ECLI:NL:TGZRAMS:2024:238 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7030

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:238
Datum uitspraak: 08-11-2024
Datum publicatie: 08-11-2024
Zaaknummer(s): A2024/7030
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een neuroloog. Klaagster had last van hoofdpijnklachten en visusklachten. Zij werd door haar huisarts doorgestuurd naar de neuroloog voor onderzoek. De neuroloog vond geen neurologische afwijkingen die de klachten konden verklaren. Klaagster verwijt de neuroloog onder andere dat hij het onderzoek niet zorgvuldig heeft verricht en dat hij niet goed naar haar heeft geluisterd.Het college kan de wijze volgen waarop de neuroloog het onderzoek heeft verricht, en dat geldt ook voor de wijze waarop het beleid tot stand is gekomen. Hij heeft een standaardonderzoek uitgevoerd dat op basis van de verwijzing en het beeld waarmee klaagster kwam gebruikelijk is. Hij heeft klaagster een stukje laten lopen vanwege de voornamelijk lichamelijke klachten, zoals moeizaam lopen en pijn. Uit de stukken van beide partijen is gebleken dat er tijdens het consult ook ruimte was voor klaagster om vragen te stellen. Zo heeft de neuroloog - zowel op basis van de vraag van klaagster of hij naar haar ogen wilde kijken als vanwege een eerder geconstateerde (maar niet in de verwijzing genoemde) pseudotumor cerebri - naar de oogzenuw gekeken; mede in verband met mogelijke visusklachten. Bij het onderzoek van de neuroloog zijn geen neurologische afwijkingen gevonden die de klachten konden verklaren. Klacht kennelijk ongegrond.

A2024/7030
Beslissing van 8 november 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 8 november 2024 op de klacht van:


A,
wonende te B,

klaagster,

tegen


C,
neuroloog,

werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de neuroloog,
gemachtigde: mr. M.L. Jinkes de Jong, werkzaam te Zoetermeer.


1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is op 15 september 2021 door haar huisarts gezien. Zij had hoofdpijnklachten en
visusklachten (‘blurred vison’). De huisarts deed lichamelijk onderzoek, maar vond geen
afwijkingen. Klaagster werd vervolgens doorverwezen naar een neuroloog, de verweerder.

1.2 De neuroloog onderzocht klaagster op 23 september 2021 en vond geen neurologische afwijkingen
die de klachten konden verklaren.

1.3 Klaagster verwijt de neuroloog dat hij het onderzoek niet zorgvuldig heeft verricht en dat
hij niet goed naar haar heeft geluisterd, onverschillig en discriminerend was en, tenslotte, dat
het rapport naar aanleiding van het onderzoek en de brief van 23 september 2021 aan de huisarts
niet kloppen.

1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 11 juli 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Klaagster is een thans 50-jarige vrouw. Zij heeft een voorgeschiedenis van onder meer
idiopathische intracraniële hypertensie (IIH), in het medische dossier pseudotumor cerebri genoemd.
IIH is een aandoening waarbij sprake is van een verhoogde druk van het hersenvocht.

3.2 Op 15 september 2021 werd zij door de huisarts gezien vanwege hoofdpijnklachten en
visusklachten (‘blurred vision’). De huisarts vond bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen en
verwees klaagster door naar de neuroloog, verweerder.

3.3 In de verwijsbrief van 15 september 2021 van de huisarts aan de neuroloog staat als reden en
context voor de verwijzing “Gaarne uw expertise en beoordeling bij aantal neurologische klachten
waarbij geen afwijkingen bij LO”. In de verwijsbrief is een deel van het dossier van de huisarts
opgenomen.

3.4 Op 23 september 2021 kwam klaagster bij de neuroloog. Zij had klachten van pijn, met name in
de armen en benen. Uit het neurologisch onderzoek kwamen geen bijzonderheden naar voren.

3.5 De neuroloog vermeldt in zijn brief aan de huisarts van 23 september 2021: “Neurologisch
onderzoek: Geen afwijkingen HZ, pupillen isocoor en direct reagerend, fundoscopie normaal. Geen
paresen, geen hypesthesie, Sloft bdz, zonder paresen. Reflexen (ondanks knieoperaties) normaal,
geen pathologische reflexen.
Conclusie: geen neurologische afwijkingen. Beleid: Het consult neurologie is afgesloten.”

4. De klacht en de reactie van de neuroloog
4.1 Klaagster verwijt de neuroloog dat hij:
a) onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan en zowel het verslag naar aanleiding van het onderzoek als
de brief aan de huisarts niet goed heeft opgesteld;
b) niet goed luisterde, onverschillig en discriminerend was.

4.2 De neuroloog heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren.


4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de neuroloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neuroloog. Bij de beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de neuroloog geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt.

5.2 Het college oordeelt dat de neuroloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en
licht dit oordeel hieronder toe.

Klachtonderdeel a) het doen van onzorgvuldig onderzoek en het niet goed opstellen van rapport en
brief naar aanleiding van het onderzoek

5.3 Klaagster verwijt de neuroloog dat hij geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan doordat hij
niet zelf het initiatief heeft genomen in de ogen van klaagster te kijken. Volgens klaagster had de
neuroloog haar naar een oogarts behoren door te verwijzen. Volgens klaagster was daartoe ook alle
aanleiding, omdat in het verleden een pseudotumor cerebri bij haar was vastgesteld en in de
verwijzing van de huisarts vermeld stond dat zij problemen had met de ogen en last van hoofdpijn.

5.4 In reactie hierop geeft de neuroloog aan dat klaagster tijdens haar bezoek niet over
hoofdpijn of verminderd gezichtsvermogen/visusdaling heeft geklaagd. Desondanks heeft hij toch, in
het licht van de medische voorgeschiedenis, de fundi oculi (de achterzijde van de ogen) beoordeeld.
Hij nam daarbij geen afwijkingen waar. Wel waren er klachten van pijn in de armen en benen en was
er sprake van moeilijk lopen.

5.5 Het college overweegt dat de neuroloog op basis van de medische voorgeschiedenis, de klachten
en het beeld waarmee klaagster komt onderzoek moet doen en tot een beleid moet komen. Zijn
professionele beoordeling speelt hierbij een belangrijke rol. Uiteraard dient de neuroloog op grond
van artikel 7:448 lid 3 BW zich tijdens het consult op de hoogte te stellen van de situatie en
behoeften van de patiënt, en haar uit te nodigen tot het stellen van vragen om zo samen te kunnen
beslissen over de (verdere) behandeling.

5.6 Het college kan de wijze volgen waarop de neuroloog het onderzoek heeft verricht, en dat
geldt ook voor de wijze waarop het beleid tot stand is gekomen. Hij heeft een standaardonderzoek
uitgevoerd dat op basis van de verwijzing en het beeld waarmee klaagster kwam gebruikelijk is. Hij
heeft klaagster een stukje laten lopen vanwege de voornamelijk lichamelijke klachten, zoals
moeizaam lopen en pijn. Uit de stukken van beide partijen is gebleken dat er tijdens het consult
ook ruimte was voor klaagster om vragen te stellen. Zo heeft de neuroloog - zowel op basis van de
vraag van klaagster of hij naar haar ogen wilde kijken als vanwege een eerder geconstateerde (maar
niet in de verwijzing genoemde) pseudotumor cerebri - naar de oogzenuw gekeken; mede in verband met
mogelijke visusklachten. Bij het onderzoek van de neuroloog zijn geen neurologische afwijkingen gevonden die de klachten konden verklaren.

5.7 Deze bevinding noteert de neuroloog in zowel zijn verslag van het consult als in de brief aan
de huisarts en ook dat kan het college volgen. Het enkele feit dat klaagster een andere perceptie
van het consult heeft, betekent niet dat het verslag en de brief van de neuroloog niet goed zijn
opgesteld. Het verslag in het medische dossier is namelijk geen woordelijk verslag van het consult.

5.8 Wel merkt het college op dat de brief aan de huisarts wat mager is. Daarin staat weliswaar
dat naar aanleiding van een aantal neurologische klachten geen afwijkingen zijn gevonden en dat
daarmee het consult was afgesloten, maar het zou in dit geval beter zijn geweest als daarin een
opmerking richting de huisarts zou zijn opgenomen om alert te blijven op toenemende visusproblemen.
Het ontbreken van een dergelijke opmerking acht het college niet zo ernstig dat er sprake is van
tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b) niet goed luisteren, onverschillig en discriminerend zijn
5.9 Klaagster verwijt de neuroloog niet goed te hebben geluisterd en onverschillig te zijn door
haar verhaal te onderbreken. Volgens klaagster heeft de neuroloog haar ook gediscrimineerd op basis
van haar bipolaire stoornis.

5.10 In reactie daarop stelt de neuroloog dat klaagster veel vertelde en dat haar klacht moeilijk
naar voren kwam, maar zich in het geheel niet te herkennen in het beeld dat hij niet goed heeft
geluisterd, of onverschillig dan wel discriminerend zou zijn geweest.

5.11 Het college stelt voorop dat klachten over de communicatie vaak moeilijk te beoordelen zijn
voor het college, omdat het van deze communicatie geen getuige is geweest. Het college kan dan ook
niet vaststellen hoe het gesprek precies is verlopen. In de stukken ziet het college geen
aanknopingspunten voor deze klachten. Ten aanzien van het verwijt dat de neuroloog niet heeft
geluisterd of onverschillig is, is hierboven reeds vastgesteld dat de neuroloog juist ruimte liet
voor klaagster om vragen te stellen tijdens het consult. Hij heeft daarop ook gereageerd door
bijvoorbeeld een fundoscopie te verrichten om naar de oogzenuw te kijken. Nergens is het college
gebleken dat haar bipolaire stoornis een rol heeft gespeeld in het onderzoek naar neurologische
afwijkingen. Dat sprake zou zijn van niet- luisteren, onverschillig en discriminerend zijn, kan dan
ook niet worden vastgesteld. Daarmee is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond
zijn.


6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 8 november 2024 door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter,
M.P. Sombroek-van Doorm, lid-jurist, J.A. Carpay, E.J. van Lindert en H. van Santbrink,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.