ECLI:NL:TGZRAMS:2024:230 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6878

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:230
Datum uitspraak: 05-11-2024
Datum publicatie: 05-11-2024
Zaaknummer(s): A2024/6878
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster die op het spreekuur bij de huisarts kwam in verband met een luchtweginfectie, verwijt de huisarts dat zij tijdens de consulten van 14 en 21 december 2023 een onjuiste diagnose en dat de huisarts gegevens uit het dossier van klaagster heeft verwijderd. De huisarts stelt dat zij klaagster alleen op 14 december 2023 op het spreekuur heeft gezien en er op dat moment geen sprake was van een longontsteking. Tevens betwist de huisarts dat er sprake is geweest van het verwijderen van gegevens uit het dossier en verzoekt het college de klacht ongegrond te verklaren. Het college is van oordeel dat het onderzoek van de huisarts op 14 december 2023 niet onzorgvuldig is geweest. Het college stelt vast dat de verklaring van de huisarts dat zij klaagster niet heeft gezien en onderzocht op 21 december 2023 wordt ondersteund door aantekeningen in het medisch dossier en logginggegevens. Niet is komen vast te staan dat klaagster op 21 december 2023 is beoordeeld door de huisarts. Van verwijderen van delen uit het dossier is niet gebleken. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

A2024/6878
Beslissing van 5 november 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 5 november 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,

tegen

C,
huisarts,
werkzaam in B,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.F.W. van Zuijlen, werkzaam te Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Verweerster, hierna ook wel de huisarts genoemd, is sinds 23 december 2013 werkzaam als huisarts. Klaagster, hierna ook wel patiënte genoemd, geboren in 1994, is ingeschreven als patiënt in de praktijk waar verweerster drie dagen per week werkzaam is. Klaagster die op dat moment in verwachting was, is op 14 december 2023 op het spreekuur geweest en onderzocht in verband met een luchtweginfectie. Klaagster is op 22 december 2023 zelfstandig naar het ziekenhuis gereden en is daar lange tijd opgenomen geweest op de Intensive Care in verband met een COVID infectie. Tijdens de IC-opname is het ongeboren kind van klaagster overleden. Klaagster verwijt de huisarts dat zij tijdens de consulten van 14 en 21 december 2023 een onjuiste diagnose heeft gesteld en dat de huisarts gegevens uit het dossier van klaagster heeft verwijderd. De huisarts stelt dat zij alleen op 14 december 2023 klaagster op het spreekuur heeft gezien en dat er op dat moment geen sprake was van een longontsteking. Zij betwist dat sprake is geweest van het verwijderen van gegevens uit het dossier. De huisarts heeft het college gevraagd om de klacht ongegrond te verklaren.

2.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 31 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail van klaagster met bijlage van 29 mei 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 20 juni 2024;
- de e-mail van de gemachtigde van verweerster van 11 juli 2024 met in de bijlage de logginggevens over de periode 14 december 2023 tot en met 23 januari 2024;
- de e-mail van klaagster van 25 juli 2024, met bijlagen, waaronder een audiofragment;
- de USB-stick met het per e-mail van 25 juli 2024 toegezonden audiofragment, die op 8 augustus 2024 is doorgezonden aan verweerster.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Verweerster is sinds 23 december 2013 werkzaam als huisarts. Verweerster was ten tijde
van de klacht drie dagen per week, op maandag, dinsdag en donderdag, werkzaam als huisarts in de praktijk waar patiënte is ingeschreven.

3.2 Klaagster, geboren in 1994, heeft op donderdag 14 december 2023 gebeld met de
huisartsenpraktijk voor een afspraak. Ze had blijkens de aantekening in het dossier sinds vier dagen last van keelpijn, hoesten met wat bloederig slijm, een piepende ademhaling, pijn bij het slikken, een stijve nek en pijn op de borst bij inspanning. Ze had drie dagen koorts gehad, maar op dat moment geen koorts en ook geen witte stippen in haar keel. Er werd voor diezelfde dag een afspraak op de praktijk bij de huisarts gepland.

3.3 Op het spreekuur heeft de huisarts uitgevraagd wat de klachten waren.
Hierover is in het dossier het volgende aangetekend onder de letter S (Subjectief)”gister en vandaag helderrood bloed opgehoest, een keer streepje andere keer stipjes bloed. Sputum ene keer groenig, andere keer helder. Geen slijm uit neus. Bij liggen erg benauwd. Zie verslag MR. Rookt nog.” De huisarts heeft lichamelijk onderzoek verricht. Er was geen sprake van koorts, over beide longen hoorde zij normaal ademgeruis (VAG) en de saturatie, het gehalte zuurstof in klaagsters bloed, was 98 procent. De bevindingen zijn in het dossier opgenomen onder de letter O (Objectief):”cf: niet ziek. Obees. Normale huiskleur, norm warm aanvoelen. Norm volzinnen. P100 ra, sat 98. Cor g.a. pulm alle velden VAG. Hoofd hals insp g.a. Oroph g.b. Oort 36.9”. Naar aanleiding van de bevindingen overwoog de huisarts dat geen sprake was van een longontsteking, maar van een virale luchtweginfectie, dan wel van een keelontsteking bij een virale luchtweginfectie. Onder de letter E (Evaluatie) is opgenomen:” Anamn hemoptoe helder rood bloed zonder aanwijzingen pneumonie of anderszins ernstig ziek zijn bij virale LWI, dd wrs pharyngeaal bloed bij pharyngitis bij virale LWI.” Patiënte liet weten dat zij bijna 20 weken zwanger was. Ze kreeg uitleg en werd
gerustgesteld. Als de klachten erger zouden worden of als er sprake was van alarmsymptomen moest zij weer contact opnemen.

3.5 Op woensdag 20 december 2023 heeft patiënte telefonisch contact opgenomen met de praktijk in verband met donkere en sterk riekende urine. In overleg met de collega van verweerster die op woensdag werkzaam was, is gevraagd om urine in te leveren voor een kweek.

3.6 Op donderdag 21 december 2023 heeft klaagster urine ingeleverd. In het dossier is hierover het volgende aangetekend:” S: Mw levert urine in: Sinds 2 dagen klachtgen van vaker en beetjes plassen, koorts+?, voelt zich ziek, heeft vaginale afscheiding. O PRO3+/LEU*/KET3+/NIT- P Urine gestript, klaargelegd om morgen mee te gaan voor kweek (lag is al geweest).”

3.7 Op vrijdag 22 december 2023 heeft klaagster gebeld met de praktijk in verband met toenemende benauwdheid. De collega van verweerster was toen werkzaam en schreef salbutamol, een luchtwegverwijder voor, zonder klaagster te zien. Klaagster heeft de medicatie opgehaald. Hierna is haar situatie verder verslechterd en is zij zelfstandig naar het D gegaan.

3.8 Patiënte is in het D 20 dagen opgenomen geweest op de Intensive Care in verband met respiratoire insufficiëntie bij een COVID infectie. Tijdens de opname op de IC is zij op 29 december 2023 bevallen van een levenloos geboren dochter.

3.9 Na thuiskomst uit het ziekenhuis heeft de huisarts op 23 januari 2023 gebeld met klaagster. Over dit gesprek is voor zover van belang het volgende in het dossier vermeld: “uiteindelijk benoem ik zelf, dat ik van partner en tc gister met PK, begrepen heb, dat pte kritisch is op su 14 dec -> Pte heeft aan, dat ik 2e keer ook pte heb beoordeeld, dag voordat ze zeer ernstig ziek was en bijna dpod. Omdat ze uit zichzelf naar zh is gegaan en arts zei dat dit goed wat anders niet goed gegaan. (..) Hierna wat moeizaam gesprek m.n. door misverstand/vergissing data, vlg pte is ze wel degelijk einde van de middag op 21 dec voor 2ex koor mij onderzocht. Pte benoemt details van die middag, die ik me idd kan herinneren maar dan van do 14 dec. (..)”

3.10 Na dit gesprek heeft de huisarts overlegd met de assistente E, die op donderdag 21 december dienst had. Hierover is op 23 januari 2023 in het dossier aangetekend:” Omdat ik me beoord do 21 dec einde middag echt niet kan herinneren, ook geen consult hiervoor in agenda gezet heb of consult gedclareerd heb, die middag bij E nagevraagd. Ik kan me degelijk wel goed herinneren, dat E met mij overlegd heeft over de klachten en urine stick. E: Pte kwam idd met ongev 2 andere mensen naar praktijk en stond voor E links van balieraam. E heeft uitslag en beleid urine stick met pte besproken. E kan zich ook NIET herinneren, dat ik pte einde middag toch nog in onderzoekskamer of spreekkamer binnen geroepen heb om haar te beoordelen.”


