ECLI:NL:TGZRAMS:2024:237 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7112
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:237 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-11-2024 |
Datum publicatie: | 08-11-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/7112 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een neuroloog. De echtgenote van klager is in december 2020 opgenomen in het ziekenhuis na een herseninfarct en enkele dagen later overleden. Klager vindt met name dat zijn echtgenote geen goede zorg heeft ontvangen.Het college stelt vast dat de neuroloog niet betrokken is geweest bij de zorg aan de echtgenote van klager op de avond en nacht van haar opname in het ziekenhuis. Van de behandeling in die periode kan de neuroloog dan ook geen verwijt worden gemaakt. Met de neuroloog is het college wel van oordeel dat de ingezette behandeling met intraveneuze trombolyse de juiste behandeling is in geval van een herseninfarct en in overeenstemming met de richtlijnen. In deze richtlijnen wordt rekening gehouden met hartaandoeningen en bijvoorbeeld een hoog cholesterol, zoals bij de echtgenote van klager aan de orde was, omdat dat vaker voorkomende aandoeningen zijn bij patiënten met een herseninfarct. Het college is het daarom niet eens met klager dat zijn echtgenote vanwege haar hoge cholesterol een andere behandeling had moeten krijgen; de ingezette behandeling was in lijn met de richtlijn en er is niet gebleken dat er een reden was om daarvan af te wijken. Door een behandeling met intraveneuze trombolyse ontstaat een verhoogd risico op een bloeding in de hersenen en bij een grote bloeding is er een kans dat de patiënt overlijdt. Gemiddeld is de uitkomst voor patiënten met een herseninfarct echter beter met deze behandeling, dan zonder. Bij de echtgenote van klager is deze complicatie helaas opgetreden en zij is ook overleden. De neuroloog kan hiervan geen verwijt worden gemaakt. Klacht kennelijk ongegrond. |
A2024/7112
Beslissing van 8 november 2024
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 8 november 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
neuroloog,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de neuroloog,
gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam te Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 De echtgenote van klager is in december 2020 opgenomen in het E na een herseninfarct
en
enkele dagen later overleden. Klager vindt dat zijn echtgenote geen goede zorg heeft
ontvangen. Ook
vindt hij dat hij te laat erover is geïnformeerd dat zijn echtgenote achteruitging,
waardoor hij
niet bij haar was in het ziekenhuis toen zij overleed.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 29 februari 2024;
- het aanvullende klaagschrift op 2 april 2024;
- het aanvullende klaagschrift op 16 april 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 24 juli 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
2.3 Klager heeft tegelijkertijd een klacht ingediend tegen een collega van de neuroloog.
In die
zaak (zaaknummer A2024/6977) doet het college vandaag eveneens uitspraak. Deze beslissing
gaat
alleen over het handelen van de neuroloog.
3. De feiten
3.1 De echtgenote van klager, geboren in 1946, is in de avond van 2 december 2020
opgenomen in
het E na een herseninfarct. Na binnenkomst in het ziekenhuis is een CT-scan van
haar hersenen
gemaakt en is een behandeling gestart met intraveneuze trombolyse, anti-stollingsmedicatie.
3.2 Die nacht ging de echtgenote van klager achteruit. Er is opnieuw een CT-scan
van de hersenen
gemaakt en daarop was dit keer een grote bloeding te zien. Klager is gebeld om naar
het ziekenhuis
te komen. In het ziekenhuis heeft een collega van de neuroloog een gesprek met klager
gevoerd,
waarbij is uitgelegd dat de situatie van zijn echtgenote zorgelijk was.
3.3 Op 4 december 2020 werd vanwege een verdenking op een longontsteking gestart
met antibiotica.
Die dag vond opnieuw een gesprek met klager plaats, waarbij werd uitgelegd dat de
situatie zeer
zorgelijk was en in ieder geval de komende 24 uur afgewacht moest worden. Met klager
werd
afgesproken dat een niet-reanimeren en niet-IC beleid zou worden gevoerd.
3.4 Op 5 december 2020 vond opnieuw een familiegesprek plaats. Er werd afgesproken
dat de
situatie over 48 uur opnieuw beoordeeld zou worden. Als er dan geen verbetering
zou zijn
opgetreden, werd afgesproken verder een abstinerend beleid te voeren, wat betekent
dat er geen
behandeling meer plaatsvindt om het leven te verlengen.
3.5 Op 6 december 2020 omstreeks 06:00 uur ’s ochtends was de echtgenote van klager
bij controle
stabiel. Die ochtend werd zij verzorgd en gewassen. Daarna werd haar ademhaling
plotseling onrustig
en is zij overleden.
3.6 De neuroloog was van 3 tot en met 6 december 2020 als supervisor verantwoordelijk
voor de
zorg aan de echtgenote van klager. Hij heeft haar gezien tijdens visites op 4 en
5 december 2020. Bovengenoemde gesprekken met klager zijn gevoerd door de zaalartsen,
die het
eerste aanspreekpunt voor de familie waren. Enige tijd na het overlijden van de
echtgenote van
klager heeft de neuroloog een gesprek gevoerd met klager waarin hij het beloop en
de behandeling
heeft toegelicht.
