ECLI:NL:TGZRAMS:2024:227 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam a2024/6795
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:227 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-11-2024 |
Datum publicatie: | 01-11-2024 |
Zaaknummer(s): | a2024/6795 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klagers hebben klachten ingediend tegen in totaal zeven verpleegkundigen. De klachten zien op de behandeling van de vader van klagers op de afdeling Intensive Care van het ziekenhuis en de bejegening van klagers en hun vader. Het college komt tot het oordeel dat de klachten tegen de zeven verpleegkundigen kennelijk ongegrond zijn. |
A2024/6795
Beslissing van 1 november 2024
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 1 november 2024 op de klacht van:
A, B, C, D, E, F, G en H,
woonplaats kiezende te I, klagers,
gemachtigde: A, wonende te I (de hiervoor als eerste genoemde klaagster),
tegen
J,
verpleegkundige,
destijds werkzaam te I,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige, gemachtigde: K, werkzaam te I.
1. De zaak in het kort
1.1 De vader van klagers is geopereerd in verband met strottenhoofdkanker. Daarna
heeft hij
gedurende drie periodes, tot aan zijn overlijden, op de afdeling Intensive Care
(IC) van het
ziekenhuis gelegen. Verweerster was een van de IC-verpleegkundigen die zorg heeft
verleend aan de
vader van klagers. De klacht gaat over de zorgverlening en over hoe klagers en hun
vader zijn
bejegend.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 november 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 6 december 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 28 december 2023;
- de uitspraak van de klachtcommissie van het ziekenhuis, ontvangen op 6 februari
2023 van
klagers;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 21 mei 2024;
- de brief van de gemachtigde van de verpleegkundige van 25 juli 2024, binnengekomen
op 26 juli 2024, met de bijlagen.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klagers zijn de kinderen van de heer L, geboren op 1 juli 1940 (hierna: de
patiënt). De
patiënt is op 29 augustus 2022 geopereerd in het M (het ziekenhuis) in verband met
een
larynxcarcinoom (strottenhoofdkanker). Er is een totale laryngectomie (verwijdering
strottenhoofd)
uitgevoerd met nagenoeg totale thyreoïdectomie (verwijdering schildklier) en hals(lymfe)
klierdissectie. Uit het medisch dossier blijkt dat de patiënt, naast de oncologische
problematiek,
bekend was met nierfunctiestoornissen, hepatitis A, coeliakie, diabetes mellitus
type II en
hypertensie.
3.2 Na de operatie op 29 augustus 2022 heeft de patiënt op de afdeling Intensive
Care van het
ziekenhuis gelegen. Hierna is de patiënt op 30 augustus 2022 voor verder herstel
naar de
verpleegafdeling gegaan.
3.3 Op 2 september 2022 is de patiënt vanaf de verpleegafdeling opnieuw opgenomen
op de IC in
verband met pneumosepsis met sufheid, hoge koorts, nierinsufficiëntie en ontregelde
diabetes.
Tijdens de opname op de IC bleek er sprake te zijn van een slijmfistel, waaraan
de patiënt op 23
september 2022 is geopereerd. Enige dagen na die operatie ontstond bij de patiënt
een ernstige
infectie vanuit zijn stuitwond, waarvoor op 27 september 2022 een necrotectomie
op de operatiekamer
plaatsvond.
3.4 Op 11 oktober 2022 is de patiënt naar de verpleegafdeling gegaan en op 17 november
2022 is de
patiënt naar huis ontslagen.
3.5 Op 29 november 2022 is de patiënt heropgenomen op de verpleegafdeling van het
ziekenhuis in
verband met algehele malaise bij een hoge verdenking op een pneumonie. In de ochtend
van 30
november 2022 is de patiënt acuut in een septische episode geraakt. Er was sprake
van orgaanfalen
en besloten werd om de patiënt op te nemen op de IC. Hierbij werd een beperking
aan de duur van de
opname op de IC gesteld van maximaal 48 uur. In de avond van 1 december 2022 verslechterde
de
gezondheidstoestand van de patiënt. Die avond is hij, op 82-jarige leeftijd, overleden.
3.6 De verpleegkundige was een van de verpleegkundigen op de IC die zorg hebben verleend
aan de
patiënt.
4. De klachten en de beoordeling
4.1 De klacht van de klagers betreft de zorg van zeven IC-verpleegkundigen op
de IC van het
ziekenhuis voor de patiënt tijdens de drie genoemde opnameperioden in het tijdsbestek
van 30 augustus 2022 tot de datum van overlijden van de patiënt op 1 december 2022.
