ECLI:NL:TGZRAMS:2024:245 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6904

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:245
Datum uitspraak: 22-11-2024
Datum publicatie: 22-11-2024
Zaaknummer(s): A2024/6904
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Klaagster verwijt de huisarts dat er niet werd voldaan aan haar verzoeken om uitschrijving en verstrekking van het patiëntendossier. Het college stelt vast dat er is voldaan aan de verzoeken van klaagster om haar uit te schrijven en het patiëntendossier te verstrekken. Voor zover de klacht zo moet worden begrepen dat er niet tijdig op deze verzoeken is gereageerd, kan dit de huisarts niet worden verweten nu zij niet betrokken was bij de afhandeling hiervan. Het college overweegt hierbij dat verweerster als waarnemend huisarts ook niet verantwoordelijk is voor de praktijkorganisatie.Kenmerk: Overige klachten

A2024/6904
Beslissing van 22 november 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 22 november 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,


tegen


C,
huisarts,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. L. Greebe, werkzaam in Amsterdam.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster was als patiënte ingeschreven in de huisartsenpraktijk waar verweerster als vaste waarnemend huisarts werkzaam is. Bij brieven van 7 en 28 december 2023 heeft klaagster verzocht om uitschrijving uit de praktijk en afgifte van haar patiëntendossier. Deze brieven waren gericht aan de huisarts. Op 1 februari 2024 is klaagster naar de praktijk gekomen en is zij per direct uitgeschreven. Enige tijd later heeft een van de praktijkhouders een kopie van het patiëntendossier persoonlijk aan klaagster overhandigd.

1.2 Klaagster verwijt de huisarts dat er niet werd voldaan aan haar verzoeken om uitschrijving en verstrekking van het patiëntendossier.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 6 februari 2024;
- het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 1 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek met de bijlagen, ontvangen op 28 mei 2024;
- de brief van klaagster van 7 juni 2024, ontvangen op 10 juni 2024;
- de brief van klaagster van 21 juni 2024 met de bijlagen, ontvangen op 24 juni 2024;
- de brief van klaagster van 24 juli 2024 met de bijlage, ontvangen op 25 juli 2024;
- de dupliek, ontvangen op 27 augustus 2024.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om een re- en dupliek in te dienen.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.


3. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
3.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

De beoordeling van de klacht
3.2 De huisarts heeft naar voren gebracht dat zij niet op de hoogte was van de verzoeken van klaagster. De huisarts is als vaste waarnemer werkzaam in de huisartsenpraktijk. Zij was niet werkzaam in de praktijk op de dagen dat de brieven van klaagster in de praktijk binnen kwamen. Ook was zij niet aanwezig in de periode van
7 december tot en met 26 december 2023 en in de twee weken vanaf 10 januari 2024. De assistentes en de praktijkhouders hebben de verzoeken van klaagster opgepakt. De huisarts heeft toegelicht dat de praktijkhouders eerst aan klaagster wilden uitleggen dat zij zich bij een nieuwe huisarts diende in te schrijven en dat het patiëntendossier op veilige wijze moest worden verstrekt. Het was echter niet mogelijk om dit aan klaagster uit te leggen, omdat zij telefonisch en per e-mail niet bereikbaar was en, als klaagster zelf naar de praktijk belde, de gesprekken voortijdig beëindigde. Inmiddels is klaagster ingeschreven bij een andere praktijk en is het dossier overgedragen aan haar nieuwe huisarts.

3.3 Het college stelt vast dat er is voldaan aan de verzoeken van klaagster om haar uit te schrijven en het patiëntendossier te verstrekken. Voor zover de klacht zo moet worden begrepen dat er niet tijdig op deze verzoeken is gereageerd, kan dit de huisarts niet worden verweten nu zij niet betrokken was bij de afhandeling hiervan. Het college overweegt hierbij dat verweerster als waarnemend huisarts ook niet verantwoordelijk is voor de praktijkorganisatie. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

3.4 Overigens heeft het college geen bedenkingen bij de gevolgde werkwijze in de huisartsenpraktijk naar aanleiding van de verzoeken van klaagster. Het is belangrijk dat de patiëntgegevens op een veilige manier worden overgedragen en dat de patiënt wordt gewezen op de mogelijke consequenties bij uitschrijving indien de patiënt nog geen nieuwe huisarts heeft.

3.5 Het is het college niet duidelijk geworden of klaagster haar klacht in haar repliek heeft uitgebreid. Voor zover klaagster de huisarts ook verwijt dat zij op 29 november 2023 geen NSAID (ontstekingsremmend middel) wilde voorschrijven, wordt dit verwijt ongegrond verklaard. Klaagster gebruikte dit middel vanwege knieklachten. De huisarts heeft toegelicht dat zij op basis van de informatie die zij van klaagster had gekregen, vaststelde dat langdurig NSAID-gebruik, gezien de comorbiditeit van klaagster, niet wenselijk was. Klaagster wees alternatieve opties af, waarop de huisarts klaagster voor haar knieklachten verwees naar de orthopeed. Het college acht dit door de huisarts gevoerde beleid navolgbaar.

Slotsom
3.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond is.


4. De beslissing
De klacht is (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 22 november 2024 door E.A. Messer, voorzitter,
H.W.M.M. Rieter-van den Bergh, lid-jurist, G.J. Dogterom, A. Wewerinke, en
A.D.J. van Empel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris.