ECLI:NL:TGZRAMS:2024:226 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6794

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:226
Datum uitspraak: 01-11-2024
Datum publicatie: 01-11-2024
Zaaknummer(s): A2024/6794
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klagers hebben klachten ingediend tegen in totaal zeven verpleegkundigen. De klachten zien op de behandeling van de vader van klagers op de afdeling Intensive Care van het ziekenhuis en de bejegening van klagers en hun vader. Het college komt tot het oordeel dat de klachten tegen de zeven verpleegkundigen kennelijk ongegrond zijn.

A2024/6794
Beslissing van 1 november 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 1 november 2024 op de klacht van:


A, B, C, D, E, F, G en H,
woonplaats kiezende te I, klagers,
gemachtigde: A, wonende te I (de hiervoor als eerste genoemde klaagster),


tegen


J,
verpleegkundige,
destijds werkzaam te I,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige, gemachtigde: K, werkzaam te I.


1. De zaak in het kort
1.1 De vader van klagers is geopereerd in verband met strottenhoofdkanker. Daarna heeft hij
gedurende drie periodes, tot aan zijn overlijden op de afdeling Intensive Care (IC) van het
ziekenhuis gelegen. Verweerster was een van de IC-verpleegkundigen die zorg heeft verleend aan de
vader van klagers. De klacht gaat over de zorgverlening en over hoe klagers en hun vader zijn
bejegend.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 november 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 6 december 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 28 december 2023;
- de brief van de gemachtigde van klagers van 5 februari 2024 met de bijlage, ontvangen op 6
februari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 21 mei 2024;
- de brief van de gemachtigde van de verpleegkundige van 25 juli 2024, binnengekomen
op 26 juli 2024, met de bijlagen.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Klagers zijn de kinderen van de heer L, geboren op 1 juli 1940 (hierna: de patiënt). De
patiënt is op 29 augustus 2022 geopereerd in het M (het ziekenhuis) in verband met een
larynxcarcinoom (strottenhoofdkanker). Er is een totale laryngectomie (verwijdering strottenhoofd)
uitgevoerd met nagenoeg totale thyreoïdectomie (verwijdering schildklier) en hals(lymfe)
klierdissectie. Uit het medisch dossier blijkt dat de patiënt, naast de oncologische problematiek,
bekend was met nierfunctiestoornissen, hepatitis A, coeliakie, diabetes mellitus type II en
hypertensie.

3.2 Na de operatie op 29 augustus 2022 heeft de patiënt op de afdeling Intensive Care van het
ziekenhuis gelegen. Hierna is de patiënt op 30 augustus 2022 voor verder herstel naar de
verpleegafdeling gegaan.

3.3 Op 2 september 2022 is de patiënt vanaf de verpleegafdeling opnieuw opgenomen op de IC in
verband met pneumosepsis met sufheid, hoge koorts, nierinsufficiëntie en ontregelde diabetes.
Tijdens de opname op de IC bleek er sprake te zijn van een slijmfistel, waaraan de patiënt op 23
september 2022 is geopereerd. Enige dagen na die operatie ontstond bij de patiënt een ernstige
infectie vanuit zijn stuitwond, waarvoor op 27 september 2022 een necrotectomie op de operatiekamer
plaatsvond.

3.4 Op 11 oktober 2022 is de patiënt naar de verpleegafdeling gegaan en op 17 november 2022 is de
patiënt naar huis ontslagen.

3.5 Op 29 november 2022 is de patiënt heropgenomen op de verpleegafdeling van het ziekenhuis in
verband met algehele malaise bij een hoge verdenking op een pneumonie. In de ochtend van 30
november 2022 is de patiënt acuut in een septische episode geraakt. Er was sprake van orgaanfalen
en besloten werd om de patiënt op te nemen op de IC. Hierbij werd een beperking aan de duur van de
opname op de IC gesteld van maximaal 48 uur. In de avond van 1 december 2022 verslechterde de
gezondheidstoestand van de patiënt. Die avond is hij, op 82-jarige leeftijd, overleden.

3.6 De verpleegkundige was een van de verpleegkundigen op de IC die zorg hebben verleend aan de
patiënt.

4. De klachten en de beoordeling
4.1 De klacht van de klagers betreft de zorg van zeven IC-verpleegkundigen op de IC van het
ziekenhuis voor de patiënt tijdens de drie genoemde opnameperioden in het tijdsbestek van 30 augustus 2022 tot de datum van overlijden van de patiënt op 1 december 2022. In de (aanvullende) klachtbrieven hebben klagers per IC-verpleegkundige een aantal klachten genoemd. Een aantal van die klachten is in het algemeen in identieke bewoordingen tegen alle, dan wel een aantal, verpleegkundigen geuit. Het betreft klachten van onder meer verpleegtechnische en communicatieve aard. Deze algemene, identiek luidende klachten zullen, voor zover ze ook tegen de verpleegkundige zijn gericht, hierna worden gerubriceerd in twee categorieën A en B en deze klachtonderdelen zullen door het college per categorie worden besproken. Omdat het uitgangspunt is dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen, zal het college bij die klachtonderdelen telkens beoordelen of er enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van specifiek deze verpleegkundige kan worden vastgesteld.

4.2 Daarnaast hebben klagers een klacht specifiek gericht tegen alleen de verpleegkundige. Deze
klacht en het daartegen gevoerde verweer zal daarna afzonderlijk worden besproken.

4.3 Welke criteria gelden bij de beoordeling?
De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

De algemene klachten
4.4 De algemene klachten, gericht tegen onder meer de verpleegkundige, worden in de volgende twee
categorieën onderverdeeld:
A. VERPLEEGTECHNISCH HANDELEN;
B. BEJEGENING EN COMMUNICATIE.