In de (aanvullende) klachtbrieven hebben klagers per IC-verpleegkundige een aantal
klachten genoemd. Een aantal van die klachten is in het algemeen in identieke bewoordingen
tegen alle, dan wel een aantal, verpleegkundigen geuit. Het betreft klachten van onder
meer verpleegtechnische en communicatieve aard. Deze algemene, identiek luidende klachten
zullen, voor zover ze ook tegen de verpleegkundige zijn gericht, hierna worden gerubriceerd
in twee categorieën A en B en deze klachtonderdelen zullen door het college per categorie
worden besproken. Omdat uitgangspunt is dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor hun eigen handelen, zal het college bij die klachtonderdelen telkens beoordelen
of er enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van specifiek deze verpleegkundige
kan worden vastgesteld.
4.2 Daarnaast hebben klagers een aantal klachten specifiek gericht tegen alleen
de
verpleegkundige. Deze klachten en het daartegen gevoerde verweer zullen daarna afzonderlijk
worden
besproken.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.3 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige.
Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en
andere
professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen
is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
De algemene klachten
4.4 De algemene klachten, gericht tegen onder meer de verpleegkundige, worden in
de volgende twee
categorieën onderverdeeld:
A. VERPLEEGTECHNISCH HANDELEN;
B. BEJEGENING EN COMMUNICATIE;
Categorie A. VERPLEEGTECHNISCH HANDELEN
4.5 Klagers verwijten de verpleegkundige dat:
A.1. zij patiënt te lang op een vies matje bij zijn stuit lieten liggen zodat het
begon te ruiken;
A.2. zij de stuitwond niet verzorgde en dat alleen de wondverpleegkundige dit deed;
A.3. zij de mond van patiënt niet goed heeft verzorgd waardoor hij een zieke tong
kreeg en geen
eetlust meer had;
A.4. zij de hals van patiënt te weinig verzorgde, alleen als de arts kwam;
A.5. zij de saturatie niet goed in de gaten hield;
A.6. er wondjes op het lichaam van de patiënt werden gevonden waarvoor geen verklaring
was;
A.7. zij beddengoed waarop ontlasting zat niet direct verschoonde.
4.6 Ad A.1. en A.2.
Klagers vinden dat de patiënt onvoldoende is verzorgd, waardoor een stuitwond onnodig
is ontstaan,
dat de stuitwond onvoldoende is verzorgd en de verpleegkundige de patiënt te lang
op een matje
heeft laten liggen waardoor de wond ging ruiken.
De verpleegkundige kan zich ook in dit verwijt niet vinden. Zij heeft toegelicht dat
een
decubituswond bij een ernstig zieke en kwetsbare patiënt moeilijk te voorkomen is,
zeker als sprake
is van diabetes en een slechte voedingstoestand, zoals bij de patiënt. De verpleegkundige
heeft er,
samen met een wondverpleegkundige en de arts, alles aan gedaan om erger te voorkomen
maar helaas is
de wond gaan necrotiseren, waardoor geur is ontstaan. Dit komt niet door het te
lang liggen op een
matje. Dat klagers niet hebben gezien dat de verpleegkundigen de wond verzorgden
komt, omdat dit
onderdeel was van de ochtendzorg vóór het bezoekuur begon.
Het college stelt vast dat de verpleegkundige inzichtelijk heeft gemaakt dat en hoe
de doorligwond
is verzorgd en dat zij heeft geprobeerd erger te voorkomen. Daarnaast blijkt uit
het verpleegkundig
dossier dat er dagelijks wondzorg is geweest. Het dossier biedt geen steun voor
de stelling dat de
wond is ontstaan of verergerd door gebrekkige verzorging en deze stelling is ook
overigens door
klagers op geen enkele wijze onderbouwd. De geur kan zeer wel zijn ontstaan als
gevolg van een
necrotiserende wond en (dus) niet zijn ontstaan door een gebrekkige verzorging en/of
het lange
liggen op een matje (voor zover dit laatste al het geval is geweest). Derhalve zijn
ook deze
klachten ongegrond.
4.7 Ad A.3.
Het verwijt dat de verpleegkundige de mond van de patiënt niet goed zouden hebben
verzorgd wordt
weersproken door de verpleegkundige. Zij stelt dat het gebit als standaard onderdeel
van de
verzorging elke dag werd verzorgd.
Het college stelt vast dat het dossier geen enkele steun biedt voor de stelling van
klagers. Nu dit
ook niet op enige andere manier concreet is onderbouwd zal ook dit klachtonderdeel
ongegrond worden
verklaard.
