ECLI:NL:TGZRAMS:2024:243 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7081
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:243 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-11-2024 |
Datum publicatie: | 19-11-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/7081 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een psychiater. De psychiater is een intensieve vriendschapsrelatie aangegaan met een cliënte die bij hem onder behandeling was. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verwijt de psychiater grensoverschrijdend gedrag. Een vriendschappelijke relatie met een cliënt van deze aard is in strijd met de geldende beroepsnormen. De psychiater erkent de intensieve vriendschapsrelatie en het grensoverschrijdende karakter ervan. De klacht wordt gegrond verklaard.De psychiater heeft zich inmiddels uitgeschreven bij het BIG-register. Alles overwegende acht het college het op zijn plaats om de psychiater een voorwaardelijke schorsing voor de duur van één jaar op te leggen met een proeftijd van twee jaar, waarbij de voorwaardelijke schorsing ingaat op het moment dat de psychiater zich weer laat inschrijven in het BIG-register. Het college acht het aangewezen dat de psychiater zich bij een eventuele hervatting van werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg laat begeleiden door een supervisor, dit om met name omstandigheden te (leren) herkennen die voldoende afstand tot een cliënt kunnen belemmeren. Gedurende de proeftijd kan deze supervisie door middel van een bijzondere voorwaarde worden zeker gesteld. Publicatie. |
A2024/7081
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 19 november 2024 op de klacht van:
INSPECTIE GEZONDHEIDSZORG EN JEUGD,
gevestigd in Utrecht, klaagster,
vertegenwoordigd door A.H. Niewijk en mr. M.E. Oosting,
tegen
A,
psychiater,
destijds werkzaam in B, verweerder,
gemachtigde: mr. M.F. Mooibroek, werkzaam te Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Verweerder, hierna de psychiater te noemen, is een intensieve vriendschapsrelatie
aangegaan
met een cliënte die bij hem onder behandeling was. De Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd verwijt de
psychiater grensoverschrijdend gedrag. Een vriendschappelijke relatie met een cliënt
van deze aard
is in strijd met de geldende beroepsnormen. De psychiater erkent de intensieve vriendschapsrelatie
en het grensoverschrijdende karakter ervan.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht van de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd
gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna
licht het
college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 4 april 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij
geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 8 oktober 2024. De partijen
zijn verschenen,
klaagster in de persoon van A.H. Niewijk, senior inspecteur, vergezeld van haar
collega mr. M.E.
Oosting. De psychiater werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen hebben
hun standpunten
mondeling toegelicht, hun pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere
partij
overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De psychiater is als zodanig vanaf 2009 werkzaam in de zorg. Vanaf 2017 kwam
de psychiater te
werken voor C, aanvankelijk in een aanstelling van één dag per week, later meerdere
dagen per week.
De psychiater werkte daarnaast in zijn eigen praktijk.
3.2 Medio 2017 kwam bij C een vrouw in zorg, hierna cliënte te noemen. Bij haar
was sprake van
een complexe PTSS-problematiek met depressieve klachten en suïcidaliteit. De psychiater
werd
aangewezen als haar regiebehandelaar. Dit wijzigde in 2018; de psychiater werd de
behandelaar van
cliënte, zulks in verband met haar complexe problematiek. Als behandelaar legde
de psychiater een
dossier aan en stelde hij een behandelplan op.
3.3 Er ontstond een goede professionele band tussen de psychiater en cliënte, waarbij
de
psychiater cliënte, zoals te doen gebruikelijk bij C, ook thuis bezocht. De psychiater
gaf cliënte
het nummer van zijn privételefoon (een smartphone) omdat hij bereikbaar wilde zijn
op momenten dat
cliënte (crisis)zorg nodig had.
3.4 In 2019 werd de psychiater ziek en is hij een jaar met ziekteverlof geweest.
In die periode
continueerde hij de zorg aan cliënte door haar één keer per week of één keer per
twee weken thuis
te bezoeken. C was hiervan niet op de hoogte. De contacten legde de psychiater niet
vast in het
dossier van cliënte.
