuele hersteloperatie ook redelijk en acceptabel zou zijn en de wachttijd tot de MRI vergelijkbaar of beter was dan gemiddeld elders in Nederland. Er bestond medisch gezien geen indicatie om eerder een MRI te maken. De pijnklachten van klager, hoewel uiteraard heel vervelend voor hem, maakten dat niet anders, omdat vrijwel alle schouderpatiënten daarmee te maken hebben. Daarnaast leidt het schakelen tussen zorgaanbieders (c.q. individuele zorgverleners) veelal tot het compromitteren van de continuïteit van zorg. Ook is er een financiële reden om een dergelijke doorverwijzing niet te doen, omdat dit als onderlinge dienstverlening tussen instellingen betekent dat de kosten voor de extern te maken MRI moeten worden voldaan door de kliniek als aanvrager. Er bestaat geen juridische plicht om aan zulke onderlinge dienstverlening mee te werken als er geen medische indicatie bestaat, zoals hier het geval was. De orthopedisch chirurg heeft gesignaleerd dat de communicatie over de weigering van de verwijzing wellicht adequater had kunnen gebeuren. De orthopedisch chirurg heeft het secretariaat laten weten dat er geen medische indicatie bestond voor de doorverwijzing. Dat is kennelijk niet aan klager teruggekoppeld en evenmin dat hierover met klager in het op 13 februari 2024 geplande consult op de poli nog een gesprek kon worden gevoerd. De regiomanager heeft naar eigen zeggen niet aan klager beloofd om er nog bij hem op terug te komen, aldus de orthopedisch chirurg.

4.4 Het college overweegt het volgende. De termijn waarop de MRI binnen de kliniek werd gepland, betrof een redelijke periode, gelet op de gemiddelde wachttijden voor
MRI-scans. Klager zou ook direct de dag daarna weer door de orthopedisch chirurg worden gezien. Hoewel het college oog heeft voor de last van het slaapgebrek dat klager als gevolg van de pijn in zijn schouder ondervond, onderschrijft het college het professionele oordeel van de orthopedisch chirurg dat voor bespoediging van de MRI geen medische indicatie bestond. De functie van de schouder was redelijk, klager kon zijn arm adequaat bewegen en er waren geen uitvalsverschijnselen. Er waren dan ook geen signalen die wezen op de medische noodzaak van een snelle(re) diagnostiek. Het is begrijpelijk dat klager liever sneller geholpen wilde worden. Door een patiënt ervaren klachten van pijn en/of slaapgebrek zijn echter geen geschikte graadmeter in het kader van de vraag of sprake is van spoed. De orthopedisch chirurg heeft de pijn van klager onderkend en als invaliderende nachtpijn in het dossier omschreven. De meeste patiënten van orthopedisch chirurgen ervaren echter pijn en belemmeringen in hun functioneren als gevolg daarvan. Pijnklachten kunnen bovendien met medicatie worden bestreden. Dat is in dit geval ook gebeurd: de orthopedisch chirurg heeft naproxen voorgeschreven. Dat kan in ieder geval een aantal dagen, zo nodig in combinatie met paracetamol, worden uitgeprobeerd.

4.5 Bij het ontbreken van een medische indicatie was de orthopedisch chirurg niet verplicht om mee te werken aan de door klager op eigen initiatief genomen stappen ter bespoediging van de MRI. Dat daarbij ook financiële redenen hebben meegespeeld, doet daarom verder niet ter zake. Wel was het beter geweest als het secretariaat van de kliniek klager concreet zou hebben geïnformeerd dat de orthopedisch chirurg geen medische indicatie zag om aan de door klager gewenste doorverwijzing mee te werken. De orthopedisch chirurg mocht er echter op vertrouwen dat zijn beslissing door de medewerkers van de kliniek correct zou worden overgebracht aan klager. Als dat niet is gebeurd, kan dat de orthopedisch chirurg niet persoonlijk worden verweten. Dat geldt ook voor een eventuele toezegging van de regiomanager van de kliniek om nog een terugkoppeling te geven aan klager. Wat tussen klager en de regiomanager is besproken en afgesproken, kan het college overigens niet vaststellen, nu partijen daarover van mening verschillen.

4.6 Uit het voorgaande volgt dat de orthopedisch chirurg geen tuchtrechtelijk verwijt treft.


5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 22 november 2024 door N.B. Verkleij, voorzitter, T.S. Oei en H.M.J. van der Linden-van der Zwaag, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.