4.8 Ad A.4.
Klagers verwijten de verpleegkundige dat de hals van de patiënt alleen werd verzorgd
als de familie
erop wees dat er pus en viezigheid uitkwam en als de arts langskwam.
De verpleegkundige heeft hiertegen aangevoerd dat de hals van de patiënt tweemaal
per dag werd
verzorgd.
Het college is van oordeel dat klagers deze klacht onvoldoende concreet hebben onderbouwd.
Het
college heeft verder geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat de hals van de
patiënt niet
dagelijks werd verzorgd. In het verpleegkundig dossier wordt met regelmaat aantekening
gemaakt van de toestand van de halswond en de verzorging daarvan. Ook deze klacht
is daarom ongegrond.
4.9 Ad A.5.
Dat de saturatie niet goed in de gaten gehouden zou zijn, zoals klagers menen, wordt
door de
verpleegkundige weersproken. De patiënt was aangesloten op een monitor die ook op
de centrale
monitor bij de verpleegkundigenbalie in de gaten werd gehouden. Op een alarm werd
direct gereageerd
en de patiënt werd zo nodig diep-tracheaal uitgezogen.
Het college acht het goed mogelijk dat klagers wel eens aan de bel hebben getrokken
als er op de
kamer van patiënt een alarm afging. Dat betekent echter niet dat de verpleegkundige
de saturatie
niet goed in de gaten hielden. Omdat ook deze klacht onvoldoende concreet is onderbouwd
is de
klacht ongegrond.
4.10 Ad A.6.
Klagers benoemen onverklaarbare wondjes en dopjes of ander afval die zij soms in
het bed van de
patiënt aantroffen. Het college begrijpt dat klagers menen dat de wondjes het gevolg
zijn van de
genoemde aangetroffen spullen, hetgeen de verpleegkundige wordt verweten.
De verpleegkundige herkent het gemaakte verwijt niet. Er zijn ook geen aantekeningen
in het
verpleegkundig dossier van onverklaarbare wondjes gemaakt. Omdat dergelijke situaties
zich niet
hebben voorgedaan, meent de verpleegkundige dat deze klacht niet-ontvankelijk moet
worden
verklaard.
Anders dan de verpleegkundige verzoekt zal het college deze klacht wel ontvankelijk,
maar evenals
de eerdere klachtonderdelen, ongegrond verklaren. Het college kan niet vaststellen
dat er sprake
was van onverklaarbare wondjes die al dan niet het gevolg zouden zijn geweest van
in bed
achtergebleven spullen. Reeds om die reden kan niet worden vastgesteld dat de verpleegkundige
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.11 Ad A.7.
Klagers hebben op enig moment vlekken op een kussensloop gezien en vonden dat deze
sloop direct
vervangen moest worden. Zij merkten daarbij op dat het geen wonder was dat de patiënt
resistente
bacteriën had.
De verpleegkundige stelt dat niet zij, maar een andere verpleegkundige tegen wie geen
klacht is
ingediend, betrokken is geweest bij dit voorval.
Het college kan op grond van het dossier niet vaststellen dat de verpleegkundige bij
dit voorval
betrokken is geweest nu de verpleegkundige dit gemotiveerd heeft betwist. Reeds
daarom dient dit
klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.
Categorie B. BEJEGENING EN COMMUNICATIE
4.12 Klagers verwijten onder meer de verpleegkundige:
B.1. onbeleefd taalgebruik.
4.13 Ad B.1.
Klagers stellen de verpleegkundige meerdere malen te hebben horen zeggen: “We hebben
onze work-out
wel gehad vandaag”, na het op de zij draaien van de patiënt.
De verpleegkundige stelt dat haar niets bijstaat van een dergelijke uitspraak.
Het college stelt vast dat de lezingen van de van partijen uiteenlopen. Nu het college
in de
stukken geen aanknopingspunt heeft gevonden dat de verpleegkundige een dergelijke
uitspraak heeft
gedaan, kan het college niet vaststellen dat de verpleegkundige zich onbeleefd heeft
uitgelaten.
Reeds om die reden kan ook dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard.
De specifiek tegen de verpleegkundige (verweerster) gerichte klachten
4.14 Klagers verwijten de verpleegkundige het volgende:
I. vergeten medicatie aan te sluiten en hierover lachend een opmerking maken en
weigeren de hand
van de patiënt te verzorgen;
II. zonder uitleg wegnemen van een iPad;
III. ten onrechte laten doorlopen van insulinepomp.
4.15 Ad I.
Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij tweemaal de medicatie van de patiënt
was vergeten aan
te sluiten en daarbij lachend de opmerking maakte: “story of my life”. Klagers verwijten
de
verpleegkundige verder dat zij heeft geweigerd om zorg te verlenen. Op een bepaald
moment waren de
pleisters op de hand van de patiënt losgeraakt en dit zorgde voor irritatie. Op
het verzoek van
klagers om de hand van de patiënt te verzorgen zou de verpleegkundige hebben geantwoord
dat dit een
mooi klusje voor de avonddienst was.