3.5 In 2020 ging de psychiater weer aan het werk en zette hij de behandelrelatie
met cliënte
binnen C voort. In verband met de coronapandemie en de angst aan de zijde van de
psychiater dat de
impact daarvan voor cliënte (te) groot zou zijn, is de psychiater dagelijks contact
gaan opnemen
met cliënte. De aard van de behandelrelatie veranderde op dat moment in een relatie
van zeer
vriendschappelijke aard, waarbij cliënte voor de psychiater kookte, hij cadeaus
en gelden ontving
en de psychiater soms bloemen voor cliënte meenam. Ook was er, niet zakelijk, contact
via WhatsApp.
3.6 Op 31 maart 2022 heeft cliënte bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
gemeld dat de
psychiater zich tegenover haar grensoverschrijdend gedroeg. De IGJ heeft daarop
onderzoek gedaan.
Naar aanleiding van de melding en het onderzoek raakte C op de hoogte van de vriendschappelijke
relatie tussen de psychiater en cliënte, waarna de psychiater per 1 augustus 2022
is ontslagen. Het
ontslag is bij de IGJ gemeld als ontslag wegens disfunctioneren. Per 1 augustus
2022 is ook de
behandelrelatie met cliënte geëindigd.
3.7 Het contact tussen de psychiater en cliënte is na 1 augustus 2022 doorgegaan.
Eerst bij
e-mailbericht van 17 oktober 2023 heeft de psychiater de relatie beëindigd.
3.8 Op 9 februari 2023 heeft de psychiater zich uitgeschreven uit het BIG-register.
3.9 De psychiater heeft zich op 12 april 2023 onder behandeling gesteld van een
psychotherapeut.
Deze behandeling duurt tot op de dag van vandaag voort.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Volgens IGJ heeft de psychiater grensoverschrijdend gehandeld. Het grensoverschrijdend
gedrag
bestaat eruit dat de psychiater gedurende de zorgrelatie een intensieve vriendschappelijke
relatie
met de cliënte is aangegaan. De vriendschappelijke relatie is voortgezet nadat de
psychiater
vanwege zijn gedrag bij C was ontslagen en nadat de IGJ hem op zijn handelen had
aangesproken. De
psychiater heeft hiermee in strijd gehandeld met de voor hem geldende beroepsnormen.
Een ander
verwijt dat de psychiater wordt gemaakt is de ondermaatse dossiervoering.
4.2 De psychiater heeft de intensieve vriendschappelijke relatie met de cliënte
erkend. Hij
begrijpt dat hij in strijd met zijn beroepsnormen heeft gehandeld. Hij heeft zich
onder behandeling
gesteld. De psychiater heeft zich begin 2023 uitgeschreven uit het BIG-register,
hij wil niet
langer werkzaam zijn als psychiater.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Het grensoverschrijdend handelen
5.1 In de onderhavige procedure staat niet ter discussie of de psychiater in strijd
heeft
gehandeld met de voor hem geldende beroepsnormen, vervat in de Beroepscode voor
psychiaters, het
kader C, de brochure van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ‘Het mag niet, het
mag nooit’ en de
notitie ‘Relatie tussen hulpverlener en (ex)patiënt’ van de Nederlandse GGZ. Hij
is een
vriendschappelijke relatie aangegaan met een cliënte en hij heeft zijn behandelingen
onvoldoende
verslagen in het medisch dossier van cliënte. Daarmee staat vast dat de psychiater
niet heeft
gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend psychiater.
De maatregel
5.2 Het is vervolgens de vraag welke maatregel als passend en geboden moet worden
geoordeeld.
5.3 Het college stelt daartoe voorop dat het tuchtrecht als voornaamste doel heeft
het bewaken en
bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. De tuchtrechtspraak ziet
erop toe dat de
leden van een beroepsgroep zich aan de gedragsregels van hun beroep houden. De eerste
tuchtnorm
(artikel 47, eerste lid, Wet BIG) toetst of een beroepsbeoefenaar in strijd heeft
gehandeld met de zorg die hij in die hoedanigheid behoorde te betrachten ten opzichte
van de patiënt. Deze tuchtnorm richt zich vooral op de verhouding tussen een hulpverlener
en cliënt. De cliënt heeft recht op kwalitatief goede zorg. In zoverre is het
tuchtrecht er ter bescherming van de cliënt. Het aangaan van een andere relatie
dan de
behandelrelatie, zoals een vriendschapsrelatie, past daarbij niet. Enerzijds getuigt
het niet van
een respectvolle en professionele behandelrelatie. Anderzijds kan het een cliënt
in (verdere)
problemen brengen, met name door de afhankelijkheid van de beroepsbeoefenaar wat
in het bijzonder
speelt bij psychisch kwetsbare cliënten. De onderhavige kwestie is daarvan een voorbeeld.
