ECLI:NL:TGZRAMS:2024:246 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6833
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:246 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-11-2024 |
Datum publicatie: | 22-11-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/6833 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Klaagster is niet tevreden over de zorgverlening door de huisarts, omdat het niet mogelijk was om een afspraak bij de huisarts in te plannen en omdat zij geen verwijzing heeft gekregen voor een endoscopie. Het college oordeelt dat de huisarts niet kan worden verweten dat het in de betreffende periode in mindere mate mogelijk was om een afspraak te plannen bij de huisarts zelf, omdat zij toen gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. Daarnaast stelt het college op basis van het huisartsendossier vast dat er veel onderzoeken zijn gedaan naar de buikklachten. De anamnese en de uitslagen van deze onderzoeken gaven geen aanleiding voor het maken van een coloscopie. Dat de huisarts klaagster daarom niet heeft doorverwezen naar een MDL-arts voor een coloscopie kan haar tuchtrechtelijk niet worden verweten.Kenmerk: Geen of onvoldoende zorg |
A2024/6833
Beslissing van 22 november 2024
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 22 november 2024 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde: mr. E.R. Boer, werkzaam in Amsterdam,
tegen
C,
huisarts,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam in Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster heeft in 2021 meerdere malen de praktijk van de huisarts bezocht in
verband met klachten van een opgezette buik. Vanwege deze klachten hebben er verschillende
onderzoeken (bloedonderzoek, CT-scan, gastroscopie en echo) plaatsgevonden. Klaagster
is niet tevreden over de zorgverlening door de huisarts, omdat het niet mogelijk was
om een afspraak bij de huisarts in te plannen en omdat zij geen verwijzing heeft gekregen
voor een endoscopie.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 17 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de medische gegevens van klaagster, ontvangen op 15 maart 2024;
- de namens klaagster toegezonden e-mail van 18 april 2024 met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 23 mei 2024;
- de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 12 juli 2024 met het medisch dossier;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 8 augustus 2024, binnengekomen
op
9 augustus 2024;
- de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 16 augustus 2024 met de bijlage.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster, geboren in 1960, heeft zich op 3 mei 2021 tot de huisartsenpraktijk
gewend in verband met buikklachten. Zij werd op 4 mei 2021 gezien op het spreekuur
van een collega van de huisarts. In het dossier is genoteerd dat klaagster sinds een
coronavaccinatie plotseling last had gekregen van een opgezette buik en dat haar ontlasting
was veranderd. Er was geen bloed bij de ontlasting, klaagster had geen koorts, geen
buikpijn en er was geen sprake van misselijkheid of braken. Bij lichamelijk onderzoek
werden geen bijzonderheden gevonden. De collega-huisarts liet de ontlasting onderzoeken
en vroeg bloedonderzoek aan. De uitslagen hiervan waren niet afwijkend.
3.2 Op 27 mei 2021 meldde klaagster op het spreekuur van een collega-huisarts dat zij nog steeds last had van een harde opgezette buik. De ontlasting was om de dag en normaal en bij lichamelijk onderzoek werden geen bijzonderheden gevonden. De collega-huisarts schreef een laxeermiddel (movicolon) voor en vroeg een buikoverzichtsfoto aan.
3.3 In het medisch dossier zit de uitslag van een CT-scan van 1 juni 2021. De conclusie van de CT-scan luidde als volgt: “Hoewel de maag met dit onderzoek niet goed is te beoordelen is er dubieus sprake van een verdikte maagwand, hoewel bovenstaande ook een drogbeeld zou kunnen zijn bij een fors gevulde maag. Advies Gastroscopie ter nadere evaluatie. Verder normaal aspect van het abdomen.”
3.4 In juni en juli 2021 heeft klaagster nog een paar keer contact gehad met de huisartsenpraktijk over haar opgezette buik. Klaagster kreeg het advies om vezelrijk te eten en bij verergering van de klachten terug te komen.