4. De klacht en de reactie van de neuroloog
4.1 Klager heeft zijn klachten in drie klaagschriften uiteengezet. Omdat verschillende
klachtonderdelen met elkaar samenhangen, ziet het college aanleiding om deze gezamenlijk
te
beoordelen. In de kern verwijt klager de neuroloog:
a) dat de zorg aan zijn echtgenote niet goed en ondeskundig is geweest. Zo heeft zij
een
‘standaardbehandeling’ gekregen terwijl zij vanwege haar hoge cholesterol een andere
behandeling
had moeten krijgen en was het chaotisch op de afdeling waar zijn echtgenote was
opgenomen;
b) dat is nagelaten om hem te bellen toen zijn echtgenote achteruitging. Hierdoor
is zij overleden
zonder dat klager bij haar was.
4.2 De neuroloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de neuroloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neuroloog. Bij de beoordeling
wordt
rekening gehouden met de voor de neuroloog geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) de zorg aan de echtgenote van klager
5.2 Het college stelt vast dat de neuroloog niet betrokken is geweest bij de zorg
aan de
echtgenote van klager op de avond en nacht van haar opname in het ziekenhuis. Van
de behandeling in
die periode kan de neuroloog dan ook geen verwijt worden gemaakt. Met de neuroloog
is het college
wel van oordeel dat de ingezette behandeling met intraveneuze trombolyse de juiste
behandeling is
in geval van een herseninfarct en in overeenstemming met de richtlijnen. In deze
richtlijnen wordt
rekening gehouden met hartaandoeningen en bijvoorbeeld een hoog cholesterol, zoals
bij de
echtgenote van klager aan de orde was, omdat dat vaker voorkomende aandoeningen
zijn bij patiënten
met een herseninfarct. Het college is het daarom niet eens met klager dat zijn echtgenote
vanwege
haar hoge cholesterol een andere behandeling had moeten krijgen; de ingezette behandeling
was in
lijn met de richtlijn en er is niet gebleken dat er een reden was om daarvan af
te wijken.
5.3 Door een behandeling met intraveneuze trombolyse ontstaat een verhoogd risico
op een bloeding
in de hersenen en bij een grote bloeding is er een kans dat de patiënt overlijdt.
Gemiddeld is de
uitkomst voor patiënten met een herseninfarct echter beter met deze behandeling,
dan zonder. Bij de
echtgenote van klager is deze complicatie helaas opgetreden en zij is ook overleden.
De neuroloog
kan hiervan geen verwijt worden gemaakt.
5.4 De echtgenote van klager was opgenomen op de ‘stroke care unit’, een afdeling
waar mensen met
een herseninfarct of hersenbloeding worden opgenomen. Het college kan zich voorstellen
dat klager
het daar onrustig heeft gevonden omdat op zo’n afdeling veel controles plaatsvinden
en patiënten
ook door middel van apparatuur in de gaten worden gehouden. Er zijn geen aanwijzingen
dat het er op de afdeling chaotisch aan toe ging.
5.5 Klager verwijt de neuroloog dat zijn echtgenote was aangesloten op ‘handhavingsapparatuur’.
Vanwege het risico op complicaties mocht zij maar vijftien minuten aangesloten blijven,
maar hier
is geen rekening mee gehouden, aldus klager. Uit het dossier blijkt dat de echtgenote
van klager
aangesloten is geweest op apparatuur om de bloeddruk en de zuurstofsaturatie van
het bloed in de
gaten te houden. Zulke apparatuur is niet schadelijk en heeft geen risico van bloedingen,
zoals
klager meent. De echtgenote van klager werd niet kunstmatig beademd. Het verwijt
slaagt niet.
5.6 Het college oordeelt dat niet is gebleken dat de zorg aan de echtgenote van
klager
ondeskundig of op een andere manier niet goed is geweest. Het eerste klachtonderdeel
is ongegrond.
Klachtonderdeel b) het bellen bij achteruitgang
5.7 Klager verwijt de neuroloog dat hij niet gebeld is toen zijn echtgenote achteruitging.
Hierdoor was hij niet bij zijn echtgenote toen zij overleed.
5.8 Het college kan zich goed voorstellen dat het voor klager heel naar is dat hij
niet bij zijn
echtgenote was op het moment zij overleed. Hij hoorde pas van haar overlijden toen
hij heel kort
daarna in het ziekenhuis aankwam. Naast het feit dat klager zijn echtgenote heeft
verloren, moet
het voor hem heel verdrietig zijn dat hij geen afscheid van haar heeft kunnen nemen
en er op dat
moment niet voor haar kon zijn.
5.9 Uit het dossier blijkt dat verschillende keren met klager is besproken dat de
situatie heel
zorgelijk was. Ook blijkt dat de echtgenote van klager tijdens de controles in de
nacht voor haar
overlijden stabiel was. Na haar verzorging in de ochtend is haar toestand plotseling
achteruitgegaan en is zij snel daarna overleden. Dit gebeurde zo plotseling dat
er geen tijd is
geweest om klager te waarschuwen. Dat is verdrietig, maar niet verwijtbaar. Ook
dit klachtonderdeel
is ongegrond.
Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond
zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 8 november 2024 door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter,
M.P. Sombroek-van Doorm, lid-jurist, J.A. Carpay, E.J. van Lindert en H. van Santbrink,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.