5.4 Het college noemt als belangrijk mee te wegen element ook de duur van de vriendschappelijke
relatie in de onderhavige kwestie: circa drie jaren. Dat is lang en al die tijd
heeft de psychiater
niet kritisch naar zichzelf kunnen kijken en/of overwogen andere beslissingen te
nemen. Hoewel de
psychiater heeft verklaard dat hij bekend was met de voor hem geldende beroepsnormen,
heeft hij
daaraan gedurende die hele periode op geen enkel moment gehoor gegeven. Sterker
nog, ook toen de
IGJ in beeld kwam en de psychiater onderwerp van onderzoek werd, is hij nog een
tijd met de relatie
doorgegaan en heeft hij aanvankelijk ook niet volledige openheid van zaken gegeven,
net zomin als
hij dat heeft gedaan gedurende de periode van vier jaar waarin hij regelmatig intervisie
had. Dat
schaamte hem daarin belemmerde is begrijpelijk, maar van een professioneel psychiater
moet kunnen
worden verwacht dat hij zichzelf daarop corrigeert waarbij relevant is dat een intervisiegroep
er
juist is om dit soort zaken te bespreken.
5.5 Een belangrijk aspect is verder de kans op herhaling. Het college acht deze
kans wat de
psychiater betreft groot, zulks gelet op zijn persoonlijkheid, de ontoereikendheid
van zijn
vaardigheden en de omstandigheid dat hij al geruime tijd kampt met het onvoldoende
in staat zijn om
zichzelf te begrenzen. Hij heeft dat ook ter zitting, desgevraagd, erkend. De op
te leggen
maatregel moet dan ook zodanig zijn dat deze naar verwachting kan bijdragen aan
het voorkomen van
herhaling teneinde ook cliënten in de toekomst te beschermen tegen grensoverschrijdend
gedrag.
5.6 Verzachtende omstandigheden acht het college niet aanwezig. Wel ziet het college
duidelijk
dat de psychiater zich ervan bewust is dat hij geen vriendschappelijke relatie met
de cliënt had
moeten starten en onderhouden en dat hij haar – door dit toch te doen – niet heeft
beschermd, maar
juist schade heeft toegebracht. De psychiater is tijdens de zitting zeer open geweest
en oprecht in
zijn spijtbetuigingen en inzicht in het laakbare en schadelijke van zijn gedrag.
Relevant is ook
dat de psychiater zich onder behandeling heeft gesteld van een psycholoog. Die stap
heeft hij zelf
genomen en ook daarmee heeft hij inzicht getoond in de noodzaak structureel tot
ander gedrag te
komen. Hij heeft ter zitting, desgevraagd, verklaard dat hij nooit meer in de gezondheidszorg
werkzaam wil en zal zijn, maar het college zal niet een daarmee overeenkomende maatregel
opleggen.
5.7 Alles overwegende acht het college op zijn plaats om de psychiater een voorwaardelijke
schorsing voor de duur van één jaar op te leggen met een proeftijd van twee jaar,
waarbij de
voorwaardelijke schorsing ingaat op het moment dat de psychiater zich weer laat
inschrijven in het
BIG-register. Het college acht het aangewezen dat de psychiater zich bij een eventuele
hervatting
van werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg laat begeleiden door een supervisor,
dit om met
name omstandigheden te (leren) herkennen die voldoende afstand tot een cliënt kunnen
belemmeren.
Gedurende de proeftijd kan deze supervisie door middel van een bijzondere voorwaarde
worden zeker
gesteld.
Publicatie
5.8 Om reden aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing (op de voet
van artikel 71 Wet
BIG) openbaar worden gemaakt door middel van publicatie in de Nederlandse Staatscourant
en ter
publicatie worden aangebonden aan enkele tijdschriften. Deze publicatie zal plaatsvinden
zonder
vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
5.9 Het college ziet meerwaarde in het (nog eens) publiceren van een uitspraak over
(al dan niet
seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Hoewel het een feit van algemene bekendheid
is, althans hoort
te zijn dat een zorgverlener geen relatie mag aangaan met een cliënt, is het algemeen
belang erin
gelegen dat deze norm kennelijk (gelet op de talrijke uitspraken over dit onderwerp)
nog te vaak
wordt geschonden. Andere zorgverleners kunnen lering trekken uit dat wat het college
hiervoor heeft
overwogen.