3.5 Op 6 juli 2021 kwam klaagster op het spreekuur van de huisarts. Naar aanleiding
van de conclusie van de CT-scan vroeg de huisarts een gastroscopie aan. In het dossier
heeft de huisarts de volgende aantekening gemaakt:
“S komt ivm uitzetting buik, ontlasting gaat nu goed sinds de zakjes, maagzuur heeft
zij niet meer, is gestopt met kruidig eten geen gewichtsverlies, geen nachtzweten
geen bloed bij ontlasting
O abdomen normale peristaltiek wisselende tympanie geen evidente weerstande drukpijn
rechter bovenbuik
E D25.00 Verandering omvang/uitzetting buik
P gastroscopie ter uitsluiting pathologie, indien gb dan wellichttochm dietiste
overwegen”
3.6 Op 12 augustus 2021 is een gastroscopie uitgevoerd. Hieruit bleek dat er sprake
was van lichte refluxklachten (graad A reflux oesofagitis). Naar aanleiding hiervan
kreeg klaagster het advies om maagzuurremmers te gebruiken.
3.7 Op 9 september 2021 is klaagster door een collega van de huisarts verwezen naar een gynaecoloog voor het maken van een echo. Uit deze echo, die op 29 augustus 2021 is gemaakt, volgde geen bijzonderheden.
3.8 Op 11 oktober 2021 kwam klaagster op het spreekuur bij de huisarts. Klaagster meldde dat zij bezorgd was over haar buik die groter werd. De huisarts zag geen bijzonderheden bij het lichamelijk onderzoek (“buik is normaal bij binnen lopen, abdomen normale peristaltiek bij afleiden normale buikomvang, soepel, geen weerstanden”). De huisarts adviseerde om vanwege refluxklachten de maagtabletten te blijven doorslikken. Verder schreef ze op verzoek van klaagster andere vezels voor om de darmen soepel te houden en adviseerde ze klaagster om zo nodig terug te komen.
3.9 In november 2021 is klaagster in D behandeld voor darmklachten.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat:
a) er met haar geen afspraak te maken is omdat zij druk is. Klaagster wordt steeds
verwezen naar een arts in opleiding;
b) zij klaagster niet heeft verwezen naar een MDL-arts voor een endoscopie.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) geen afspraak mogelijk
5.2 De huisarts heeft toegelicht dat zij in 2021 weinig consulten deed omdat zij
toen gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. Klaagster is in die periode daarom voornamelijk
gezien door andere (waarnemend) huisartsen. Op 26 mei 2021 is klaagster eenmalig gezien
door een coassistent, onder supervisie van een collega-huisarts. Het college oordeelt
dat de zorgverlening hiermee was geborgd. Het kan de huisarts niet worden verweten
dat het in die periode in mindere mate mogelijk was om een afspraak te plannen bij
de huisarts zelf.
Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b) geen verwijzing naar een MDL-arts voor endoscopie
5.3 Klaagster heeft naar voren gebracht dat de arts in D vier kilo versteende ontlasting
uit haar darmkanaal heeft verwijderd. Volgens klaagster had er een hoop leed en een
hoop kosten bespaard kunnen worden, indien de huisarts haar naar een MDL-arts had
verwezen voor een endoscopie.
5.4 De huisarts heeft naar voren gebracht dat zij alleen bij de fysieke consulten van 6 juli 2021 en 11 oktober 2021 betrokken is geweest. Zij is van mening dat zij niet is tekortschoten in het onderzoek naar de oorzaak van de klachten van klaagster.
5.5 Het college heeft geen kennis kunnen nemen van de door klaagster overgelegde bevindingen van de arts(en) in D omdat klaagster, ondanks het verzoek daartoe, geen vertaling van deze stukken heeft overgelegd.
5.6 Op basis van het huisartsendossier stelt het college vast dat er veel onderzoeken zijn gedaan naar de buikklachten. De anamnese en de uitslagen van deze onderzoeken gaven geen aanleiding voor het maken van een coloscopie. Dat de huisarts klaagster daarom niet heeft doorverwezen naar een MDL-arts voor een coloscopie kan haar tuchtrechtelijk niet worden verweten. Ook klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 22 november 2024 door E.A. Messer, voorzitter,
H.W.M.M. Rieter- van den Bergh, lid-jurist, G.J. Dogterom, A. Wewerinke, en
A.D.J. van Empel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind,
secretaris.