ECLI:NL:TGZRAMS:2024:232 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7038
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:232 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-11-2024 |
Datum publicatie: | 08-11-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/7038 |
Onderwerp: | Niet of te laat verwijzen |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen vier zorgverleners kennelijk ongegrond. Klaagster heeft een klacht ingediend tegen drie neurochirurgen en een neuroloog die betrokken waren bij de herbeoordeling van de resultaten van neurologisch onderzoek en een eerder gemaakte MRI (in het kader van een second opinion). De zorgverleners hebben de eerdere diagnose bevestigd en klaagster vervolgens terugverwezen naar het ziekenhuis waar zij aanvankelijk is gezien. Klaagster verwijt de zorgverleners onder andere dat zij haar - tegen haar wens in - niet hebben overgenomen als patiënt. Het college overweegt dat het uitvoeren van de second opinion niet betekent dat klaagster recht had op overname van de behandeling. Medisch gezien was er geen reden voor overname. De omstandigheid dat hier sprake is van een zeldzame tumor, maakt dit niet anders. |
A2024/7038
Beslissing van 8 november 2024
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 8 november 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de neurochirurg,
gemachtigde: mr. I, werkzaam te D.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster had een zwelling in haar hals, waarvoor de huisarts haar heeft verwezen
naar een
neuroloog in het E in F. Klaagster is daar neurologisch onderzocht en er is een
MRI gemaakt. In
verband met verdenking van een cervicaal schwannoom (zeldzame zenuwtumor in de hals)
is klaagster –
op haar verzoek – voor een second opinion (tweede mening) naar het G verwezen. De
Tumorwerkgroep,
waaraan de neurochirurg heeft deelgenomen, heeft haar situatie besproken en geadviseerd:
“Vervolgen. Bij groei of klachten resectie”. Klaagster werd voor verdere behandeling terugverwezen
naar het E.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, inclusief DVD, ontvangen op 19 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlage.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster, geboren in 1962, is op 30 december 2013 bij haar huisarts op consult
geweest. De huisarts voelde een zwelling in de hals en heeft een echo gemaakt. In
verband met een
afwijking op de echo is klaagster voor een consult naar een neuroloog in het E verwezen.
Deze
neuroloog heeft klaagster neurologisch onderzocht en er is een eerste MRI gemaakt
(3 januari 2014).
Bij de beoordeling van de MRI werd gedacht aan een schwannoom (een zeldzame, meestal
goedaardige
zenuwtumor). In zijn brief van 6 maart 2014 geeft de neuroloog aan dat de casus
van klaagster is
besproken in het neuro- oncologisch overleg in het E, mede met neurochirurgische
inbreng vanuit het
H en dat toen een wait-and-scan-beleid is afgesproken.
3.2 Op 6 maart 2014 is op verzoek van klaagster een second opinion gevraagd aan het
G. In het multidisciplinair overleg (hierna: MDO) van de tumorwerkgroep Neuro-oncologie
zijn op 1
april 2014 de resultaten van het neurologisch onderzoek en de eerder gemaakte MRI
beoordeeld en
besproken. De werkgroep heeft de diagnose van het E bevestigd en geadviseerd: “Asymptomatische
laesie passend bij schwannoom. Vervolgen. Bij groei of klachten resectie.” De neurochirurg was als
lid van de tumorwerkgroep bij dit overleg betrokken.
3.3 Klaagster is vervolgens terugverwezen naar het E waar het wait-and-scan beleid
is uitgevoerd.
Door groei van het schwannoom moest klaagster in een later stadium operaties ondergaan.
4. De klacht en de reactie van de neurochirurg
4.1 Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij haar – tegen haar uitdrukkelijke
wens in – heeft
terugverwezen naar het E en dat het G haar niet als patiënt heeft overgenomen.
4.2 De neurochirurg heeft verklaard dat hij niet bij de behandeling van klaagster
was betrokken,
maar wel bij het neuro-oncologische overleg op 1 april 2014. Er is geen landelijke
richtlijn voor
de behandeling en opvolging van schwannomen. Zonder aan het schwannoom gerelateerde
klachten wordt
veelal een afwachtend beleid gevoerd met periodieke MRI-scans ter beoordeling van
de groeisnelheid.
Het behandelplan van het E was vergelijkbaar met wat het G zou hebben aangehouden.
Het G had geen
reden aan te nemen dat het E de noodzakelijke zorg niet kon verlenen. De neurochirurg
heeft het
college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de neurochirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neurochirurg. Bij de
beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de beroepsgroep geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat de neurochirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3 Volgens de KNMG-richtlijn ‘Niet aangaan of beëindigen van de behandelovereenkomst’
mag een
zorginstelling op organisatorische gronden weigeren een behandelovereenkomst aan
te gaan. Het
college volgt het verweer dat het G onvoldoende capaciteit heeft om alle patiënten
die voor een
second opinion worden verwezen zelf vervolgzorg te bieden. Alleen als de noodzakelijke
zorg in het
E niet geboden zou kunnen worden of op expliciet verzoek van de verwijzer, had het
G de behandeling
van klaagster over moeten nemen.
5.4 Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid heeft de neuroloog van het G die de second
opinion
uitvoerde, het neuro-oncologisch MDO om een oordeel gevraagd zodat de bevindingen
vanuit meerdere
disciplines werden beoordeeld. De neurochirurg is door zijn deelname aan het MDO
betrokken geraakt
bij de second opinion. Zijn rol was om op basis van de bevindingen van het neurologisch
onderzoek
te bepalen of er aanleiding was voor chirurgisch ingrijpen vanwege bekneld ruggemerg.
Daarvoor was
op het moment van de second opinion geen indicatie.
5.5 Medisch gezien was er geen reden voor overname. In dit kader wordt opgemerkt
dat in het
neuro-oncologisch overleg van het E, met neurochirurgische inbreng vanuit het H,
een wait-and-scan
beleid was bepaald en dat het G dit beleid bij de second opinion heeft onderschreven.
Een
wait-and-scan beleid hoeft niet in een academisch ziekenhuis plaats te vinden. De
omstandigheid dat
hier sprake is van een zeldzame tumor, maakt dit niet anders.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 8 november 2024 door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter,
M.P.
Sombroek-van Doorm, lid-jurist, J.A. Carpay, E.J. van Lindert en H. van Santbrink,
leden-
beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.