3.11 In de uitdraai van de logginggegevens van het medisch dossier, welke op verzoek van de secretaris van het college is opgevraagd bij verweerster, wordt de naam van verweerster op 14 december 2023 tweemaal vermeld. Op 21 december 2023 zijn er twee notities gemaakt door assistente E en wordt de naam van verweerster niet vermeld op de lijst. Op 22 december 2023 wordt de naam van verweerster niet vermeld, wel die van haar collega-huisarts.

4. De overwegingen van het college
4.1 Allereerst wil het college opmerken dat het beloop van klaagsters medische toestand en
het verlies van klaagsters ongeboren dochtertje tijdens de opname op de IC uiterst verdrietig en ingrijpend is. Het college betuigt zijn oprechte deelneming met dit verlies en wenst klaagster en haar naasten veel sterkte. In het volgende deel zal op zakelijke wijze worden uitgelegd hoe het college tot zijn oordeel is gekomen.

4.2 Welke criteria gelden bij de beoordeling?
De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisartsen geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen. Dit betekent dat wanneer de huisarts niet betrokken is geweest bij (een moment in) de behandeling hij hiervoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden.

4.3 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 In verband met de onderlinge samenhang worden de onderdelen van de klacht integraal besproken. Voor wat betreft de behandeling op 14 december 2023 stelt het college vast dat het onderzoek van de huisarts niet onzorgvuldig is geweest. Uit de bevindingen van dit onderzoek leidt het college af dat er op dat moment geen aanwijzingen waren voor een longontsteking. Er was geen koorts, de saturatie in het bloed was 98% en bij het beluisteren van de longen waren er geen bijzonderheden. De door de huisarts gestelde diagnose acht het college daarom passend bij de bevindingen op dat moment.

4.5 Over de betrokkenheid van de huisarts bij de behandeling van patiënte op 21 december 2023 verschillen de partijen van inzicht. Patiënte heeft de overtuiging dat de huisarts haar eind van de middag na het inleveren van de urine nog lichamelijk heeft onderzocht. De huisarts daarentegen kan zich dit niet herinneren en weerspreekt dit. In het medisch dossier wordt op 21 december 2023 alleen vermeld dat er urine is ingeleverd en de assistente heeft de daarbij behorende klachten en haar onderzoekshandelingen vermeld in het dossier.
Er wordt niets vermeld over een consult met lichamelijk onderzoek op de praktijk door de huisarts.

4.6 Ter ondersteuning van haar verweer heeft de huisarts een afschrift van de logginggegevens in de betreffende periode overgelegd. Van iedere raadpleging en wijziging in het huisartsendossier wordt automatisch op de betreffende naam van de zorgverlener een registratie in een zogenoemde backlog aangelegd. Iedere zorgverlener heeft zijn eigen inlogcode en toegangspas (UZI-pas) waarmee moet worden ingelogd voordat er toegang is tot het medische dossier. In het overzicht van de logginggegevens wordt nadat de zorgverlener heeft ingelogd daarom zichtbaar wie er op welk moment het patiëntendossier inziet dan wel een wijziging daarin aanbrengt. In het door verweerster aangeleverde overzicht van logging van het huisartsendossier van klaagster, wordt de naam van verweerster niet vermeld op 21 december 2023, alleen tweemaal de naam van de assistente. Het college stelt vast dat de verklaring van de huisarts dat zij patiënte niet heeft gezien en onderzocht op 21 december 2023 wordt ondersteund door de aantekeningen in het huisartsendossier en door de logginggegevens. Het college concludeert dan ook dat niet is komen vast te staan dat klaagster op 21 december 2023 is beoordeeld door verweerster. Voor zover de klacht zich richt tegen de behandeling op 21 december 2023 moet deze dus worden afgewezen.

4.7 Van het verwijderen van delen uit het dossier door de huisarts is het college niet gebleken. Klaagster heeft niet duidelijk gemaakt welke delen van het dossier dan zouden zijn verwijderd. Ook daarvan had in het overzicht van de logginggegevens iets zichtbaar moeten zijn geweest, maar dat is niet het geval.

Slotsom

4.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

5 De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 5 november 2024 door A.M. van Amsterdam, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, A. Medema, I. Weenink en J.W. Sollie, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door A. Tingen, secretaris.