5.10 Ten overvloede merkt het college op dat, ingevolge de artikelen 48 lid 10 jo.
9 lid 1, onder
c, van de Wet BIG, in het register een aantekening wordt geplaatst van de maatregel
van schorsing.
In artikel 11 van de Wet BIG is vervolgens bepaald dat en op welke wijze openbare
kennisgeving van
deze aantekening plaatsvindt.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- schorst de bevoegdheid van de psychiater om de aan de inschrijving in het register
verbonden
bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van één jaar, ingaande op de datum dat
de psychiater
wederom wordt ingeschreven in het BIG-register;
- beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college
later anders
mocht bepalen omdat de psychiater voor het einde van een proeftijd van twee jaren:
a) zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met
de goede zorg die
hij als psychiater behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen een behoorlijk
beroepsbeoefenaar betaamt; en
b) zich niet heeft gehouden aan een of meer van de navolgende bijzondere voorwaarden:
1. de psychiater benadert voorafgaand aan het hervatten van zijn werkzaamheden in
de individuele
gezondheidszorg een BIG-geregistreerd medisch specialist die ervaring heeft als
supervisor en doet
dan binnen twee weken na het hervatten van deze werkzaamheden aan de IGJ opgave
van de persoon van
de supervisor;
2. de psychiater volgt bij deze persoon een supervisietraject;
3. de psychiater informeert de IGJ uiterlijk drie maanden na het hervatten van zijn
werkzaamheden
in de individuele gezondheidszorg over de concreet geformuleerde supervisiedoelen,
waarbij de
supervisie in ieder geval gericht is op bewustwording van zijn professionele distantie
en het
herkennen van omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat de distantie onder druk
kan komen te
staan. De doelen worden in samenspraak met de supervisor geformuleerd;
4. de psychiater voert vanaf het moment van het hervatten van zijn werkzaamheden
in de individuele
gezondheidszorg tot het aflopen van de proeftijd in ieder geval één keer per maand
een gesprek met
de supervisor;
5. de psychiater informeert de IGJ iedere drie maanden schriftelijk, door de IGJ
uiterlijk te
ontvangen op de eerste van de volgende maand, te starten drie maanden na het hervatten
van zijn
werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg, over de voortgang van het supervisietraject.
Deze
informatie moet (mede) ondertekend zijn door de supervisor. De informatie moet in
ieder geval
omvatten: de aard, de globale inhoud, voortgang en frequentie van de gesprekken
tussen de
psychiater en de supervisor;
6. de psychiater geeft de supervisor schriftelijk toestemming om de IGJ direct te
informeren, zodra
het supervisietraject is afgebroken of gestopt; en
7. de psychiater informeert de IGJ door middel van een door de supervisor ondertekende
en
onderbouwde verklaring als de supervisor vóór het verstrijken van de proeftijd van
mening is dat de
met de supervisiegesprekken te behalen doelen zijn bereikt;
- draagt de IGJ op toezicht te houden op de voorwaarden onder b);
- bepaalt dat de proeftijd en de voorwaarden niet eerder ingaan dan nadat deze
beslissing
onherroepelijk is geworden, waarbij geldt dat de voorwaarden onder b) pas relevant
worden op het
moment dat de psychiater zijn werkzaamheden in de individuele gezondheidszorg hervat;
- bepaalt dat de proeftijd ingaat op de datum dat de psychiater wederom wordt ingeschreven
in het
BIG-register en uitsluitend loopt gedurende de periode dat de psychiater als arts
in het
BIG-register is ingeschreven en bevoegd is de aan deze registratie verbonden bevoegdheden
uit te
oefenen;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt
en ter
publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift “Medisch Contact”.
Deze beslissing is gegeven door A.M.G.J. van Amsterdam, voorzitter, R.P. Wijne, lid-jurist,
A.C.M. Kleinsman, H.J. de Boer en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.