De verpleegkundige herkent zich niet in deze verwijten. Ook de uitspraken en de manier
van
communiceren passen niet bij haar als persoon. In het dossier is geen melding gemaakt
van vergeten
medicatie.
Het college constateert dat de weergaven van de partijen verschillen. Ook stelt het
college vast
dat in het dossier geen melding is gemaakt van vergeten medicatie. Wat er precies
is gebeurd, wat
er is gezegd en op welke toon kan het college niet vaststellen. Het college kan
daarom niet
beoordelen of de verpleegkundige verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel
is ongegrond.
4.16 Ad II.
Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij op een bepaald moment, zonder iets
te zeggen, de iPad
uit de kamer van de patiënt heeft weggehaald en pas uren later heeft teruggebracht.
De verpleegkundige heeft toegelicht dat de IC-afdeling over een paar iPads beschikt
zodat patiënten
kunnen communiceren met de familie. De iPads zijn geen persoonlijk leenitem voor
specifieke
patiënten. Mogelijk moest de iPad worden opgeladen of mocht een andere patiënt hier
gebruik van
maken. De verpleegkundige herkent zich echter niet in het verwijt dat zij de iPad
zonder enige
toelichting heeft meegenomen.
Het college kan niet vaststellen dat de verpleegkundige zonder iets te zeggen de iPad
uit de kamer
van de patiënt heeft weggehaald. De lezingen van partijen lopen uiteen, waardoor
het college niet
kan vaststellen wat er is gebeurd en reeds daarom niet kan vaststellen dat er van
enig
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake is. Ook dit klachtonderdeel is daarom
ongegrond.
4.17 Ad III.
Volgens klagers heeft de verpleegkundige op een bepaald moment de insulinepomp laten
doorlopen,
terwijl de sondevoeding gestopt was.
Het college stelt op basis van de aantekeningen in het dossier vast dat dit verwijt
betrekking
heeft op een voorval op 17 september 2022. In het dossier is door een andere verpleegkundige
genoteerd: ”Insuline liep per abuis nog 2 uur langer door na stop SV. Laatste gluc
na stoppen was
3,6”. Uit het dossier blijkt niet dat de verpleegkundige hierbij, of in de dienst
hiervoor,
betrokken is geweest. Ook dit specifieke klachtonderdeel tegen de verpleegkundige
is daarom
ongegrond. Overigens merkt het college op dat hier geen sprake is geweest van een
tuchtrechtelijk
verwijtbare gedraging, omdat de glucosewaarde niet alarmerend laag is geweest en
uit het dossier
blijkt dat er onmiddellijk corrigerende acties zijn ingezet.
Slotsom
4.18 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond
zijn.
Afsluitende overweging
4.19 Afsluitend hecht het college eraan op te merken dat uit het dossier blijkt
dat de opnames van
de patiënt - in de eerste plaats voor de patiënt, maar ook voor de familie, de verpleegkundigen
en
medische zorgverleners - zeer inspannend en intensief zijn geweest. Het college
begrijpt dat het
ziekbed en het overlijden van de patiënt de familie veel zorg, spanning en verdriet
heeft gegeven.
Zij waren heel betrokken en waren vaak en met velen aanwezig. De patiënt was een
man op hoge
leeftijd en had een complexe gezondheidstoestand. Naast de oncologische problematiek
had hij ook
andere aandoeningen waardoor hij kwetsbaar was. De verpleegkundigen hebben in deze
complexe setting
intensieve zorg verleend aan de patiënt en zijn familie begeleiding geboden en hebben
daar veel
tijd, moeite en aandacht aan gegeven. Het college vindt het spijtig dat deze periode
is afgesloten
met een bij klagers levend gevoel van onbehagen, ontevredenheid en, zo maakt het
college uit hun bewoordingen op, ook boosheid over de verleende zorg en begeleiding.
Dit terwijl de verpleegkundigen, zo is het college uit de stukken afdoende duidelijk
geworden, in die voor iedereen moeilijke situatie enorm hun best hebben gedaan om
de patiënt goed te verplegen en te verzorgen.
5. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 1 november 2024 door A. van Maanen, voorzitter, E. Pans,
lid-jurist,
W.M.E. Bil, J.H. Hunink en I.M. Bonte, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
S. Verdaasdonk, secretaris.