Categorie A. VERPLEEGTECHNISCH HANDELEN
4.5 Klagers verwijten de verpleegkundige dat:
A.1. er wondjes op het lichaam van de patiënt werden gevonden waarvoor geen verklaring was;
A.2. zij beddengoed waarop ontlasting zat niet direct verschoonde.

4.6 Ad A.1.
Klagers benoemen onverklaarbare wondjes en dopjes of ander afval die zij soms in het bed van de
patiënt aantroffen. Het college begrijpt dat klagers menen dat de wondjes het gevolg zijn van de
genoemd aangetroffen spullen, hetgeen de verpleegkundige wordt verweten.

De verpleegkundige herkent het gemaakte verwijt niet. Er zijn ook geen aantekeningen in het
verpleegkundig dossier van onverklaarbare wondjes gemaakt. Omdat dergelijke situaties zich niet hebben voorgedaan, meent de verpleegkundige dat deze klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Anders dan de verpleegkundige verzoekt zal het college deze klacht wel ontvankelijk, maar ongegrond
verklaren. Het college kan niet vaststellen dat er sprake was van onverklaarbare wondjes die al dan
niet het gevolg zouden zijn geweest van in bed achtergebleven spullen. Reeds om die reden kan niet
worden vastgesteld dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.7 Ad A.2.
Klagers hebben op enig moment vlekken op een kussensloop gezien en vonden dat deze sloop direct
vervangen moest worden. Zij merkten daarbij op dat het geen wonder was dat de patiënt resistente
bacteriën had.

De verpleegkundige stelt dat niet zij, maar een andere verpleegkundige tegen wie geen klacht is
ingediend, betrokken is geweest bij dit voorval.

Het college kan op grond van het dossier niet vaststellen dat de verpleegkundige bij dit voorval
betrokken is geweest nu de verpleegkundige dit gemotiveerd heeft betwist. Reeds daarom dient dit
klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.

Categorie B. BEJEGENING EN COMMUNICATIE
4.8 Klagers verwijten onder meer de verpleegkundige:
B.1. onbeleefd taalgebruik.

4.9 Ad B.1.
Klagers stellen de verpleegkundige meerdere malen te hebben horen zeggen: “We hebben onze work-out
wel gehad vandaag”, na het op de zij draaien van de patiënt.

De verpleegkundige stelt dat haar niets bijstaat van een dergelijke uitspraak.

Het college stelt vast dat de lezingen van de van partijen uiteenlopen. Nu het college in de
stukken geen aanknopingspunt heeft gevonden dat de verpleegkundige een dergelijke uitspraak heeft
gedaan, kan het college niet vaststellen dat de verpleegkundige zich onbeleefd heeft uitgelaten.
Reeds om die reden kan ook dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard.

De specifiek tegen de verpleegkundige (verweerster) gerichte klacht
4.10 Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij op onbeleefde en kwade toon tegen de familie
heeft gezegd: “Jullie mogen niet met zovelen in de kamer”. Ook zou zij hebben gezegd dat de familie
niet met z’n vieren op de gang mocht wachten, terwijl een andere patiënt in de naastgelegen kamer
op dat moment wel vier bezoekers had.

De verpleegkundige stelt dat zij zich niet herkent in de opmerking en de beschrijving van haar
persoon. Wel merkt zij op dat zij de familie van de patiënt vaak heeft moeten wijzen op het
toegestane aantal bezoekers. Omwille van de rust en de privacy van patiënten is het niet de
bedoeling dat er meerdere personen op de afdeling staan.

Het college volgt de uitleg van de verpleegkundige over het aantal bezoekers. Indien er door de
aanwezigheid van de bezoekers (mogelijk) onrust ontstaat op de afdeling, is het terecht dat de
bezoekers hierop worden aangesproken. Hoe de verpleegkundige dit exact heeft verwoord en welke toon
zij daarbij gebruikte is voor het college niet te beoordelen. Dit maakt dat het college ook niet
kan vaststellen of de verpleegkundige tuchtrechtelijk tekortgeschoten is in de bejegening van
klagers. Ook deze specifiek tegen de verpleegkundige ingediende klacht is ongegrond.

Slotsom
4.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond
zijn.

Afsluitende overweging
4.12 Afsluitend hecht het college eraan op te merken dat uit het dossier blijkt dat de opnames van
de patiënt - in de eerste plaats voor de patiënt, maar ook voor de familie, de verpleegkundigen en
medische zorgverleners - zeer inspannend en intensief zijn geweest. Het college begrijpt dat het
ziekbed en het overlijden van de patiënt de familie veel zorg, spanning en verdriet heeft gegeven.
Zij waren heel betrokken en waren vaak en met velen aanwezig. De patiënt was een man op hoge
leeftijd en had een complexe gezondheidstoestand. Naast de oncologische problematiek had hij ook
andere aandoeningen waardoor hij kwetsbaar was. De verpleegkundigen hebben in deze complexe setting
intensieve zorg verleend aan de patiënt en zijn familie begeleiding geboden en hebben daar veel
tijd, moeite en aandacht aan gegeven. Het college vindt het spijtig dat deze periode is afgesloten
met een bij klagers levend gevoel van onbehagen, ontevredenheid en, zo maakt het college uit hun
bewoordingen op, ook boosheid over de verleende zorg en begeleiding. Dit terwijl de
verpleegkundigen, zo is het college uit de stukken afdoende duidelijk geworden, in die voor
iedereen moeilijke situatie enorm hun best hebben gedaan om de patiënt goed te verplegen en te
verzorgen.

5. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 1 november 2024 door A. van Maanen, voorzitter, E. Pans, lid-jurist,
W.M.E. Bil, J.H. Hunink en I.M. Bonte, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
S. Verdaasdonk, secretaris.